en antwoord hadden gegeven op een aantal door de stuur groep aangedragen punten. Dan hadden wij aan de hand van een dergelijk stuk van de kant van burgemeester en wethouders over de zaken kunnen discussiëren. Boven dien is in de commissie voor maatschappelijk werk de suggestie gedaan om een nieuwe groep te vormen die een en ander opnieuw zou gaan bezien voor het defi nitieve ontwikkelingsplan; daarbij is zelfs beloofd om aan de individuele leden van de stuurgroep een uitno diging te sturen. Hoe staat het nu met die nieuwe werk groep? Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik heb wel bezwaar, mevrouw de voorzitter, tegen de eenzijdige manier waarop de heer Visser dit stuk behandelt; hij doet net alsof er alléén maar staat dat de stukken voor kennis geving zouden moeten worden aangenomen. Die ma nier van discussiëren kan niet getolereerd worden in de raad. De VOORZITTER: Ja, omdat onze formulering voor tweeërlei uitleg vatbaar bleek te zijn, ben ik direct op de opmerking van mevrouw Korthuis ingegaan, ten einde eventuele misverstanden onmiddellijk weg te ne men. Ik ben het geheel eens met deze tweede opmer king van mevrouw Korthuis. Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw de voorzitter! Ook wij hadden moeite met de inter pretatie van het voorstel. Uw toelichting heeft wel verduidelijkend gewerkt, maar ik blijf toch nog met een vraag zitten. Ik heb begrepen dat deze stukken van de stuurgroep nu gaan dienen als basis voor de desbetreffende paragraaf in het ontwikkelingsplan, maar wij zullen wel graag zien dat duidelijk naar de stuurgroep en de raad toe komt welke aanbevelingen wel en welke niet worden overgenomen door het col lege, mét daarbij een argumentatie. Door veel com missies is al advies gegeven, maar duidelijk moet wor den wat er precies met het vele werk van de stuur groep wordt gedaan. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik geef de raad toe dat de toelichting op ons voorstel in de lijst van inge komen stukken te summier is geweest, gezien de dis cussie die nu is ontstaan. Wij hadden kunnen voor stellen dat de raad nu vrijblijvend brainstormt over de adviezen van de stuurgroep en de adviezen en sugges ties van de verschillende commissies, maar dat leek het college niet de juiste manier van behandeling. Wij zijn doende met het opstellen van een concept-be leidsplan, waarin de ideeën en adviezen zoveel moge lijk worden verwerkt. Als adviezen niet in het plan worden verwerkt, zal het college motiveren waarom wij dat niet doen of niet kunnen doen. Als dit con cept-beleidsplan gereed is, komen wij bij de stuur groep die de heer Visser heeft genoemd; wij leggen dat concept dan ook eerst voor aan de instellingen en de verenigingen die erbij zijn betrokken en geven hen voor het opstellen van commentaar voldoende tijd. De opmerkingen van de verenigingen en instellingen zul len dan weer verwerkt worden in een definitief be leidsplan dat aan de raad als paragraaf van het ontwik kelingsplan zal worden voorgelegd, met uiteraard een toelichting hoe wij een en ander denken te bereiken in de komende jaren. Ik meen dat dit de meest nette en de meest efficiënte wijze is om deze zaken te behandelen. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Het is jammer dat deze gang van zaken niet is aangegeven op de lijst van ingekomen stukken; dat had veel ver warring voorkomen. De heer VISSER: Ik sluit mij daarbij aan, mevrouw de voorzitter. Wat ons nu allemaal beloofd is, klinkt heel wat beter dan het voorstel op de lijst van inge komen stukken. Het staat er echter niet; er staat al leen dat het welzijnsbeleid wordt geïncorporeerd in het ontwikkelingsplan, maar dat is nogal logisch. Echter, de woorden van de wethouder klinken heel wat positiever. Ik vraag mij alleen nog af wanneer wij het stuk dat de wethouder noemt, ongeveer kunnen verwachten. Zal dat vóór 2 juni het geval zijn? De VOORZITTER: Ja, dat moet wel, want uiterlijk 2 juni moet het ontwikkelingsplan worden vastge steld. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel, m. Brief d.d. 15 oktober 1976 van W. Zweers te Soest inzake de structuurstudie Eemland, met voor stel deze brief te behandelen tegelijk met deze struc tuurstudie. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In de vori ge vergadering hebt u beloofd dat behandeling van de ze structuurstudie in februari a.s. zal geschieden. Mag ik aannemen dat die belofte nog steeds overeind staat? De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! U hebt, blijkens de notulen van de vergadering van 21 okto ber jl., in die vergadering ook de reden van uitstel van de behandeling van de structuurstudie medegedeeld. Ik wil daar hartgrondig van zeggen dat ik mij niet al leen verbaas over het uitstel, maar dat ik het ook on juist acht. U hebt in de vorige vergadering gezegd dat het oorspronkelijk de bedoeling was om de studie voor 1 oktober jl. te behandelen; later werd dat uit gesteld tot 1 november jl. Echter, doordat de minis ter van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening blijkbaar andere ideeën heeft gekregen over de verste delijking in Eemland, is er contact geweest tussen de minister en de gemeente Amersfoort, wellicht ook met provinciale instanties, waardoor een ingreep in de ontwikkelingen volgens de structuurstudie Eem land niet meer denkbeeldig werd. Eén van de gemeen ten in Eemland die zich bezig houden met de struc tuurstudie, heeft daarop gezegd dat het haar nog niet past om een oordeel te geven en dat men uitstel wenst tot 1 februari 1977. Ik heb er ernstig bezwaar tegen dat op deze wijze niet iedere overheid haar eigen verantwoordelijkheid neemt. Wij hebben de verantwoordelijkheid voor de gemeente Soest, het Samenwerkingsorgaan Eemland heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en dat geldt evenzeer voor de provincie en voor het rijk. In plaats van af te wachten wat de regering van plan is, meen ik dat Eemland voor zijn eigen verantwoordelijkheid moet staan en dat de structuurschets, waarin de eigen ideeën van Eemland over de ontwikkeling van deze regio zijn neergelegd, zo snel mogelijk moet worden vastgesteld, door Eemland zelf. Als er dan strijdigheid blijkt met de ideeën van de provincie en het rijk, zien wij dat wel; de wet op de ruimtelijke ordening biedt ook mogelijkheden aan de provincie en het rijk om aanwijzingen te geven aan de regio met betrekking tot de ruimtelijke inrichting. Op basis van die aanwij zingen kan de regio dan weer eventueel beroep instel len bij de Kroon. 215

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 216