„typering van het milieu" heeft het hoofdstuk „de natuurgebieden" onze bijzondere aandacht gehad. De globale opsomming van waar in het landelijk gebied de natuurwetenschappelijke kwaliteiten te vinden zijn, verwonderde ons niet. Het weidegebied van de Eem met de vele broedende weidevogels, de stuif- zandgronden van de Lange Duinen, de Korte Duinen en de Zoom, de naaldhoutbossen op de hoge droge gronden, kleine percelen eiken- en berkenbos en frag menten heideterreinen zijn als deze gebieden met na tuurwetenschappelijke kwaliteit aan te merken. Met de opsomming van de gebiedsdelen van het lan delijk gebied waarop de bestemming natuurgebied is gelegd, vermeld op de pagina's 94 en 95 van de alge mene toelichting, kunnen wij ons wel verenigen. De algemene toelichting stelt terecht, dat naast de eigenlijke natuurgebieden ook de landschappelijke kwaliteiten van het agrarisch gebied in het bestem mingsplan bescherming moeten vinden. Wij zijn het ermede eens, dat aan sommige delen van het agrarisch gebied de bestemming agrarische doel einden C (van landschappelijke waarde) is gegeven. De opsomming van die delen op pag. 99 van de alge mene toelichting onderschrijven wij. De onderverde ling in een viertal agrarische doeleinden: A - boerderijen, waarbij het systeem van de agrari sche bouwpercelen wordt gevolgd; B - produktiegebied; C - van landschappelijke waarde en D - van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde, wordt door ons aanvaard. Ik sluit mij in dit opzicht aan bij de opmerkingen die de heer Van Pop- pelen heeft gemaakt naar aanleiding van de positie van de agrariërs. Voor agrariërs betekent een aantal van deze aspecten beperkingen in de agrarische be drijfsvoering en ik begrijp, dat de heer Van Poppelen zegt, dat dat economisch gesproken niet over de rug gen van de agrariërs mag gebeuren. Dat is ook onze mening. Wij vinden dat wanneer agrariërs beperkt worden in het agrarische gebruik van de bodem, er van de kant van de overheid ook financiële tegemoet koming tegenover moet staan. Ik ben het verder eens met de opvatting van de heer Van Poppelen dat de betekenis van de boer als beheerder van het landschap bepaald niet te onderschatten is. Het is overigens naar onze indruk zo, dat met de vo renbedoelde indeling in een viertal bestemmingen agrarische doeleinden in zeer belangrijke mate aan de verlangens van de agrariërs wordt tegemoet gekomen. Bij de bespreking van de bezwaarschriften in het alge meen kom ik hierop terug. Een groot vraagteken stelt onze fractie bij hetgeen in de algemene toelichting over verblijfsrecreatie wordt opgemerkt. Ik sluit mij aan bij de opmerkingen die mevrouw Korthuis dienaangaande heeft gemaakt. Het standpunt in de algemene beschrijving van het plan komt neer op een volstrekte afwijzing. Verblijfsrecrea tie in het bos- en het natuurgebied van Soest is, voor zover ze zich afspeelt op kampeer-, caravan- en zo merhuisjesterreinen, niet meer op haar plaats. Als een soort van concessie wordt dan vervolgens gezegd dat de gemeente in regionaal verband zal aftasten om in de regio toch nog een kampeerterrein te handhaven of te realiseren. Dit is wel een uiterst merkwaardige con structie. Soest, met een tamelijk omvangrijk grondge bied, met een grote mate van natuurschoon, gaat te zamen met buurgemeenten na waar een kampeerter rein gevestigd zou kunnen worden. De conclusie lijkt voor de hand liggend, dat de gemeente Soest dan zelf het meest aangewezen is voor een dergelijk kam peerterrein. Onze fractie meent, dat er aanleiding is het standpunt ten aanzien van verblijfsrecreatie in deze gemeente te herzien. Het standpunt in het ontwerp- bestemmingsplan wordt in hoofdzaak ontleend aan het streekplan Utrechtse Heuvelrug. Bedacht moet worden dat dit streekplan dateert van 1962, wat de voorbereidingen betreft. Sedertdien is het kamperen met tent en caravan sterk toegenomen. De afstand van de steden in het westen naar de Veluwe is voor velen te groot. Te gemakkelijk wordt gesteld, dat dag recreatie de natuurgebieden minder belast dan ver blijfsrecreatie. Er is reden om die stelling ernstig te betwijfelen. Onze fractie meent dat onze gemeente zich niet mag afsluiten voor verblijfsrecreatie, die zich bedient van tenten, caravans en zomerhuisjes. In het kader van de bespreking van de bezwaarschriften, in algemene zin, kom ik hierop terug. Wat het regionale wegenpatroon betreft (pag. 144 van de algemene toelichting) een enkele opmerking. Als het dan toch f-&n de bouw van de rijksweg 28 komt, zou het dan denkbaar zijn dat de gemeenten Soest, Leusden en Amersfoort te zamen met de pro vincie proberen te bereiken, dat de gronden ten noor den van deze weg, dus tussen de bestaande Amers- foortseweg en de te bouwen rijksweg 28, in principe gebruikt worden, waar nodig, voor militaire doelein den? Zo ja, dan zou de Leusderheide ten zuiden van1 de te bouwen rijksweg 28 vrijkomen van militaire be stemmingen en volledig voor recreatie kunnen worden gebruikt. Als dat zou lukken, zou een groot gedeelte van de pijn door de bouw van de rijksweg 28 mogelijk wat verzacht worden. Wil het college dit initiatief ne men? Uit het enthousiaste gepraat dat ik nu hoor, maak ik op dat u enthousiast bent over dit voorstel. Deze suggestie is overigens aanzienlijk minder dwaas dan ze misschien op het eerste gezicht lijkt. Ze wordt wezenlijk in de kring van kamerfracties waarin de be handeling van de begroting van het ministerie van verkeer en waterstaat nog moet plaats vinden en de rijksweg 28 nog steeds in discussie is, in de discussie betrokken en ik zou het erg juist vinden wanneer de basis (dat zijn wij) in dit opzicht ook van zich zou doen weten. Ik ben voor de aanleg van de rijksweg 28; ik vind dat die pijn genomen moet worden. Maar als wij er de winst uit zouden kunnen putten, dat de Leusderheide ten zuiden van de rijksweg 28 meer dan tot nu toe voor recreatie beschikbaar zou kunnen komen, dan zou althans een stuk van die pijn minder erg zijn. Heeft het college kennis genomen van het artikel van ir. Dijksterhuis in de uitgave Verkeerskunde van de A.N.W.B. van januari jl.waarin de heer Dijksterhuis bepleit de bouw van de rijksweg 28 tussen Soester- berg en de zuidelijke rondweg om Amersfoort met het oog op het natuurschoon van de Leusderheide achterwege te laten en de weg om Soesterberg heen te leiden en vervolgens over de Vlasakkers ten noorden van de bestaande Amersfoortsestraat naar de Stichtse Rotonde? Hebben burgemeester en wethouders dat artikel al kunnen bestuderen? Wat is hun mening over dat alternatief? Wij zijn het er zeer mee eens, dat de rijksweg 80, die een volstrekt heilloze zaak zou zijn geweest, van de kaart is verdwenen; wij mogen tot doorh 52

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1975 | | pagina 53