De VOORZITTER: Ik zit nog met een probleem ten
aanzien van deze motie. Deze gemeenteraad zou dit
dan moeten uitspreken. Een volgende gemeenteraad
kan weer een andere uitspraak doen.
De heer DE WILDE: Ik neem aan dat daarvoor een be
stemmingsplan wordt gemaakt, waarin de bestemming
waarvoor de raad zich nu uitspreekt, wordt neergelegd.
Natuurlijk is het onze bedoeling de uitspraak die
in de motie over Kortend wordt gedaan ook in de
vorm van een bestemmingsplan concreet te maken.
Een uitspraak van de raad heeft wettelijk geen enkele
betekenis. Als u nog een aanduiding wilt voor het
door mij bedoelde gebied, wijs ik er nogmaals op dat
het kan worden aangevuld met de letter B, voorko
mende in de prioriteitentabel van de potentiële groei-
gebieden op blz. 15 van „De primaire ontwikkelings
modellen".
De VOORZITTER: Wij zijn het eens over Kortend.
Daar moet dan inderdaad een bestemmingsplan voor
worden gemaakt. Wij waren het eens over het stuk
rechts van de Stadhouderslaan/Maatweg.
De heer VAN POPPELEN: Ik zou hierover nog één
vraag willen stellen aan de indieners van de motie. Ik
zou hen willen vragen of de indiening van de motie
voor het gebied tussen de Stadhouderslaan en de
spoorlijn plaats vindt uit landschappelijke overwegin
gen dan wel dat zij bedoelen dat het bedrijf dat daar
zit vrijelijk het landbouwbedrijf mag blijven uitoefe
nen.
De VOORZITTER: Dit betreft een gebied, waarover
wij het, dacht ik, eens waren. De heer Van Poppelen
vraagt de heer De Wilde nu wat zijn motieven zijn om
dat gebied onbebouwd te laten.
De heer DE WILDE: Ik heb al gezegd, mevrouw de
voorzitter, dat ik in elk geval, zolang als het maar mo
gelijk is, een open zone zou willen handhaven tussen
de stedelijke bebouwing van Soest en de stedelijke
bebouwing van Baarn. Een tweede argument is dat
dit gebied een aantrekkelijk open landschap kent. Ik
neem aan dat, wanneer straks de uitspraak die wij
vanavond doen in een bestemmingsplan wordt neer
gelegd, het gebruik van de grond verder wordt gere
geld. Ik neem aan dat dit een agrarische bestemming
zal zijn. Ik vind het echter prematuur om deze dingen
aan elkaar te koppelen. Mijn bezwaar is dat de heer
Van Poppelen te veel koppelt datgene wat ik probeer
met openheid te bereiken.
De heer VAN POPPELEN: Ook ik probeer met
openheid en duidelijkheid veel te bereiken.
De heer DE WILDE: Ik denk dat u mij nog steeds niet
goed begrijpt.
De heer VAN POPPELEN: O ja, maar
De heer DE WILDE: Ik denk dat u mij moet laten uit
spreken; misschien begrijpt u mij dan.
U probeert te koppelen de agrarische belangen die
aan de orde zijn en de uitspraak om het gebied open te
houden. Ik denk echter dat aan de rechterkant van de
Stadhouderslaan in handen van agrariërs de beste
waarborgen zijn gelegen dat het gebied ook open blijft.
In principe denk ik dus dat het een agrarische bestem
ming zal zijn, maar dit komt aan de orde, wanneer er
een bestemmingsplan wordt gemaakt Dit kun je niet
bij wijze van interruptiedebat vanavond even regelen.
Daarvoor heb je nu eenmaal bestemmingsplannen no
dig.
De heer VAN POPPELEN: Ik ben persoonlijk heel
matig tevreden, want in eerste instantie hebt u de be
langen van de landbouw nogal in de hoogte gestoken.
Ik mag toch ook mijn mening zeggen? In de tweede
fase, nu ik een exacte vraag stel, wordt de zaak wat
bijgedraaid. Persoonlijk zou ik duidelijk de aanteke
ning willen hebben dat het gebied voor landbouw be
stemd moet blijven. Als dit niet zo is, stem ik persoon
lijk tegen deze motie.
De VOORZITTER: Wij hebben het nu niet over de
motie!
De heer DE WILDE: Wij hebben het nog steeds over
het gebied rechts van de Stadhouderslaan. Ik heb ge
zegd dat ik de agrariërs die daar werken graag de mo
gelijkheid wil geven dat zij dit durend kunnen blijven
doen. Dit handhaaf ik volledig. Misschien maak ik het
voor de heer Van Poppelen onnodig moeilijk door te
zeggen dat hierover pas bij het bestemmingsplan be
slist wordt, maar het is natuurlijk formeel volkomen
juist. Ik spreek uitdrukkelijk de bedoeling uit, dat de
agrarische bestemming wordt voortgezet. Dat krijgt
echter pas „handen en voeten", wanneer de raad
straks bij het bestemmingsplan beslist die gronden
ook een agrarische bestemming te geven. Ik zal er
graag aan meewerken om dit te doen.
De heer VAN POPPELEN: Nu ben ik tevreden'
De VOORZITTER: Ik kom dan nu terug op de mo
tie, waarvan het belangrijkste deel is:
„terwijl ook in de verdere toekomst niet gebouwd
mag worden aan de Stadhouderslaan".
Hiermee wordt dan bedoeld het grondgebied tussen
de Noorderweg, de Stadhouderslaan en de Inspecteur
Schreuderlaan.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter. Ik
meen dat de motie dusdanig moet worden veranderd,
dat aan die grond een zodanige bestemming wordt
gegeven, dat er niet gebouwd kan worden Dit is wat
wij bedoelen en het moet dan mijns inziens ook op de
ze wijze worden geformuleerd.
De heer DE WILDE: Ik laat het aan het college over
om na de raadsuitspraak voor dit gebied een bestem
mingsplan te maken.
De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter. Ik zou het
op prijs stellen als u de motie, zoals zij thans luidt, nog
eens voorleest.
De VOORZITTER: De motie luidt als volgt:
„De raad van de gemeente Soest,
gezien de raamstructuur,
overwegende dat behoefte bestaat aan duidelijke uit
spraken over waar in de gemeente niet en waar wél
gebouwd mag worden, dit in verband met de uitwer
king van het ontwikkelingsplan,
spreekt uit dat als bouwgebieden, gefaseerd en in tel
kens kleine omvang, worden aangeduid:
Overhees 2, 3 en 4;
Klein Engendaal;
en, zo nodig, Boerenstreek;
terwijl ook in de verdere toekomst niet gebouwd mag
worden aan de Stadhouderslaan.".
Met de laatste zinsnede wordt dan bedoeld het stuk
tussen de Inspecteur Schreuderlaan, de Noorderweg
en de Stadhouderslaan. Over de andere gronden in dat
hele gebied langs de Stadhouderslaan zijn wij het eens.
De heer De Wilde wil - om het nog eens anders te
zeggen - over het door mij aangeduide gebied een zo-
137