De heer VAN DER DUSSEN: De aansluiting via het
Driftje kan niet meer gebruikt worden, omdat de
Centrumweg erlangs loopt. Men komt dan te dicht bij
de spoorlijn. Bij een wat grotere afstand van de Cen
trumweg tot de spoorlijn is het heel goed mogelijk
om het interne verkeer van Soest-Zuid naar het Soes-
terveen te verdelen over de Kolonieweg (het Driftje)
en de Ossendamweg. Men moet ook niet vergeten dat
het verkeer komende uit Soesterberg in feite met het
aanvaarden van een Centrumweg om de noord nog
nergens afgeleid wordt. Ik denk aan het verkeer van
het Soesterveen naar Soesterberg, het gehele woon
werkverkeer van Soest naar de vliegbasis; dit alles zal
toch op een of andere manier van Zuid naar het Soes
terveen moeten kunnen gaan. Hoe meer overwegen
men daarvoor kan gebruiken, hoe beter het is. Zodra
wij echter die weg vlak langs de spoorlijn leggen, ver
valt de connectiemogelijkheid tussen die twee delen
van Soest.
De heer DE WILDE: Betekent dat, dat er geen over
weg gemaakt zou kunnen worden? Is daarvoor dan de
ruimte te gering geworden?
De heer VAN DER DUSSEN: Ik weet wel zeker dat
de richtlijnen van de Spoorwegen - ik kan vanavond
natuurlijk niet spreken namens de N.S. - zo luiden dat
men niet een nieuwe kruising mag hebben direct na
een overweg. Het verkeer dat de overweg kruist,
komt dan op de Centrumweg terecht, men moet dit
kruisen en soms oprijden. Men moet voorsorteren en
men moet wachten, zodat daar een grote verwevenheid
ontstaat van verkeerssoorten, een verwevenheid die op
die plek gewoon niet thuishoort. Men moet echt pro
beren het centrumgebied, het gebied van het Soester
veen en het gebied van Soest-Zuid op verscheidene ma
nieren bereikbaar te houden. Ik meen dat dit een heel
belangrijk punt is. Die bochten in de weg zijn niet erg.
Vooral de overweg op de Ossendamweg, die op het
ogenblik toch al een heet hangijzer vormt, zal dit in de
toekomst blijven, als het de enige overgang blijft.
De VOORZITTER: In verband met zijn motie heeft
de heer De Wilde nog vragen gesteld over de ruimte
die wij nog nodig hebben. Tot 1991 meen ik dat wij
genoeg hebben aan de Boerenstreek en Klein Engen-
daal.
De heer VAN POPPELEN: Ik meen dat wij dan voor
uit kunnen tot het jaar 2000. Dit heb ik voorgerekend.
De VOORZITTER: Neen, neen, tot 1991. Er wordt
voor gepleit vanavond een uitspraak te doen over een
groot aantal gebieden. In de motie van de heer De
Wilde komen de gebieden voor: Soestdijk-Noord, het
gebied aan de Stadhouderslaan en Kortend. Na even
de andere leden van het college geraadpleegd te heb
ben, meen ik te kunnen zeggen dat wij gemakkelijker
zouden kunnen meegaan met het doen van een vrij
definitieve uitspraak over Kortend en Soestdijk-Noord
dan over de gebieden aan de Stadhouderslaan. Het is
toch wel moeilijk helemaal geen wisselgeld in de hand
te houden.
De heer LANGE: Büjft nog altijd ons voorstel om
het gebied tussen de Stadhouderslaan en de Inspec
teur Schreuderlaan eventueel wél te bestemmen.
De VOORZITTER: Dat bedoel ik ook. Wij menen dat
het stuk tussen de Stadhouderslaan en de Inspecteur
Schreuderlaan nog wel moet worden gereserveerd
voor eventuele toekomstige woningbouw. Het college
heeft er geen moeite mee definitief uit te spreken dat
in Kortend géén woningbouw mag plaats vinden. Nu
is het mij echter niet helemaal duidelijk, wat u met
Soestdijk-Noord bedoelt.
De heer DE WILDE: Het gebied dat in de plannen
voorkomt met 500 woningen. In de nota „primaire
ontwikkelingsmodellen" zijn op blz. 15 met hoofdlet
ters al die gebieden aangeduid. Ik doel dan op letter
A.
De VOORZITTER: U hebt het in uw motie allereerst
over het gebied tussen de Stadhouderslaan en de In
specteur Schreuderlaan. Dit is het gebied, dat de heer
Lange eventueel wél wil bebouwen. Het is ook het ge
bied, waarvan burgemeester en wethouders erg veel
moeite hebben om er nu een definitieve uitspraak over
te doen. Wij hebben het niet moeilijk met Soestdijk-
Noord en met Kortend.
De heer LANGE: Met een definitieve uitspraak om
het gebied tussen Stadhouderslaan en Inspecteur
Schreuderlaan wél te bebouwen hebt u géén moeite?
De heer OLDENBOOM: Wij kunnen natuurlijk hele
maal geen definitieve uitspraken doen!
De heer DE WILDE: Jawel! Dat kan de heer Olden-
boom wel vinden, maar ik wil wél een definitieve uit
spraak vragen. Ik ben bereid de zaak gemakkelijker
te maken door de motie te splitsen, en wel zodanig
dat aparte uitspraken worden gedaan over Kortend -
ik begrijp dat u die motie dan wilt overnemen - en
over Soestdijk-Noord en de Stadhouderslaan. Over
het laatste wil ik wél een uitspraak.
De heer LANGE: Moet dat nu in de vorm van een
motie? Kan het niet gewoon zijn een conclusie, die
het college trekt uit dit debat?
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter. Ik zou
geen motie hebben ingediend, als u had gezegd dat u
het eens was met onze fractie. U zei evenwel dat u
nog geen uitspraak wilde. Dan kom je er niet met het
verhaal dat je het eigenlijk anders wil. Dan moet je ge
woon een raadsuitspraak vragen. Daarin zit niets on-
oirbaars.
De VOORZITTER: Hierin heeft de heer De Wilde
groot gelijk. Hij splitst zijn motie nu in twee delen.
Enerzijds vraagt hij een uitspraak over Kortend. An
derzijds vraagt hij een uitspraak over Soestdijk-Noord
en de Stadhouderslaan. Ik geloof dat wij nu geen mo
tie nodig hebben om ons als gemeenteraad achter het
niet bebouwen van Kortend te scharen.
De heer DE WILDE: Als u die motie overneemt, is
het wat mij betreft goed.
De VOORZITTER: Het college is daartoe bereid. Wij
hebben dan de door de heer De Wilde bedoelde uit
spraak over Kortend gedaan. Trekt u nu het andere
stuk van uw motie in?
De heer DE WILDE: Pertinent niet, al moet ik strij
dende ten onder gaan: ik wil een uitspraak over de
stelling, dat Baarn en Soest niet aan elkaar mogen
groeien.
De VOORZITTER: Wij hebben het begrepen. De mo
tie die overblijft, luidt nu wat de laatste alinea betreft:
„terwijl ook in de verdere toekomst niet gebouwd mag
worden in Soestdijk-Noord en aan de Stadhouders
laan.".
Het college van burgemeester en wethouders adviseert
de raad deze motie niet aan te nemen. Wij vinden het
toch wat moeilijk Soest zover af te grendelen dat
ook daar niets meer zou kunnen gebeuren. Nu begrijp
ik dat de raad niet duidelijk voor ogen heeft wat in dit
verband onder „Soestdijk-Noord" moet worden ver-