tenverenigingen. Onze fractie begrijpt niet goed, waar
om het niet mogelijk zou zijn aan het verzoek van de
Amsterdamse Lichtbond om een 25-tal caravans op
haar terrein te gebruiken tegemoet te komen. Het
eigendom van deze instelling is, naar ik meen, bijna 8
ha groot. Voor degenen die het beginsel van naturis
me huldigen, zijn de mogelijkheden om dat beginsel
praktisch tot uitvoering te brengen, in ons land heel
gering. De Amsterdamse Lichtbond heeft zeer veel
gedaan om het zo te maken, dat iemand die zich aan
het naturisme niet wil storen, dat niet behoeft te doen.
Men verblijft daar veelal een weekend. Wanneer men
daar een beperkt aantal caravans voor verblijfsrecrea-
tie zou hebben, zou men niet op zaterdagavond naar
huis behoeven te gaan om op zondagmorgen terug te
keren. Wij zouden het zeer waarderen indien toch
aan dit bezwaarschrift tegemoet gekomen zou kunnen
worden.
Met hetgeen het college schrijft naar aanleiding van de
bezwaarschriften nrs. 38 tot en met 40 van de heren
Schuring en Higler en van mevrouw en de heer Emmen
kunnen wij ons verenigen.
Wat het bezwaarschrift nr. 41 van de Stichtse Milieu
federatie aangaat, zijn wij toch niet helemaal over
tuigd door het antwoord van het college, dat aan de
Langeindse Maten niet de bestemming agrarische
doeleinden C, zoals de milieufederatie voor dit ge
bied vraagt, maar de bestemming agrarisch productie
gebied moet worden toegekend. Wij delen ook de me
ning van de milieufederatie dat de mogelijkheid in
artikel 25 nieuwe bouwpercelen toe te kennen be
perkt moet blijven tot de bestemming agrarische doel
einden B.
Een aantal opmerkingen gemaakt in het bezwaar
schrift van de Werkgroep Ontwikkeling Eemland (nr.
42) heeft in hetgeen wij te berde hebben gebracht
ruime aandacht van onze fractie gehad. Evenals trou
wens de bezwaren in stuk nr. 43 van de werkgroep
H.L.K. en de Werkgroep Milieu.
De bezwaarschriften nr. 44 (staatsbosbeheer) en nr.
45 (Genie) geven ons geen aanleiding tot het maken
van opmerkingen.
Wat de ambtshalve overwegingen betreft kunnen we
ons verenigen met de wijziging van de plankaart we
gens het verbeteringsplan voor de Eem, omdat het
hier medewerking aan de uitvoering van een besluit
van provinciale staten betreft. Met het voorstel betref
fende het boerderijkamperen zijn wij het eens.
Wij blijven het een goed bestemmingsplan vinden. De
omvang is ons niet groot genoeg. Kortend moet er
onzes inziens bij. Aan agrarische belangen is naar onze
mening in zeer redelijke mate tegemoet gekomen.
Dat is niet het geval ten aanzien van de verblijfsrecrea-
tie. Op enkele punten zullen wij veranderingen voor
stellen of amendementen van anderen ondersteunen,
maar zonder enige reserve blijven wij stellen, dat wij
graag meedoen aan de vaststelling van dit bestem
mingsplan.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik mag consta
teren dat u in het algemeen instemming met het plan
Landelijk Gebied heeft betuigd. Het is voor het colle
ge van burgemeester en wethouders een verlichting
dat wij aan het einde van een ontzaglijk lange periode
van voorbereiding komen. De voorbereiding van het
onderhavige plan heeft enorm beslag gelegd op onze
ambtelijke ruimte en wij zullen geweldig blij zijn
wanneer dit stuk bij ons van de tafel verdwenen zal
zijn en waarschijnlijk een jaar zal doorbrengen op de
bureaus van de provinciale griffie.
Toen wij begonnen met de voorbereiding van het
plan, waren er wel de Tweede Nota over de ruimtelij
ke ordening, die een beetje lang geleden tot stand is
gekomen en het streekplan Utrechtse Heuvelrug,
maar was de nieuwere literatuur die ons tegenwoor
dig overstroomt, nog niet verschenen. Wat de nieuwe
literatuur betreft is vanuit de raad gewezen op de
Oriënteringsnota over de ruimtelijke ordening, de dis
cussienota Streekplan Utrecht-Oost en de nota's die
de staatssecretaris van cultuur, recreatie en maatschap
pelijk werk het licht heeft doen zien, waaronder de
nota betreffende de relatie tussen landbouw en na
tuur en landschapsbeleid, waarin ook nog eens duide
lijk het belang van de landbouw ook voor onze hele
cultuurwaarden en voor onze hele landelijke omge
ving centraal wordt gesteld. In de laatstgenoemde no
ta staat onder andere dat de landbouwer als beheer
der van het landschap een uitermate waardevolle
functie vervult. In de nota van de staatssecretaris
wordt er al op gepreludeerd, dat wanneer het beheer
van het landschap voorop zou komen te staan en dus
het uitoefenen van het landbouwbedrijf om bepaalde
redenen naar het tweede plan zou moeten worden ge
drongen, daar ook financiële consequenties van de zij
de van de overheid tegenover moeten staan. Ik wil
met deze opmerking geen verwachtingen wekken,
want het kan nog wel heel erg lang duren. Ik geloof
dat er ook bij ons geen enkel verschil van mening is
over de waarde van de landbouw ook in onze omge
ving en in ons natuurgebied. Ik ben er blij mee, dat
uit uw opmerkingen toch wel is gebleken, dat u vindt
dat in het ontwerp-bestemmingsplan Landelijk Ge
bied wat de belangen van de landbouw de belangen
dergenen die veel waarde hechten aan het natuurge
bied en de belangen van de recreanten betreft, de ba
lans behoorlijk in evenwicht is en zeker niet uitslaat
ten nadele van de landbouw.
Ten aanzien van de opmerking van mevrouw Kort-
huis dat het jammer is, dat de raad zich met het plan
Landelijk Gebied heeft moeten bezighouden in de
heel drukke begrotingstijd, geloof ik dat wij langza
merhand niet meer al te veel rekening kunnen houden
met begrotingstijden en vakantietijden. Ik heb hier
ook eens gehoord, dat wij stukken niet ter inzage
moeten leggen in vakantietijden. Wij zijn het daar in
principe wel mee eens, maar wanneer wij rekenen
met de vakantiespreiding, geloof ik dat langzamer
hand de maanden van het jaar zo eng worden, dat wij
van u wel moeten vragen om ook in tijden waarin u
toch al druk bezet bent, ook nog aandacht aan zaken
als de onderhavige te blijven besteden.
Er is van uw kant een aantal algemene beschouwin
gen gehouden waar het college helemaal achter staat.
Er is gezegd dat het totaal een sluitende regeling be
vat. Er is gesproken over het prachtige open karakter
van de polder dat wij hier zouden moeten behouden.
Er is kortom een aantal opmerkingen gemaakt die
ons college bijzonder aanspreken en waaraan wij graag
ook bij de uitwerking van het plan aandacht willen
besteden.
Ten aanzien van de hoop en de verwachting van me
vrouw Korthuis dat het college toezegt, dat wanneer
het gebruik wil maken van de mogelijkheden van vrij
stelling of de mogelijkheden van wijzigingen in het
plan, waarbij de gemeenteraad formeel niet kan wor-
56