De heer DE WILDE: Ik wijs nogmaals op de lijst,
voorkomende op blz. 15 van „De primaire ontwikke
lingsmodellen". Onder A komt Soest-Noord voor; daar
zijn in beginsel 500 woningen gepland. Onder B komt
voor Stadhouderslaan; daar zijn 300 woningen ge
pland. De Stadhouderslaan ligt, van Soest en Baarn uit
gezien, aan de rechterkant en Soestdijk-Noord aan de
linkerkant. Het gaat mij erom te voorkomen dat het
gehele gebied tot aan de grens van Soest met 800
woningen wordt volgebouwd.
(Desgevraagd wijst de heer HULSBERGEN op de
kaart beide gebieden aan).
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter. Over Soest
dijk-Noord zijn wij het eens. Over de Stadhouderslaan
blijft een verschil van mening bestaan.
De heer DE WILDE: Dan zou ik de motie opnieuw
kunnen splitsen. Daar is geen bezwaar tegen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat wij het eens zijn
met betrekking tot Soestdijk-Noord, zodat de laatste
alinea van de motie van de heer De Wilde thans komt
te luiden:
„terwijl ook in de verdere toekomst niet gebouwd
mag worden aan de Stadhouderslaan.".
Om precies te zijn: hiermee wordt bedoeld het gebied,
liggend tussen de Stadhouderslaan, de Inspecteur
Schreuderlaan en de Noorderweg.
Wat het verkeer betreft, heeft de heer Goote nog ge
zegd dat wij toch meer aandacht moeten besteden aan
de wielrijders en de voetgangers. Ik heb in eerste in
stantie al gezegd dat dit ook duidelijk onze bedoeling
is, maar dat wij nu alleen de raamstructuur vastleggen.
De vulling daarvan komt nog aan de orde.
De heer Visser heeft een vraag gesteld over de Wiek-
sloterplas. Dit is in de eerste plaats een gebiedsaandui-
ding. Vroeger hebben wij al eens gesproken over de
Wieksloterplas. Als Overhees 3 en 4 bebouwd worden,
zal hiervoor bijzonder veel zand nodig zijn. Als je dit
in Soest zelf zou kunnen vinden, is het veel goedko
per en dan lijkt het zinnig om een plas te maken, die
kan worden gebruikt ten behoeve van de lokale recrea
tie. Dit staat geheel buiten het feit dat wij in het
streekplan Utrecht-Oost heel andere verhalen over de
Wieksloterplas hebben kunnen lezen. Dit komt echter
niet overeen met onze bedoelingen.
Dan heeft de heer Visser gevraagd hoe wij in het ver
volg de inspraak zullen structureren. Dit is een zaak
die ik graag aan de orde zal stellen in de openbare ver
gadering van de commissie voor ruimtelijke ordening.
Dit houdt immers nauw verband met de wijze waarop
wij verder het ontwikkelingsplan zullen afwerken. Ten
aanzien van bestemmingsplannen ligt de inspraakproce
dure vast in de desbetreffende nota. Over de inspraak
bij de afwerking van het ontwikkelingsplan zullen wij
ons nog nader beraden.
De heer Visser heeft gevraagd of de Centrumweg en
de Koningsweg twee of vier stroken zouden krijgen.
Vanavond is al gezegd dat wij ten aanzien van de Cen
trumweg zouden moeten beginnen met één baan, dus
twee stroken, maar dat bij de bouw van het viaduct
al rekening moet worden gehouden met een eventuele
toekomstige verdubbeling. Zo ligt het ook met de Ko
ningsweg.
Ook heeft de heer Visser een vraag gesteld over de
winkels in de gebieden, niet behorende bij onze
„winkelpoten". Dit is naar mijn mening vanavond niet
aan de orde. Als wij in bepaalde winkelgebieden toch
de mogelijkheid tot uitbreiding zouden willen geven,
dan zou hiervoor een wijziging van bestemmingsplan
nen nodig zijn. Sommigen zeggen dat wij iedereen in
de gelegenheid moeten stellen zijn winkel te verbou
wen en uit te breiden. Wij zullen evenwel moeten be
zien in hoeverre dit in overeenstemming is met de vi
gerende bestemmingsplannen. Wanneer wij kiezen
voor een tweepotig winkelcentrum dan staan wij na
tuurlijk niet op het standpunt dat alle verdere winkels
maar moeten „afsterven", zoals de heer Visser zei
De heer VISSER: Het woord „afsterven" heb ik niet
gebruikt.
De VOORZITTER: Woorden van gelijke strekking
hebt u in elk geval gesproken.
De heer SMIT: Hij sprak over een koude sanering.
De heer VISSER: Neen, „koele sanering", heb ik ge
zegd.
De VOORZITTER: In elk geval meen ik dat wij dui
delijk gezamenlijk een beslissing moeten nemen. Win
kelvoorzieningen kunnen niet worden getroffen of be
perkt zonder inspraak en medeweten van de winkel
commissie. De verdere planning van het aantal vier
kante meters winkeloppervlakte in Soest zal in nauwe
samenhang met de winkelcommissie moeten plaats
vinden. Het is natuurlijk verschrikkelijk gemakkelijk,
zoals een bepaald gemeenteraadslid wel eens doet,
hier te praten voor de publieke tribune, maar wanneer
men een bepaalde ontwikkeling wil, zal men duidelijk
moeten stellen wat er moet gebeuren. Dit zal soms
wel eens ten koste gaan van iemand, Dit is jammer,
maar dit zal soms moeten gebeuren.
Er is tenslotte nog gpsproken over het „schonen" van
de huisvestingslijst. Ik moet zeggen: die lijst is in or
de.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter. Ik zou
hieraan nog willen toevoegen dat de lijst van woning
zoekenden vrij recentelijk is geschoond ter gelegenheid
van het rapport over de woningzoekenden van novem
ber 1975. Op het ogenblik is er een nieuw systeem in
werking, hetgeen in feite een constante schoning van
die lijst mogelijk maakt.
De VOORZITTER: Wat betreft het bestemmingsplan
Weg over de Eng merkt ik nog het volgende op. Zodra
wij beginnen met bestemmingsplannen die geënt zijn
op het ontwikkelingsplan, zullen wij in elk geval het
bestemmingsplan Weg over de Eng intrekken. Wij
hebben hiermee in het geheel geen moeite. Wij hebben
het echter tot nog toe laten liggen, omdat het een
conserverende werking had. Wij zullen nog graag be
kijken wat er, als het plan is ingetrokken, zou kunnen
gebeuren, hetgeen nu nog wordt tegengehouden omdat
het bestemmingsplan erop rust. Natuurlijk is het zo
dat, als de Centrumweg in procedure komt, er een
stuk van het oude tracé vervalt. Zo kunnen wij dan
verder werken.
De heer DE WILDE: Ik denk, mevrouw de voorzit
ter, dat het gehele prioriteitenschema wat betreft de
afwikkeling van de bestemmingsplannen wel aan de
orde zal komen na het ontwikkelingsplan.
De VOORZITTER: Natuurlijk, het hangt er ten
nauwste mee samen.
Dames en heren, er moeten nog heel principiële
beslissingen worden genomen. Ik zou nu de beslissing
over de verschillende moties aan de orde willen stel
len.
134