haalbaar zijn. Wij menen dat er ten aanzien van 1977- 1980 waarschijnlijk met een groei van de collectieve uitgaven van 0% tot 0,5% gerekend moet worden. Daarom moeten onzes inziens de prioriteiten terzake jaarlijks opnieuw worden bezien. Wat de bouw betreft van de 3000 tot 6000 woningen die ons door de verstedelijkingsnota min of meer zou den worden opgedrongen, heeft u opgemerkt: Dat zou ik liever zien dan dat Zeldert wordt volgebouwd. De VOORZITTER: Nou neen. De heer VAN POPPELEN: U heeft min of meer wel uitgesproken dat wij dan wat toeschietelijker moeten zijn. Ik geloof echter dat wij vooralsnog toch ons minimum model zo veel mogelijk moeten handhaven. Wellicht moet er dan meer het accent op Zeldert wor den gelegd. Ik meen dat wij de beschikking moeten houden over onze eigen gronden die wij hard nodig hebben voor onze eigen woningbouw. Want wij willen straks niet alles tussen Baarn en Soest volbouwen. Het grote aantal ingediende aanvragen ten aanzien van de 300 woningen in Overhees 2e fase is er een duidelijk blijk van, dat er een grote woningbehoefte is. Het is juist ook in verband met de doorstromings mogelijkheden die ontstaan als gevolg van de koop van premiewoningen als die in Overhees 2e fase, dat wij zo bevreesd zijn voor de duidelijke lacune die zich zal manifesteren nadat Overhees 2e fase zal zijn volge bouwd. Wij hebben wat dat betreft grote zorgen. Ik zou willen vragen of het niet gewenst zou zijn, dat er ook meer aandacht wordt besteed aan de huisves ting van alleenstaanden en kleine gezinnen, niet zo zeer direct door nieuwbouw, maar door oudere wo ningwetwoningen die vrijkomen, via verbouwingen of aanpassingen voor deze groepen geschikt te maken. Mogelijk zou daardoor ook de doorstroming kunnen worden bevorderd en anderzijds zouden er ook vele mensen mee kunnen worden geholpen. Ik heb geen antwoord gehad over het grondbeleid. Wij hebben onze bezorgdheid uitgesproken over de mogelijkheid dat als er op een gegeven moment be stemmingsplannen klaar zijn, er in de betrokken ge bieden nog moet worden begonnen met de grondver werving, met als gevolg dat de hele zaak wordt ver traagd. Het aankopen van grond door de gemeente heeft de laatste twee jaar zeer vertraagd plaats gevon den. Er zijn slechts enkele complexen, die de gemeen te direct nodig had, aangekocht. Ik meen dat er in de zen geen sprake is van een toekomstvisie. Ik geloof haast te kunnen zeggen dat wij min of meer teren op het grondbeleid dat vorige gemeenteraden hebben ge voerd, onder meer met betrekking tot Overhees, 2e, 3e en 4e fase, Boerenstreek enz. Als vorige gemeente raden een minder actief grondbeleid hadden gevoerd, dan hadden wij nu misschien helemaal vastgezeten. Dit is van de kant van het college ook min of meer er kend, want toen ik de motie van het C.D.A. betreffen de de Centrumweg toelichtte, werd van de kant van het college gezegd: Dan zitten we nog met het moei lijke probleem van de grondaankopen. Wij moeten trachten de gronden die wij menen nodig te hebben, aan te kopen zodra de mogelijkheid daartoe zich voor doet. Anders komen wij in situaties die precies het zelfde zijn als de situatie waarmede wij in de laatstge houden raadsvergadering te maken hadden, nl. situa ties waarin wij coüte que coüte moeten kopen, onge acht wat er voor de grond wordt gevraagd. Met betrekking tot de bestemmingsplannen heeft u gezegd: Wat u vraagt is wel mooi, maar het ontbreekt ons aan de daarvoor benodigde mankracht. Ik wil hier beslist duidelijk zeggen, dat wij respect hebben voor de afdelingen die de plannen uitwerken. Ik heb er be grip voor dat het voor de mensen die daar aan een be paald plan werken, moeilijk is om bovendien aan een ander plan te werken. Wij vragen ons echter af of als mensen bij gemeentewerken eens wat tijd overheb ben als gevolg van bijvoorbeeld vertraging van bepaal de werkzaamheden, zij geen werkzaamheden ten be hoeve van bestemmingsplannen zouden kunnen ver richten, bijvoorbeeld in de vorm van het uitwerken van kaarten en dergelijke. De VOORZITTER: Maar dat doen zij altijd. De heer VAN POPPELEN: Goed, dan hoor ik dat straks wel, mevrouw de voorzitter. Het is misschien ook mogelijk dat gemeenten onder ling mankracht uitwisselen, zodanig dat gemeenten die minder hard behoeven te werken aan bestem mingsplannen, mankracht beschikbaar stellen aan ge meenten die veel mankracht voor het werken aan be stemmingsplannen nodig hebben. Over de beroepsprocedure bij de Kroon ten aanzien van Overhees 3e en 4e fase heb ik eigenlijk een zwak antwoord gehad. Ik zou liever concreet de toezegging hebben, dat het college zijn uiterste best zal doen om zo spoedig mogelijk een uitspraak van de Kroon te verkrijgen. U heeft duidelijk onderkend, dat het bestemmingsplan Soest-Midden voor vele middenstanders en agrariërs in het betrokken gebied niet zo'n prettige zaak is. Zou het wanneer onverhoopt de andere plannen, vooral het plan Centrumweg, te lang op zich laten wachten, niet mogelijk zijn om de middenstanders die beslist aan uitbreiding toe zijn, door een noodvoorziening, bijvoorbeeld door middel van een vergunning voor vijfjaar, oplossingen te bieden? Ik meen dat aldus een aantal middenstanders zou kunnen worden gehol pen. We kunnen naar ik dacht gerust stellen dat het nog een aantal jaren zal duren voordat de hele zaak rond zal zijn. Er zijn gemeenten die ten behoeve van agrarische be drijven in dorpskernen die daar min of meer worden weggepland, mogelijkheden zoeken en vinden in de Flevopolder. Misschien zou Soest dat ook eens kun nen proberen. Indien wij goed gei'nformeerd zijn, dan hebben wij misschien wel 80% kans dat wij op grond van de rijks- bijdragenregeling voor voorzieningen ten behoeve van het wegverkeer en het openbaar vervoer in en om de steden in aanmerking komen voor een bijdrage voor de tunnel aan de Amersfoortsestraat, althans als wij niet eisen dat de hele zaak binnen een of twee maanden moet worden afgerond. Dit is ons dezer da gen toegezegd. Als u nu toch neen blijft schudden, dan zou ik willen vragen: Hoe kan het dan dat men ons een kans van 80% geeft? Ik verzoek het college met spoed te proberen om die 80% te benutten. De VOORZITTER: Mogen wij uw bron weten? De heer VAN POPPELEN: Ik zal u daar ondershands over inlichten, mevrouw de voorzitter. Ik meen dat het college niet is ingegaan op de kwes tie van de verkeersveiligheid in 't Hart. We zouden daar toch wel graag iets over horen. Het C.D.A. staat nog steeds op het standpunt dat te zijner tijd de totale Centrumweg de oplossing van het verkeersprobleem in Soest-Zuid zal zijn.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 264