Gesteld dat deze vraag bevestigend kan worden beant
woord - hetgeen bepaald niet onomstotelijk vaststaat -
is het dan vervolgens zo, dat de raad zijn bevoegdheden
zodanig aanwendt, op een doelmatige, tot de hoofdza
ken van het beleid zich beperkende wijze, dat de raad
bij de bevolking in zijn beleidsvaststelfing klaar en
duidelijk overkomt?
Beantwoording van deze vragen heeft te maken, lijkt
ons, met de mate waarin de Soester bevolking zich
zal interesseren voor wat hier in de raad gebeurt.
Een beetje plechtig misschien: De toekomst van de
kleinste bestuurlijke eenheid, de gemeente, staat op
het spel.
Wat kunnen we bij de beantwoording van deze vragen
in eigen hand houden? Waar zijn we afhankelijk van
de door anderen vastgestelde randvoorwaarden, waar
binnen wij moeten functioneren? De uitgave van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten „Dichter bij
u" genoemd, met als ondertitel „Oefening in decen
traliseren", doet een mijns inziens geslaagde poging
om de randvoorwaarden, waarbinnen de gemeenten
moeten functioneren, in voor de gemeenten gunstige
zin te beïnvloeden.
Gemeenten hebben zelf gekozen bestuurders. Dat is
een gedecentraliseerde vorm van bestuur. De dagelijkse
praktijk is echter dat gemeentebestuurders met han
den en voeten gebonden zijn aan wetten en regelin
gen, aan voorschriften en aanwijzingen, aan circulai
res en instructies. Ambtenaren van rijk en provincie
bemoederen de gemeenten. Aldus dit geschrift van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
Weliswaar breekt op enkele overheidsterreinen het
inzicht door dat een lokaal bestuur zonder eigen be
slissingsbevoegdheden geen toekomst beschoren is,
het tempo waarin die beleidsombuiging zich voltrekt -
eigenlijk alleen op het terrein van de welzijnsvoorzie
ningen - is nog erg traag. Daarom bepleit de Vereni
ging van Nederlandse Gemeenten overdracht van rijks
taken aan provincies en gemeenten. Alleen daardoor
kan er sprake zijn van levenskrachtige gemeenten. Of
het er ook van zal komen? Wij allen wachten met span
ning op het wetsontwerp op de binnenlandse bestuur
lijke organisatie.
Functioneren wij intussen in intergemeentelijk en in
gemeentelijk verband zo, dat rijk en provincie, on
danks een misschien niet altijd even grote innerlijke
drang daartoe, uit een doelmatigheidsoogpunt eigen
lijk niet anders kunnen dan de taken opdragen aan zo
dicht mogelijk bij de bevolking bestaande overheden?
Deze vraag durf ik niet zonder meer met ja te beant
woorden.
Over ons intergemeentelijke Samenwerkingsorgaan
Eemland in dit verband als eerste opmerking, dat wij
een politisering van dit orgaan voorstaan. Niemand
van ons verwondert zich erover dat in deze raad frac
tievorming op politieke grondslag plaats vindt. Het ene
onderwerp uiteraard meer dan het andere, maar vele
ook in de gemeente aan de orde komende onderwer
pen raken iemands politieke overtuiging. Wijksgewijze
opbouw van de raad zullen wij ons toch niet zo goed
meer kunnen voorstellen. Waarom zou die politieke
grondslag van besluitvorming ineens vervallen en
plaatsmaken voor een geografische wanneer een aantal
binnen een bepaalde regio liggende gemeenten besluit
een nieuw bestuurlijk orgaan te scheppen dat evenals
een gemeente op democratische wijze bestuurlijk moet
functioneren? Zou het wat te vrijblijvende samenwer
kingsorgaan niet een belangrijke impuls krijgen wan
neer politieke partijen zich regionaal organiseren en
ook als politieke partijen zich door hun fractie in het
samenwerkingsorgaan doen vertegenwoordigen? Hoe,
als deze gedachte in deze tijd van toe leven naar -
eindelijk - Europese verkiezingen, bij meerderen in de
ze raad zou aanslaan, dit aan te pakken? De mening
van burgemeester en wethouders alsmede die van de
andere fracties in deze raad hierover zou ik graag eens
horen. Moet als het samenwerkingsorgaan straks
rechtspersoonlijkheid krijgt, de te volgen beleidslijn
zijn, dat meerdere taken waarvoor nu aparte gemeen
schappelijke regelingen bestaan of getroffen zullen
worden, dan als uitvoerende taken naar Eemland over
geheveld worden, waardoor deze gemeenschappelijke
regelingen kunnen vervallen? Ik denk aan een muziek
school, een schooladviesdienst, een gezondheids
dienst, een milieubewakingsdienst, als diensten en in
stellingen opgenomen in het rechtspersoonlijkheid be
zittende Samenwerkingsorgaan Eemland. Als Eem
land werkelijk inhoud krijgt, beschikt over een klein
uitvoerend en voorbereidend apparaat en politieke
partijen zich in regionale samenwerkingsverbanden
organiseren, naast de gemeentelijke, en zich als partij
ook doen vertegenwoordigen in het samenwerkingsor
gaan, pas dan krijgt naar mijn mening Eemland han
den en voeten.
Mag ik sprekende over het functioneren van Eem
land, ook nog heel concreet als onze indruk geven, dat
de besluitvorming op een aantal terreinen zich wel in
een erg laag tempo voltrekt. Hoe staat het met, bij
voorbeeld, het regionale winkelplanningsonderzoek en
met de planning, in regionaal verband, van collectieve
bedrijfsterreinen? Hebben deze regionale onderzoeken
niet ook weer betekenis voor wat wij hier aan het doen
zijn op deze gebieden in het kader van het ontwikke
lingsplan Soest? Dit geldt ook voor het integraal ver-
keers- en vervoersonderzoek in de regio Eemland met
het doel om te komen tot een regionaal verkeers- en
vervoersmodel, waaruit de gemeentelijke verkeers- en
vervoersplannen kunnen worden afgeleid. Moet, zo is
onze vraag, niet bij Eemland erop worden aangedron
gen, dat deze regionale studies sneller voortgang heb
ben, opdat ze althans nog enige betekenis voor onze
eigen gemeentelijke plannen kunnen hebben?
Ook over de voortgang - of is dit mogelijk al te veel
gezegd? - bij de totstandkoming van een regionale
schooladviesdienst maken wij ons zorgen.
Dat over het functioneren van de lokale democratie
een zekere zorg bestaat, blijkt wel uit een aantal pu
blicaties van de laatste tijd over modernisering van
het lokale bestuur en van samenwerking, werkverde
ling, functies van de raad, burgemeester en wethou
ders en het ambtelijke apparaat. Uiteraard wijs ik op
het rapport van de commissie-Merkx, „Een goede
raad". Van dit rapport heeft al te veel alleen het ver
goedingsbedrag aan de raadsleden aandacht gekregen.
Het is duidelijk dat het functioneren van de raad niet
alleen met een financiële vergoeding van de raadsleden
is gered. Het artikel in de Nederlandse Gemeente van
12 maart 1976 onder de kop „Modernisering van be
stuur geeft ambtenaren veel extra werk" verhaalt hoe
in een gemeente van 10.000 inwoners de situatie wel
ke was ontstaan en waarin de raad slechts het college
van burgemeester en wethouders controleerde en het
college van burgemeester en wethouders in feite het
beleid bepaalde, werd omgebogen in de toestand waar
in de raad als hoogste bestuursorgaan in de gemeente
de keuzen doet en de hoofdlijnen aangeeft, waaraan
burgemeester en wethouders zich als dagelijks bestuur
gebonden weten. Doelstellingennota's, beleidsplan-
240