vragende instantie is aangetoond en de raad neemt dan de beslissing. Ik meen ook dat de behoefte aan een bepaald werk wel degelijk meestal vrij objectief kan worden aangetoond. In de verschillende nadere subsidieverordeningen worden natuurlijk criteria op dit punt opgenomen, zoals ledentallen, doelstellingen, enz., en aan de hand daarvan valt de behoefte aan het werk zeker behoorlijk te peilen Wat artikel 5 betreft, heb ik begrepen dat de meerder heid van de raad het standpunt inneemt dat subsidië ring van politieke partijen en politieke vorming niet juist zou zijn. Ik meen dat wij het woord „partijpoli tieke" in artikel 5 wel kunnen vervangen door „poli tieke", zoals de heer De Wilde heeft bepleit. In Neder land heeft men wel eens de theorie aangehangen dat politieke vorming zonder partijpolitieke vorming mo gelijk is en ik neem aan dat wij met het oog hierop het woord „partijpolitieke" hebben opgenomen. Immers, als men een organisatie zou hebben die zich bezig zou houden met politieke vorming van de jeugd of oude ren zónder partijpolitiek te bedrijven, zou men wél sub sidie kunnen geven, maar ook ik meen dat dit in de praktijk vrijwel onmogelijk zal blijken te zijn. Toch is er ook wel voor te pleiten om het woord „partijpoli tieke" te handhaven, want het ïs natuurlijk mogelijk, dat er nog eens een cursus of iets dergelijks komt waar zuiver politieke vorming wordt gegeven, zónder partij politiek. De heer DE WILDE: Na deze uiteenzetting heb ik geen bezwaar meer tegen het handhaven van het woord „partijpolitieke". De VOORZITTER: Men kan hierbij ook denken aan het organiseren van een avond waar alle politieke par tijen aan zouden deelnemen, hoewel ik dan er toch toe neig om te stellen dat de politieke partijen zélf de financiering van zo'n bijeenkomst op zich zouden moeten nemen. De heer De Wilde heeft nog een vraag gesteld over punt c van artikel 5. Ik meen dat de heer De Wilde die vraag terecht naar voren heeft gebracht; wij zullen hier een aanvullende bepaling moeten opnemen dat ook een stichting - die inderdaad geen leden kent - uit eigen middelen een bijdrage moet leveren. Met het voorstel van de heer Menne om een redactio nele wijziging in artikel 11 aan te brengen gaat het college geheel akkoord; hetzelfde geldt voor de sugges tie van de heer Menne inzake artikel 17, waarmee in derdaad ook voor een deel aan een bezwaar van de heer Visser tegemoet wordt gekomen. Tenslotte heeft de heer De Wilde nog gesproken over enkele woorden in artikel 1Inderdaad moet het woord „wordt" vervangen worden door „worden" en moet „tenminste" zijn „ten minste". Wij zullen deze wijzigingen aanbrengen. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! Inderdaad hebben regering en parlement besloten om aan de wetenschap pelijke bureaus van de politieke partijen subsidie te geven. Daarnaast is nog besloten om aan de fracties uit de Tweede Kamer een vergoeding naar gelang van het aantal leden te geven voor het opzetten van een staf. Verder heeft de Tweede Kamer zich bij de BIK-rege- ling niet over het subsidiëren van politieke partijen uitgesproken en het college is dan ook van mening dat het een zaak is voor het rijk om eventueel een rege ling daarvoor te treffen; dat is zeker geen zaak voor één gemeentebestuur. Aan mevrouw Greefhorst kan ik antwoorden dat de Raad van Kerken wél voor subsidie in aanmerking kan komen, voor een incidenteel geval. Ik kan mij niet meer herinneren of het college in het verleden een dergelijke subsidie-aanvraag als door mevrouw Greefhorst heeft genoemd, heeft afgewezen, maar in ieder geval zullen wij er dit jaar zeer alert op zijn. Met de zogenaamde indirecte subsidies moeten wij naar het oordeel van het college zeer voorzichtig om springen. Bij het uitwerken van de nadere subsidie verordeningen willen wij dit punt grondig bezien. Er zijn bijvoorbeeld instellingen en verenigingen die ge bruik kunnen maken van spreekkamers en commis siekamers van de gemeente, terwijl andere instellingen daartoe zalen moeten huren. In wezen is dat geen rechtvaardige situatie en wij zullen dit goed bekij ken. Een zaak als de godsdienstlessen hoort niet thuis in dergelijke nadere subsidieverordeningen, want dit is wettelijk geregeld. Het gemeentebestuur is eenvou dig volgens de onderwijswetgeving gehouden om gel den ter beschikking te stellen voor het geven van godsdienstles. U, mevrouw de voorzitter, haalde een verkeerd voor beeld aan toen u sprak over de kamerconcerten. Er bestaat nl. op dit ogenblik een scheve verhouding met hetgeen wij uit de algemene subsidieposten voor culturele evenementen, concerten e.d., kunnen uitke ren. Als wij putten uit die algemene subsidieposten, kan het alleen maar gaan om éénmalige evenementen, niet om zaken die ieder jaar terugkeren. Het voorbeeld van de heer Visser over het christelijk blindeninstituut en de blindenbibliotheek is volko men ten onrechte gebruikt, In artikel 5 is nl. bepaald dat die instellingen die open staan voor alle mensen, recht hebben op subsidie, ongeacht de levensbeschou welijke grondslag van die instellingen. Het door de heer Visser genoemde instituut staat beslist open voor alle mensen. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Heb ik goed begrepen dat aan punt a van artikel 4 wordt toe gevoegd, dat de behoefte moet worden aangetoond ten overstaan van de raad? De VOORZITTER: Dit hoeft er niet aan toegevoegd te worden, want de subsidies worden altijd door de raad toegekend. Het gaat hier alleen om het stellen van een algemene norm; als de behoefte helemaal niet kan worden aangetoond, zal er door het college geen voorstel aan de raad worden gedaan. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Ik ben blij met het aanvullende betoog van mevrouw Van Stiphout. Toen ik uw woor den beluisterde, kreeg ik de indruk dat het college van plan was om te blijven putten uit allerlei algeme ne subsidieposten op de begroting. Dan zouden wij helemaal geen verordening nodig hebben. Overigens vraag ik mij nog af of het geven van subsidies steeds wordt gedaan in overleg met de desbetreffende com missies. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! De verschillende na dere subsidieverordeningen komen tegelijk met de verschillende beleidsnota's en komen dus vanzelf in de commissies. De VOORZITTER: Resteert nog het punt of de raad ermee kan instemmen dat in de verordening nog wordt 224

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 225