wij hebben gedacht aan de Kamerlingh Onneslaan op het landgoed dat wij nu hebben gekocht. Want de rest valt ook onder de lawaaibelasting. Waaraan de staatssecretaris verder kan hebben gedacht weten wij niet. Verder spreekt de staatssecretaris van: De verhuizing van een deel der bewoners die daaraan de voorkeur zouden geven naar bestaande vrijkomen de woningen in Soesterberg en partiële vervangende nieuwbouw in Soest. Welnu, ik zie de ellende op het gezicht van de heer Eb- bers alweer groeien. Ik moet u al met al zeggen, dat wij vanochtend de agenda voor de bijeenkomst in Den Haag met grote verwondering hebben bekeken. Wij zullen met informatie enz. gewapend naar Den Haag gaan. Ik zou er eigenlijk nog het volgende over willen zeggen. Wij zijn een beetje gewend aan deze soort ambtelijke taal, maar ik kan mij voorstellen dat wan neer je als bijvoorbeeld bewonerscommissie van Ons Belang zo'n agenda krijgt (deze commissie heeft de agenda inderdaad gekregen), je het gevoel krijgt datje moet zeggen: Wij hoeven helemaal niet naar Den Haag, want er is al beslist. Ik meen niet dat het zo ernstig is, maar als ik staats secretaris was, dan zou ik nooit zo'n agenda hebben gezonden aan de mensen die ik had uitgenodigd. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Zou het niet helpen wanneer wij als raad de uitspraak deden dat wij het als één geheel willen houden, gezien de wens van de bewoners, dat wij wel heil zien in de Kampweg, om dat de bewoners het wonen daar niet als hinderlijk er varen en dat wij liever een bijdrage in de kosten van geluidwering en dergelijke zouden hebben? Misschien zouden wij samen een motie kunnen uitwerken en die aan u kunnen meegeven. De VOORZITTER: Ik vind dit een uitstekend idee, dames en heren. Misschien kunt u er vannacht nog eens over piekeren, zodat er morgen in dit opzicht iets op tafel kan komen voor de seance van volgende week woensdag. Ik ben het er met de heer De Wilde over eens dat er in dezen twee belangen door elkaar gaan, nl. de plano logische belangen en de financiële belangen. De plano logische kant van de zaak en de vraag of er al dan niet subsidie wordt verleend zijn eigenlijk twee verschillen de dingen, maar in deze zaak lopen ze helemaal door elkaar heen. Er leven wat dit betreft allerlei gedach ten. Ik heb iets dergelijks eens bij gedeputeerde staten gemerkt. Toen werd er gezegd: Als een burger die daar een huis bouwt in de vrije sector in de geluidshinder wil zitten, dan moet hij het zelf maar weten, maar wanneer wij verantwoordelijk zijn voor de sociale wo ningbouw, dan wensen wij daar niet aan bij te dragen. Ik geloof dat je met geluidwerende middelen die je zeker kunt gebruiken als je tot nieuwbouw overgaat Mevrouw KORTHUIS-ELION: En er is een pot van f. 260 miljoen. De VOORZITTER: Er is een pot, maar de wijziging van de Luchtvaartwet is nog niet aangenomen en de an dere ook nog niet. Maar er is inderdaad ergens een pot. Ik geloof dat wij ons met ons allen volgende week woensdag zullen moeten inspannen om gedaan te krij gen wat er naar onze mening zou moeten worden ge daan. Ik vind het een onmogelijke zaak om op een agenda voor een bijeenkomst als die van woensdag a.s. te zetten: Dan moeten de mensen maar naar Soest verhuizen. Dat lijkt mij volkomen onjuist ten opzich te van de betrokken groep mensen, die een groot saamhorigheidsgevoel hebben en die er ook al moeite mee hebben om te wennen aan het idee dat zij van de plaats waar zij nu wonen zouden moeten verhuizen naar de Kampweg. Wat het laatste betreft is het op een gegeven ogenblik goed gegaan, in die zin dat het grootste percentage uiteindelijk voor nieuwbouw aan de Kampweg was. Met nieuwbouw aldaar zou er, als er wat geld in de wering van de geluidshinder zou mogen worden gesto ken, een oplossing kunnen worden geboden. Hoe het ook zij, ik moet zeggen dat wij erg verwonderd zijn geweest over de agenda voor de bijeenkomst van woensdag a.s. Zo'n agenda zou ik u nooit durven aan te bieden. Het vragenhalfuurtje zit nog altijd in de mist. Ik zou bijna zeggen: Als het eruit moet komen, dan merken wij dat wel. Het spreekrecht van publiek in commissievergaderin gen zie ik persoonlijk nog niet helemaal, maar mis schien kunnen wij dat ook nog eens ter sprake bren gen als wij over het functioneren van de raad gaan denken. Ik heb geen enkele moeite met openbaarheid van de juridische commissie. Ik zal dit punt in de volgende vergadering van deze commissie aan de orde stellen. Ik meen dat ik het hierbij wat mijn antwoord in twee de instantie betreft kan laten. De heer VAN POPPELEN: U heeft zich wel over de schaderegeling, maar niet over noodvoorzieningen uit gelaten. De VOORZITTER: Dat is moeilijk. Want als de be stemming al verwerkelijkt is, dan kun je naar ik dacht een dergelijke noodvoorziening voor vijfjaar niet meer oprichten. Je kunt niet overal zo maar een nood voorziening neerzetten. Dat mag planologisch niet. De heer VAN POPPELEN: Ook niet wanneer het be stemmingsplan nog niet door de raad is vastgesteld? De VOORZITTER: Juist niet als er een plan vigeert. De zaken waarover u spreekt zullen hoogst waarschijn lijk in plannen liggen die wel vigeren en dan kan dat niet volgens artikel 17 van het Besluit Ruimtelijke Or dening. Ik wil het nog wel even voor u nakijken, maar ik dacht dat er te dien aanzien uitermate grote moei lijkheden zijn en dat het zeker niet overal zou kunnen. Dames en heren. Ik moet de heer Visser nog zeggen dat de aanbiedingsbrief een zaak van het college is en blijft. Ik geloof dat daarin nu juist het beleid wordt uiteen gezet dat het college denkt te gaan voeren, dat dit stuk het stuk is waarop de raad gaat inspelen. Op wat de heer Visser heeft gezegd over de voor som mige raadsleden verschillende informatie heb ik al eens geantwoord en wel door te zeggen dat er bepaalde stukken zijn voor leden van bepaalde commissies die nog in een zo embryonale staat zijn, dat ze er nog niet rijp voor zijn om aan alle raadsleden te worden voor gelegd. Alles is niet op ieder moment rijp om verder te gaan dan bepaalde mensen die geacht worden op een bepaald moment een zekere inbreng te hebben. Wat Overhees 3e en 4e fase betreft daagt de heer Van Poppelen ons almaar uit om naar Den Haag te gaan. Ik zou willen zeggen: Zulke dingen spelen zich nooit he lemaal in de openbaarheid af. Wij doen altijd ons best. Het is als er in Den Haag heel hoge stapels liggen na tuurlijk geen eenvoudige zaak om daar doorheen te komen. 274

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 275