ven te kunnen beoordelen, verwachten wij op korte
termijn van het college een soort herziene investe
ringsnota 1977, in de vorm van de financiële paragra
fen van het ontwikkelingsplan. Voor ons zelf hebben
wij globale cijfers opgesteld om na te kunnen gaan of
het werkelijk nodig is om de gemeentelijke belastin
gen en rechten te verhogen, hetzij trendmatig om de
inflatie bij te houden, hetzij nog meer om te sparen
voor de grote uitgaven verbonden aan diepte-investe
ringen. Op de waarde van de gulden van vandaag en
geen rekening houdende met de inflatie, zouden wij
aldus mogen redeneren:
De kosten van een gemeentehuis bedragen ongeveer
f. 12 miljoen, een politiebureau kost netto - dus on
der aftrek van de rijksbijdrage - ongeveer f. 3 miljoen
en de meerkosten van een sober uitgevoerde Centrum-
weg (dat wil zeggen: de kosten van deze weg die niet
gedekt worden door een bestemmingsplan - wij kun
nen toch niet de Soester ondernemers die zich in het
centrum willen vestigen, voor de kosten van de weg
laten opdraaien; er zal dus maar een gering deel van
die kosten op het bestemmingsplan kunnen drukken)
bedragen ongeveer f. 7 miljoen. Aldus zal de ge
meente Soest ruim f. 20 miljoen moeten investeren
in de onrendabele sector. Om in ronde getallen te
blijven, rekenen wij met 10% per jaar voor rente, af
schrijving en onderhoud. Dat betekent dat Soest over
een jaar of vijf 10% van f. 20 miljoen ofte wel f. 2
miljoen per jaar zal moeten opbrengen om deze nood
zakelijke projecten te kunnen betalen. F. 2 miljoen
extra, elk jaar weer. Waar halen we het vandaan? Van
uit ons gezichtspunt geredeneerd denken we dat dek
king is te krijgen uit:
a. Spaargelden, dat wil zeggen: wij zullen regelmatig
een aanslag moeten doen op onze saldireserves en an
dere reserves.
De pot van de saldireserves is gelukkig de afgelopen
jaren door een goed beleid opgelopen van bijna f. 1
miljoen per 1 januari 1971 tot ruim f. 4,2 miljoen per
1 januari 1975 en zal wellicht nog meer oplopen over
een aantal jaren. Met andere woorden: Zouden we
mogen rekenen op zo'n f. 200.000,- per jaar?
b. Een meevallertje. Soest kan in de komende jaren
rekenen op een verfijningsuitkering voor buitenland
se militairen uit het gemeentefonds ad
f. 300.000,—, omdat wij hebben toegestaan dat erin
Soesterberg voor rekening van derden een woonoord
voor militairen van de Amerikaanse luchtmacht tot
stand komt.
c. Een derde bron van inkomsten: de belastingen en
rechten op te brengen door de Soester gemeenschap.
Deze post valt uiteen in twee onderdelen:
1Door het invoeren van de onroerend-goedbelasting
gaat de gemeente meer geld ontvangen, voorname
lijk door het feit dat er meer deelnemers zijn, nu ook
bedrijven en de staat die bezittingen in Soest hebben
in de vorm van fabrieken, gebouwen en terreinen,
gaan meebetalen, waarbij in bepaalde gevallen verfij
ningen met betrekking tot de hoogte van de aanslag
wellicht noodzakelijk zullen blijken. Wij verwachten
uit deze post een grote bijdrage. Kan het college al
bij benadering zeggen wat de opbrengst hiervan voor
de gemeente zal zijn?
2. Als we deze drie „potten" bij elkaar optellen, dan
komen we toch waarschijnlijk op een bedrag van
nauwelijks f. 1 miljoen, hetgeen de helft is van wat we
nodig zouden hebben. Het is voor ons dan ook duide
lijk dat we niet ontkomen aan een verhoging van de
lasten te heffen van de individuele burgers van Soest.
We ontkomen niet aan een relatieve verhoging van de
bijdrage van belastingen en rechten en daarom heeft
een aantal leden in de financiële commissie het colle
ge van burgemeester en wethouders geadviseerd om
het gemiddelde percentage van de verhogingen van
belastingen ren rechten voor 1977 van oorspronkelijk
8% te verhogen naar gemiddeld 10,78%, zodat we een
jaarlijkse meeropbrengst ontvangen van f, 100.000,-,
hetgeen nog geen tiende deel is van het tekort van
meer dan f. 1 miljoen dat nog steeds resteerde vol
gens onze zojuist uiteengezette globale methode.
De conclusies die we moeten trekken uit het voor
gaande betoog zijn dan ook duidelijk:
I. Het college van burgemeester en wethouders zal zo
snel mogelijk met een antwoord moeten komen
waaruit blijkt waar we het geld benodigd voor de
diepte-investeringen vandaan zullen moeten halen,
dus om de plannen levensvatbaar te maken; de al
eerder genoemde financiële paragrafen. Kan het col
lege overigens onze globale berekening bevestigen?
II. Of we graag willen of niet, het moet een ieder
duidelijk zijn dat aan de 10,78% gemiddelde verho
ging van belastingen en rechten voor 1977 niet is te
ontkomen. Wij willen gaarne van het college de uit
drukkelijke toezegging ontvangen dat de extra in
komsten uit de belastingen geboekt zullen worden
op een speciale duidelijk aantoonbare reserverings-
post, zodat het voor een ieder duidelijk zal zijn dat
deze gelden niet toch aan lopende zaken worden uit
gegeven. Wij hebben zoëven een aanvullend voorstel
ontvangen waarin het college ook een dergelijk voor
stel doet, althans zo hebben wij het begrepen. Men
weet nu meteen dat wij het daarmede van harte
eens zijn.
III. Wij zullen voorts na moeten gaan hoe wij kunnen
bezuinigen zoals eerder uiteengezet. De bezuinigin
gen zullen in ieder geval geen vermindering van de
serviceverlening aan de bevolking mogen of behoeven
te betekenen. De bedoeling van deze conclusie is, dat
wij proberen gewoon zo efficiënt mogelijk te werken.
Naast alle andere problemen vragen wij ook aandacht
voor de vuilverwerking. Bij de hoofdstuksgewijze be
handeling zullen wij hierop nader terugkomen. Thans
willen wij echter even stilstaan bij het rapport van de
werkgroep vuilverwerking van het Samenwerkingsor
gaan Eemland. Hieruit blijkt dat wij in regioverband
over een aantal jaren onze huishoudelijke afvalstoffen
elders moeten afvoeren (waarschijnlijk per spoor) en
ze dus niet meer lokaal zullen kunnen verwerken. Dit
zal op langere termijn ook financiële gevolgen voor
onze gemeente hebben en nog belangrijker gevolgen
ten aanzien van het personeel. Intussen denkt de pro
vincie erover deze zaak provinciaal te gaan aanpak
ken. Dit zal alles te zamen op langere termijn ook
ernstige financiële gevolgen hebben voor onze ge
meente. Wat zijn in dit verband de gedachten van het
college over de verhouding tussen afvoer door derden
en investeringen in vernieuwingen in de eigen installa
tie in afwachting van een definitieve oplossing?
Wat het functioneren van de gemeenteraad betreft
wordt in het antwoord van burgemeester en wethou
ders op vraag 2.96 in het verslag van het afdelingson-
derzoek gesteld, dat aan de raadsleden grote offers
voor de publieke zaak worden gevraagd en dat de
voorzitter van de raad daarop in de eerste raadsverga-
w<
da
Sc
1_
W:
rij
co
dii
lai
or
zit
ze
la
ge
zij
ex
ha
za,
Ga
eei
on
sai
da
da
Wi
aai
Br
vo
236