om nu aan de heer Otto te berichten dat eind 1977
zijn ontheffing niet verlengd zal worden?
De VOORZITTER: Dat hoeft toch nog helemaal niet?
De heer VAN DEN BRAKEL: Dan trekt hij misschien
de aanvraag om een bouwvergunning in.
De VOORZITTER: Dat is vers twee; wij moeten trou
wens niet alles door elkaar gaan halen. Wij zitten nu
in een juridisch dispuut dat ook voor de toekomst van
belang is. De raad zal nu een beslissing moeten nemen
en wij moeten niet pogen aan die beslissing te ontko
men door te zeggen dat de heer Otto zijn aanvraag om
een bouwvergunning maar moet intrekken.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Het bestemmingsplan
Soest-Midden is nog in voorbereiding. Kan dan voor
het bewuste pand niet in dat plan een studiobestem
ming worden opgenomen?
De VOORZITTER: Daar zal de raad te zijner tijd een
beslissing over moeten nemen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dit komt dus weer op
nieuw aan de orde?
De VOORZITTER: Ja, maar dan zou er een bestem
mingswijziging moeten worden voorgesteld. Op dit
ogenblik is de bestemming een woonbestemming en
daarvan hebben wij voor vijfjaar ontheffing gegeven.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Wij zouden de vergun
ning nu moeten afwijzen op de gronden die het colle
ge en een deel van de commissie voor de beroepschrif
ten heeft aangevoerd en de heer Otto zou dan vervol
gens een verzoek moeten indienen om dit te regelen
in het nieuwe bestemmingsplan.
De VOORZITTER: Ja, dat moeten wij dan te zijner
tijd maar zien. De raad zal hierover uiteindelijk moe
ten beslissen.
De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil nog
een minder zakelijke opmerking maken, want de le
den van de commissie voor de beroepschriften die de
vergunning willen afwijzen, zijn allemaal van mening
dat het hier gaat om iemand die behoort tot de rugge-
graat van het Nederlandse volk, zeker als men ziet wat
hij in korte tijd allemaal heeft opgebouwd. Het is bij
zonder zuur dat dit nu juist hém moet treffen, maar
wij moeten niet sjoemelen; wij moeten eerlijk en cor
rect handelen op dit punt.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Ik ondersteun graag uw standpunt, want als wij deze
vergunning gaan verlenen, discrimineren wij een aantal
bedrijven aan het Kerkpad en de Hoofdweg die inder
tijd hebben gepoogd om vergunning te verkrijgen
voor het vergroten van hun bedrijf, hetgeen echter
geweigerd is. Wij moeten inderdaad handelen conform
het bestemmingsplan. Anders weet een burger die in
een woonwijk een huis koopt, ook helemaal niet meer
waar hij aan toe is.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik stel thans
voor tot een beslissing te komen. Ik stel voor, in over
eenstemming met het gevoelen van een deel van de
commissie voor de beroepschriften, om de gevraagde
vergunning te weigeren.
Mij blijkt dat er nog behoefte is aan het afleggen van
stemverklaringen over dit voorstel. Ik geef daartoe nu
de gelegenheid.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn te
gen uw voorstel om de gevraagde vergunning te weige
ren. Wij kunnen uw formeel-juridische betoog wel vol
gen, maar wij steunen toch het standpunt van dat deel
van de commissie voor de beroepschriften dat in het
218
tweede deel van het stuk naar voren komt. Wij zijn
van mening dat de gevraagde uitbouw niet in strijd is
met het bestemmingsplan en de bouwvoorschriften.
De VOORZITTER: Ik wijs er in dit verband nog op
dat in het verweerschrift van de advocaat van de heer
Otto is gesteld dat burgemeester en wethouders terecht
de gevraagde vergunning hebben geweigerd. In dat ver
weerschrift is met het oog hierop gepleit voor een ar
tikel 19-procedure,
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter' Het gaat ons allemaal ter harte als een dergelijke
aanvraag om een bouwvergunning moet worden afge
wezen. Echter, als het formeel-juridisch niet mogelijk
is om anders te handelen, ook als men de bepalingen
wijd interpreteert, moeten wij de aanvraag afwijzen,
omdat wij anders willekeur zouden gaan invoeren.
In onze stemverklaring wil ik echter nog iets verder
gaan. Het verlenen van ontheffingen is een bevoegd
heid van het college; de raad komt daar niet aan te
pas. Nu heb ik sterk de indruk dat men indertijd de
ontheffing voor vijfjaar heeft verleend in de hoop dat
men in die vijfjaar meer zicht zou krijgen op het in
voorbereiding zijnde plan Soest-Midden. Met het oog
hierop stel ik het college dan ook voor om de ont
heffing eind 1977 te verlengen als er dan nog geen
zicht is op het nieuwe bestemmingsplan. Wanneer het
plan al wel ter visie ligt en het bewuste pand een
woonbestemming zou hebben in dat plan, zou de
heer Otto een bezwaarschrift kunnen indienen en
verzoeken om de bestemming te wijzigen in studio. Ik
zou het nl. onrechtvaardig vinden als de ontheffing
zou worden ingetrokken na vijfjaar zonder dat de heer
Otto de gelegenheid heeft gekregen een verzoek te
doen tot wijziging van de bestemming of tot inpas
sing in het bestemmingsplan.
Met deze aantekening zal ik vóór uw voorstel stem
men, mevrouw de voorzitter.
De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik maak
de woorden van mevrouw Korthuis graag tot de mijne.
Daarnaast wil ik naar aanleiding van de discussie vra
gen of wij een prioriteitenvolgorde voorgelegd kun
nen krijgen inzake nog te ontwikkelen bestem
mingsplannen.
De VOORZITTER: Die prioriteitenlijst bestaat al,
mijnheer Menne. Zo nu en dan buigt de commissie
voor ruimtelijke ordening zich er ook over. Er zal nu
in de pers worden gepubliceerd dat op 10 of 11 no
vember a.s. een eerste informatie-avond wordt be
legd over het plan Soest-Midden. Hierna zal het plan
gereed worden gemaakt voor het verplichte voorover
leg en de inspraak.
Hetgeen mevrouw Korthuis heeft gevraagd wil het
college graag in overweging nemen, waarmee het col
lege overigens nog geen bepaalde toezegging doet.
Het voorstel van de voorzitter om de gevraagde bouw
vergunning te weigeren wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De heren Goote, Van den Brakel, Visser en mevrouw
Van Gelder-Cornelissen verkrijgen op hun verzoek
aantekening in de notulen dat zij zich met de geno
men beslissing niet hebben verenigd.
Voorstel tot het nemen van een beslissing op een
door Jonker's Import B.V. ingesteld beroep tegen de
weigering van een bouwvergunning.
De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! In de
laatste alinea van de brief van het college van 29 juni
1976 aan Jonker's Import B.V. staat:
205