De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Zoals u
ziet, komen in de motie enkele doorhalingen voor. Ik
heb met twee van de drie mede-ondertekenaren over
leg gepleegd, nl. met mevrouw Korthuis en de heer
Van Poppelen. Zij hebben als hun mening naar voren
gebracht, een mening waar ik begrip voor heb, dat zij
het liefste in deze motie volstaan met zorg uit te spre
ken over wat de verstedelijkingsnota over ons zou
kunnen brengen en het liefst niet in die motie zouden
zien opgenomen enkele zaken die er oorspronkelijk
wel in stonden over afleiding naar andere gebieden.
Daarvan hebben zij het gevoel dat wij ons dan zouden
bemoeien met zaken die ons niet zozeer aangaan. Dit
heb ik veranderd. De heer Visser hoort dit nu voor het
eerst. Hij heeft een andere motie getekend. Ik heb
geen overleg met hem kunnen plegen. Als hij zijn
handtekening zou willen terugtrekken, zou hij daartoe
natuurlijk het volste recht hebben. Het is mij echter
veel waard, dat wij er bij de minister van volkshuis
vesting en ruimtelijke ordening vóór 1 juli blijk van
geven dat wij veel zorg hebben over de ontwikkeling
die voor Utrecht in de verstedelijkingsnota wordt ge
schetst. Door de commissie voor ruimtelijke ordening
wordt voorgesteld a.s. maandagavond over de tekst
van deze motie nog even te spreken, ook wat betreft
de aanvulling die er nu uit is geschrapt.
De VOORZITTER: Door de heer Lange, mevrouw
Korthuis-Elion, de heren Van Poppelen en Visser
wordt de volgende motie voorgesteld:
„De raad van de gemeente Soest,
overwegende,
dat in de Oriënteringsnota wordt uitgesproken, dat
het beleid, gericht op een meer evenwichtige sprei
ding van bevolking, werkgelegenheid en voorzienin
gen over ons land, moet worden voortgezet,
vaststellende,
dat de keuze van de regering voorlopig is gevallen op
een inrichtingsbeleid, dat uit gaat van, waar mogelijk
kleine stadsgewesten, waar onvermijdelijk grotere
stadsgewesten, van niet al te hoge woon-dichtheden,
van strenge eisen vanuit het natuurlijk milieu en van
de open ruimten,
dat het beleid gericht zal zijn op beperking van de be
volkingsoverloop uit de steden,
dat de Regering, in de Verstedelijkingsnota mee deelt,
dat het spreidingsbeleid er op gericht moet zijn de be
volkingsontwikkeling van het Noorden niet te laten
terug vallen en evenwicht te brengen in de ontwikke
ling van het Westen enerzijds, door vermindering van
het te verwachten vertrek, en Noord-Brabant en Gel
derland anderzijds, door verlichting van de te verwach
ten druk op deze provincies,
dat in de struktuurschets voor de verstedelijking
wordt aangegeven dat in de stadsgewesten Utrecht en
Amersfoort tussen 1980 en 1990 ongeveer 42 duizend
woningen moeten worden gebouwd, waarvoor in de
bestaande plannen voor ongeveer 20 duizend woningen
plaats is,
dat van de overige 22 duizend woningen in Baarn en
Soest er 3 tot 6 duizend gebouwd moeten worden,
dat na 1990 met name in het Amersfoortse gebied
nieuwe bouwmogelijkheden beschikbaar moeten ko
men,
van mening,
dat de voorgenomen bouw van 42 duizend woningen
een te zware belasting zal vormen voor het, in omvang,
zeer beperkte Utrechtse gebied,
dat dit zeker geldt ten aanzien van de genoemde aan
tallen woningen voor Baarn en Soest,
dat uitvoering van dit voornemen zal leiden tot verde
re aantasting van de thans nog bestaande open ruimten
en van landschappelijk waardevolle gebieden, zoals de
Utrechtse Heuvelrug, de Eempolder en het Kromme
Rijngebied,
dat door deze bevolkingsconcentratie in het kwetsbare
centrum van ons land, geen recht wordt gedaan aan
de doelstelling van een meer evenwichtige spreiding
van de bevolking over ons land,
van mening dat in ieder geval de naar zijn oordeel on
gunstige ruimtelijke ontwikkelingen in het centrum
en in het oosten van de provincie Utrecht, alsmede
die in de gemeente Soest, moeten worden omgebogen,
verzoekt Burgemeester en Wethouders in het kader
van de inspraakprocedure inzake de verstedelijkings
nota, deze motie ter kennis te brengen van de Minis
ter van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening."
De heer VISSER: In grote lijnen kan Progressief
Soest, mevrouw de voorzitter, meegaan met de rich
ting van de ontwikkeling zoals het college van burge
meester en wethouders deze in zijn aanbevelingen in
de raamstructuur 1976 aangeeft. Dit neemt evenwel
niet weg, dat wij nu reeds enige koerscorrecties willen
aanbrengen op het kaartmodel B in de raamstruc
tuur; wij willen dit als uitgangspunt kiezen boven
kaartmodel A.
Het valt op dat het college, alvorens het zijn aanbeve
lingen doet, geen korte algemene doelstellingen heeft
geformuleerd. Er ontbreekt trouwens in het totale
ontwikkelingsplan ook maar enige filosofie en, wat
ook belangrijk is, het instrumentale kader om de ont
wikkelingen in de gewenste richting te sturen. Deson
danks menen de progressieven van D'66, de P.P.R.
en de P.S.P. het college van burgemeester en wet
houders het voordeel van de twijfel te moeten geven
en zich in die zin positief te moeten opstellen, hetgeen
niet wegneemt, dat wij kritisch blijven staan tegenover
dit halve ontwikkelingsei, dat op 28 januari van dit
jaar in de brandweerkazerne werd gelegd, maar dat
altijd nog beter is dan de lege ontwikkelingsdop die
wij in 1974 en 1975 voorgeschoteld hebben gekregen.
Wat betreft de „tussentijdse koerscorrecties" - zo staat
het letterlijk in de aanbieding van deze raamstructuur -
die het plan mogelijkerwijze nog kan ondergaan, stel
len wij dat ze de burger niet zijn rechtszekerheid mogen
ontnemen. Indien ze sterk afwijken van wat deze
avond wordt vastgelegd, menen wij dat het ontoelaat
baar is als hierover niet in brede kring kan worden ge
sproken en als de raad hierbij niet in een vroegtijdig
stadium wordt betrokken. Bovendien kunnen derge
lijke koerscorrecties aanleiding geven tot situaties,
zoals bij het plan Zuidereng zijn voorgekomen, waar
bij niemand in deze gemeente gebaat is.
Structuurplan of ontwikkelingsplan, het harde ge
vecht zal geleverd moeten worden bij de uitwerking
in bestemmingsplannen. Wel dwingt het ontwikke
lingsplan de gemeenteraad moreel om de komende
vijfjaar geen gekke sprongen te maken en verplicht
het het college van burgemeester en wethouders niet
voor de verstedelijkingsnota en de uitbreidingsmodel
len van het capaciteitsbegrenzende streekplan Utrecht-
Oost door de knieën te gaan. Dan denk ik met name
aan de krankzinnige krantekop in de Gooi- en Eem-
lander van 6 april: „Voorzitter van Kamer van Koop
handel in Amersfoort: bouw van 6000 woningen tus-
119