reet kon stellen. Vandaar de reactie zoals ik die nu
net gaf. Het kan best zijn dat er een nota is geweest.
Ik hoor van u dat er inderdaad een nota is geweest.
Dat is dan prettig. Ten aanzien van de vraag of wij
van plan zijn om weer zoiets vast te stellen, hebben
wij al iets gezegd. Er is wat dat betreft iets aan het
ontstaan. Wij zijn bezig met drie commissies die be
paalde aspecten bestuderen en ik zou mij kunnen
voorstellen dat een combinatie van die drie aspecten
met nog andere op een gegeven moment tot een nota
zou kunnen leiden. Dit betekent niet dat ik nu een
nota heb toegezegd. De diverse commissies en het
ontwikkelingsplan samen zouden wellicht eventueel
kunnen leiden tot het ontstaan van een pak papier
dat men dan een nota noemt en waar men dan verder
mee zou kunnen.
De begroting van de Stichting voor Lichamelijke Op
voeding en Sport wordt zonder hoofdelijke stem
ming voorlopig vastgesteld.
Vervolgens is aan de orde de hoofdstuksgewijze be-
handelijk van de begroting der inkomsten en uitga
ven voor het jaar 1977.
Hoofdstuk II. Algemeen beheer.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Wij hebben het college gisteren gevraagd om te
bezuinigen. Wij hebben daarbij gezegd dat wij anders
met een motie inzake een bezuiniging van 0,5% zou
den komen. Na de woorden van de wethouder van
financiën zouden wij het volgende willen stellen.
Wij hebben er begrip voor dat de wethouder heeft ge
zegd: Dit zijn voor ons afgewogen zaken; dan had u
in het ontwerp-stadium moeten komen.
Maar wij vinden dat de begroting nog steeds een ont
werp is en dat ze dat blijft totdat ze door de raad is
vastgesteld. Als wij alleen maar wijzigingen zouden
mogen aanbrengen wanneer de begroting in de com
missies aan de orde is en wij dus op dit moment niet
meer zouden mogen veranderen, dan zou deze behan
deling in de raad op zich zelf weinig zin hebben.
Omdat wij ons realiseren dat de in de begroting ge
noemde cijfers voor het grootste deel aangeven dat
er tot dergelijke bedragen kredieten mogen worden
gevoteerd, die dan straks als ze daadwerkelijk aan de
orde zijn, in de financiële commissie aan de orde ko
men, zullen wij in de financiële commissie alle kre
dieten die daar worden gevraagd, bezien in het pers
pectief dat ik gisteren heb geschilderd. Wij hopen dat
op die manier de rekening 1977 duidelijk te zien zal
geven dat door het kritisch bekijken van de verschil
lende posten er inderdaad uiteindelijk zeker 0,5% be
zuinigd is op de posten die nu in de begroting zijn
opgenomen.
Verder zullen wij met betrekking tot de ontwerp-be-
groting 1978 in de commissievergaderingen meteen de
maatstaven hanteren die wij gisteren hebben ge
noemd en zullen wij ook ten aanzien van autovergoe
dingen en dergelijke zaken vragen om de gemeente
bladen waarop de desbetreffende bepalingen berusten
en bekijken hoe wij kunnen komen tot aanpassingen
aan maatstaven die ons meer verantwoord lijken.
Waar het ons tenslotte om gaat is dat wij kostenbesef
en zelfdiscipline opbrengen en dat zouden burgemees
ter en wethouders toch ook al in hun gesprekken
met diensthoofden en schoolhoofden eens extra kun
nen benadrukken.
Wij hebben gemerkt datje terwijl je hier zo met el
kaar praat, soms toch een beetje langs elkaar heen
praat. Ik denk aan bijvoorbeeld hetgeen hier gisteren
over het magazijn van gemeentewerken is gezegd.
Wij zeiden toen: Daar is iemand mee doende. Daarop
werd eerst gezegd: Neen. Naderhand bleek dat er zo
wel een beheerder als een hulp is. Op die manier is
het gesprek weinig zinvol.
Tijdens het afdelingsonderzoek heb ik het punt aan
geroerd van ambtenaren die functies in het burgerle
ven innemen. Daarop is van de zijde van het college
een prachtig, een roerend verhaal verteld, waardoor
de tranen in onze ogen kwamen en dat erop neer
kwam, dat het zo heerlijk is, dat zij als burger functio
neren. Dat is natuurlijk allemaal akkoord. Daar ging
het helemaal niet om. Want daar zijn wij allen blij
over. Het ging in het geval dat ik in de afdelingsver
gadering heb genoemd, zeer concreet over mensen
die in een bouwvereniging zitten en bij gemeentewer
ken werken en dergelijke. Toen ik op het ministerie
in Den Haag werkte, moest je zelfs als je een teke
ning wilde maken voor je schoolblaadje, van de
secretaris-generaal toestemming hebben om dat te
doen. Nu hoeft het hier helemaal niet zo ver te gaan,
maar ik zou mij kunnen voorstellen dat het college
toch een regeling uitvaardigt waarin het de ambte
naren voorstelt, dat als zij een functie willen bekle
den die zeer nauw verwant is met hun ambtelijke
functie, daarover overleg wordt gepleegd voordat zij
die functie aanvaarden. Als een minister in dit op
zicht iets dergelijks kan doen, dan moet het college
het toch ook kunnen doen. Als een ambtenaar bij de
gemeente een bepaalde functie vervult, daarnaast
een bepaalde functie bij een woningbouwvereniging
gaat vervullen en dan in de positie komt dat hij uit
hoofde van de eerstbedoelde functie zich zelf gaat
controleren ten aanzien van de laatstbedoelde func
tie, dan is dat een onaanvaardbare zaak. Ik wil graag
dat het college zich hierop nog eens bezint.
De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik
zou iets over de algemene bereikbaarheid van het ge
meentehuis naar voren willen brengen. Zou het col
lege eens willen overwegen om de afdeling bevolking
bijvoorbeeld vrijdagavond open te stellen (dat hoeft
niet tot 21.00 uur te zijn), opdat degenen die over
dag werken, zich niet in duizend en één bochten be
hoeven te wringen om een paspoort of een rijbewijs
te verkrijgen of niet allerlei kennissen en buren be
hoeven in te schakelen en machtigingen behoeven te
tekenen om dergelijke zaken in handen te krijgen?
Ik weet wel dat men op het gemeentehuis soepel is,
in die zin dat als je 's middags wel kunt, je op het
raam mag kloppen en dat er dan wel wordt openge
daan, maar dat zijn naar mijn mening noodmaatre
gelen die niet passen in deze tijd, waarin toch vele
mensen en ook hele gezinnen overdag werken.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Tijdens de behandeling van de begro
ting 1976 heeft het college te kennen gegeven met
mij van mening te zijn dat de gedachtenwisseling
tussen de verantwoordelijke portefeuillehouder en
de raadsleden, vertegenwoordigd in het georganiseerd
overleg zou moeten worden verbeterd. Ik citeer u:
„Ik meen dat de portefeuillehouder de problemen
met deze vier mensen goed moet gaan doorspreken.
In dat overleg zal de portefeuillehouder van advies
kunnen worden gediend over andere aan de orde
zijnde zaken. Ik zou graag zien dat daarmede een