ök ;n de be- e ma- ïn of ïn >rden le ijk wel herhaaldelijk besproken in de commissie ruimtelijke ordening en de commissie openbare werken, die openbaar zijn en in de commissie financiën. De heer VISSER: Als het allemaal openbaar is, waar om is dan de sportstichting niet openbaar? Wethouder PLOMP: Daar kom ik nu aan toe, mijn heer Visser, maar ik wilde even de zaken in een duide lijke context zetten om aan te geven dat zaken die daar besproken worden, wel degelijk op een gegeven ogenblik in de openbaarheid komen. De heer VAN LOGTENSTEIN: In de openbaarheid komen de besluiten die worden genomen na de bespre kingen. Wethouder PLOMP: Maar de discussie in de openbaar heid is daar ook nog mogelijk over bepaalde zaken. De heer VISSER: Wij horen alles achteraf in een mede delingenblad, in een besluitenlijstje, maar het gaat ons erom dat de besluitvorming zelf zich in de openbaar heid afspeelt. Dat is erg belangrijk voor de sportmen sen. Wethouder PLOMP: Goed, ik begrijp natuurlijk wel wat u hiermede bedoelt. Daar kom ik ook naar toe. Het is wat de besluitvorming betreft zo, dat er goede contacten met de bestuurders bestaan. Zij hebben de mogelijkheid om in een laatste stadium nog van ge dachten te wisselen met het bestuur. Ik heb twee of drie keer de openbaarheid aan de orde gesteld in het stichtingsbestuur. Er is hier gisteren gesproken over openbaarheid van raadscommissies. De commissies moeten daar zelf over beslissen. Ik vind dat ook de sportstichting er zelf over moet beslissen of ze al dan niet in openbaarheid wil vergaderen. In de sportstich ting is tot nu toe zeker twee keer besloten dat men de openbaarheid op dit moment niet noodzakelijk acht. Ik wil de openbaarheid daar nog één keer aan de or de stellen. U zult het zich kunnen voorstellen dat ik natuurlijk niet voortdurend aan de gang blijf met in de sportstichting te vragen of men de openbaarheid wenst. De sportstichting in grote meerderheid is niet voor de openbaarheid, niet omdat men zich een soort stiekem groepje vindt, maar omdat men de openbaarheid niet nodig vindt. Ik wil het er nog één keer aan de orde stellen, maar ik zie niet, dat ik in dit bestuur wat dat betreft een andere situatie krijg. Ik hoop dat iedereen hier begrip voor heeft. De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn opmerking, dat wij sinds 1963 geen beleidsnota hebben gekregen. Ik heb uit het antwoord van de wethouder begrepen dat hij persoonlijk geen bezwaar heeft tegen het openbaar maken van de vergaderingen van de sport stichting, maar dat de leden van het stichtingsbestuur in meerderheid daar geen behoefte aan hebben. De VOORZITTER: Zij willen niet. De heer VERHEUS: Inderdaad beslist het stichtingsbe stuur erover of er al dan niet in het openbaar wordt vergaderd. Maar laten wij de zaken eens nuchter op een rijtje zetten. Gisteren is hier gevraagd om open baarheid van de juridische commissie. Wij hebben daar geen enkel probleem mee. Nu kun je zeggen: De commissie besluit daarover en dus zal ook Mevrouw KORTHUIS-ELION: In de juridische com missie zitten allemaal raadsleden, die gewend zijn aan openbaarheid. De VOORZITTER: Ja, dat is het 'm. De heer VERHEUS: Ik vind dat geen motief, me vrouw de voorzitter. Bovendien is het zo dat de raads leden ook hebben moeten wennen aan openbaarheid. Want wij hadden eerst ook niets openbaar. Als er van de zijde van de vertegenwoordigers van de gemeente raad in het bestuur van de sportstichting onder aan voering van de wethouder die tevens voorzitter van de sportstichting is, wordt geargumenteerd dat open baarheid in dat verband nauwelijks meer kan worden gemist, met andere woorden: dat beslotenheid feite lijk ondenkbaar is en als er wat dat betreft een klein beetje druk wordt uitgeoefend, dan neem ik aan dat er in het bestuur van de sportstichting, waarin voor zover ik weet een aantal weldenkende mensen zit, tegen de openbaarheid in het algemeen genomen toch weinig bezwaar zal zijn. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik heb nu beluisterd, dat er regionaal heel veel ge praat en vergaderd is. Ik vind het een droevige zaak dat de atletiekvereniging Soest jarenlang op sleep touw is gehouden. Ik laat hier buiten beschouwing of dat door de huidige wethouder van sportzaken dan wel door een andere wethouder, door dit college dan wel door een ander college is gebeurd. Ik stel al leen vast dat de atletiekvereniging jaar in jaar uit op sleeptouw is gehouden en dat ze op dit moment nog weinig verder is. Ik weet hoe het is met de accommo datie van deze vereniging. Deze vereniging kan bij de gratie Gods hier wel eens ergens een wedstrijd spe len, maar anders moet ze voor het houden van wed strijden naar andere plaatsen toe. De betere atleten verlaten deze vereniging, omdat ze er te weinig mo gelijkheden hebben en sluiten zich bij andere vereni gingen aan. Nu is er weer overleg gaande. Ik ben er bang voor dat wij volgend jaar weer hetzelfde te ho ren krijgen. Ik ben er ieder jaar op teruggekomen, maar wij zijn nu weer geen stap verder. Ik zou nu eens concreet willen horen wat er gebeurt wanneer een van de partners, hetzij Amersfoort, hetzij Baarn, afvalt. Wordt dan volgend jaar wel of niet begonnen met de aanleg van een atletiekveld De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil een opmerking maken die het betoog van de heer Verheus met betrekking tot de openbaarheid onder steunt, niet omdat het streven naar openbaarheid een soort hobbyisme moet worden dat je als het ware coüte que coüte wilt doorzetten, maar omdat het natuurlijk toch in bestuurlijk verband moet wor den geplaatst. De stichting zwembaden krijgt bijna f. 600.000,- subsidie van de gemeente en de stichting lichamelijke opvoeding en sport krijgt f. 1,3 miljoen subsidie van de gemeente. Het is formeel waar dat de besturen van deze stichtingen zelfstandige rechts personen zijn en dat ze zelf beslissen of ze al dan niet in openbaarheid vergaderen. Maar ik waag het te ver onderstellen dat wanneer vroeger, toen deze stichtin gen in het leven zijn geroepen, de gemeentewet de be stuursvorm ex artikel 61 die wij nu kennen, mogelijk had gemaakt, er geen stichtingen, maar per se raads commissies ex artikel 61 in het leven waren geroepen. Dan waren daar een of twee raadsleden in geweest, net zoals het nu met het bestuur van de stichtingen is en anderzijds mensen die bij de sport betrokken zijn en dan hadden die commissies, gezien de belang rijke beheerstaken waarover het in dezen gaat, zonder twijfel in het openbaar vergaderd. Er zijn hiermede grote bedragen van de gemeente gemoeid en een der gelijk beheer dient zich in het openbaar af te spelen. Ik wil dit aspect aan de heer Plomp aanreiken. Ik be- 291

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 292