kampeerfaciliteiten die niet kunnen worden gereali
seerd op een particulier kampeerterrein. Als de regio
nale behoefte ook uitwijst dat een dergelijk kampeer
terrein op Soester grondgebied gerealiseerd zou moe
ten worden, zouden wij zónder die wijzigingsbevoegd
heid niets kunnen doen op dit punt.
Ik vind het terecht dat het college er ernstig rekening
mee houdt dat het gemeentelijk kampeerterrein binnen
afzienbare tijd moet worden gesloten, gezien het raads
besluit dat hierover is genomen.
Bij de behandeling van het plan Landelijk Gebied
hebben wij gepleit voor een gemeentelijk kampeerter
rein, maar tevens daarbij aangetekend dat het onzes
inziens zinloos is om investeringen te plegen op de hui
dige plaats, teneinde te kunnen voldoen aan toekomsti
ge eisen met betrekking tot de kampeerterreinen. Bo
vendien menen wij dat er voor dit soort verblijfsrecrea-
tie in Soest voldoende plaats is. Een kampeerterrein zou
ook voor doortrekkers geschikt moeten zijn en het
gemeentelijk kampeerterrein is dat nu beslist niet.
Dat de eigenaresse van dit kampeerterrein geen enkele
behoefte heeft om het terrein in te passen in het plan
Landelijk Gebied, is juist omdat de eigenaresse geen
enkele behoefte heeft om zich juridisch zeker te stel
len van een bepaalde positie; de gemeente ziet er nl.
geen zaken in.
De kwestie van de rechtsongelijkheid is al voldoende
behandeld. De gemeente is als eigenaresse helemaal niet
op haar tenen getrapt en voelt zich helemaal niet in
het rechtsongelijk gesteld.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Wij zijn blij dat er door gedeputeerde staten zo weinig
aanmerkingen zijn gemaakt op het bestemmingsplan
Landelijk Gebied. Er is voor dit plan bijzonder veel
werk verzet en in twee lange vergaderingen heeft de
raad hierover ruimschoots beraadslaagd. Er mag een
pluim op de hoed van de gemeente Soest worden ge
zet voor het feit dat gedeputeerde staten zo weinig
aanmerkingen hebben gemaakt op een zo uitgebreid
plan.
De VOORZITTER: Inderdaad zijn wij er dit keer bij
gedeputeerde staten goed van afgekomen; wat dat
aangaat kan ik de opmerkingen van de heer Van Pop-
pelen onderschrijven.
De discussie die al in de commissie ruimtelijke orde
ning is gevoerd over het al dan niet in beroep gaan
tegen het niet inpassen van de gemeentelijke camping,
ook in het verband van de rechtsongelijkheid, is
vanavond opnieuw door u allen gevoerd, dames en
heren. Ik meen dat ik op dit punt geen nieuwe argu
menten meer kan aandragen. De argumenten die al
zijn aangevoerd, zijn allemaal terug te vinden in het
verslag van de desbetreffende vergadering van de com
missie ruimtelijke ordening. Het gaat er vooral om
dat de gemeente geen ondernemer is en dat het grote
voordeel voor de particuliere ondernemingen is dat er
in de visie van gedeputeerde staten een conserverende
bestemming moet komen, d.w.z. geen uitbreiding van
kampeermiddelen en eventueel alleen aanpassing aan
hetgeen de kampeerwet eist.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik meen
dat ik mij kan beperken tot het antwoord geven op
het betoog van de heer Visser, omdat de andere spre
kers zich vooral bezig hebben gehouden met hetgeen
al in de commissie voor ruimtelijke ordening aan de
orde is gekomen.
De heer Visser heeft bezwaar gemaakt tegen een aan
tal woorden en zinsneden in het beroepschrift. Ik kan
hem zeggen dat het bij de termen „voorgenomen slui
ting" en „ernstig rekening houden met" gaat om raads
besluiten die er liggen. De voorgenomen sluiting is hier
de door de raad voorgenomen sluiting. De uitdrukkin
gen waartegen de heer Visser bezwaar heeft gemaakt,
zijn dus toch volstrekt juist gebruikt.
De heer Visser heeft vervolgens gesuggereerd dat de
zaken niet duidelijk ter sprake zijn gekomen in de
kampeercommissie. Welnu, dan moet ik helaas consta
teren dat de heer Visser niet goed heeft geluisterd. De
heer Wittebol heeft duidelijk namens de kampeerders
gezegd dat zij geen enkele behoefte hebben aan een
ander terrein en dat zij zich zeer gebonden voelen aan
het huidige terrein. Niet gesuggereerd kan dan ook
worden dat de zin dat de kampeerders geen behoefte
zouden hebben aan een andere plaats, onjuist zou zijn.
De heer Visser heeft ook een opmerking van de heer
Bakker van de A.N.W.B. aangehaald, waaruit zou blij
ken dat de heer Bakker niet bang is voor hoge kosten
als de kampeerwetgeving tot stand zou komen. De
heer Bakker schrijft echter niet de nieuwe kampeer
wet en er zijn zeker meerdere meningen mogelijk
over deze nieuwe wetgeving.
Tenslotte heeft de heer Visser nog gesteld dat oor
spronkelijk zou zijn afgesproken om niet in beroep te
gaan. Als ik mij echter goed herinner - ik heb het ver
slag van die vergadering niet voor mij - is er sprake ge
weest van een vóórnemen om niet in beroep te gaan. Ik
meen dat de heer Visser alleen maar verheugd kan zijn
dat het stuk dat nu voor hem ligt, juist brengt hetgeen
hij wenst. Dat voornemen is dus niet uitgevoerd; wij
hebben een ander voorstel aan de raad gedaan en ik
moet aannemen dat de heer Visser daarmee alleen
maar blij kan zijn.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik meen
dat wij langs elkaar heen praten. Ik ontken helemaal
niet de woorden van de heer Wittebol in de kampeer
commissie; ik heb die woorden zelf gehoord. De kam
peerders hebben inderdaad te kennen gegeven dat zij
daar graag willen blijven en iedereen weet dat ik mij
daar nooit tegen verzet heb. In het verslag staat echter:
„Burgemeester en wethouders overwegen de raad voor
te stellen niet in beroep te gaan tegen de onthouding
van de goedkeuring aan de wijzigingsbevoegdheid". Dat
is nu omgeslagen in het voor ons liggende voorstel en
het gaat mij erom dat de kampeercommissie die toch
speciaal voor dit soort zaken is ingesteld, hierbij niet
voldoende betrokken is. Bovendien, als de heer Bak
ker stelt dat de nieuwe wetgeving nooit zodanige eisen
zal stellen dat exploitatie niet meer mogelijk zal zijn,
moet ik dat van hem aannemen, want hij is deskundige
op dit gebied.
Ik hoop dat de kampeercommissie binnenkort bijeen
zal komen om over dit soort zaken een duidelijke uit
spraak te doen. Het verslag van die vergadering kan
dan worden meegezonden met het beroepschrift. Zo
als het beroepschrift nu is gesteld, kan ik er niet mee
akkoord gaan.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij be
treuren het dat wij in de raad helemaal geen steun
krijgen voor ons voorstel om ook te pleiten in het be
roepschrift voor inpassing van het gemeentelijk kam
peerterrein. Wij leggen ons daarbij neer, maar betreu
ren het wel.