verkiezingen nl, een niet onbelangrijk aantal jonge mensen voor het eerst naar de stembus gaan en ik geloof dat het toch wel zinvol is als zij van het ge meentebestuur een brochure, een folder of weet ik wat kregen toegezonden. Wat is de mening van het college hierover? De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Mijn vraag met betrekking tot volgnummer 2.100 is of het college niet wat slagvaardiger zou moeten reageren op een aantal dingen die in de krant verschijnen. Ik wil een paar voorbeelden geven. Er stond in de Gooi- en Eemlander van 13 oktober 1976 een beschouwing onder het hoofd: Minister ziet af van het woningbouwplan tussen Baarn en Soest. In die beschouwing staat dat Baarn tegen de desbetreffende bouw van 3000 tot 6000 woningen zeer gekant was en dat Soest daarentegen zich wel met de gedachten van de minister kon verenigen. Wij weten dat het anders is In de Gooi- en Eemlander van 15 oktober stond een artikel onder het hoofd: Bewoners Oveihees volgen ongerust de werkzaamheden voor bredere Konings weg. In dat artikel stond dat Overhees een enclave dreigde te worden en dat de Koningsweg zo veel banen zal krijgen. Wij allen weten dat het anders is. Er is in de raad uitvoerig over gesproken. Ernstiger vind ik het nog dat onlangs in een voorlich tingsbijeenkomst blijkbaar de gemeente beschuldigd is van chantage. Daarover is in de Amersfoortse Cou rant van 24 november 1976 gepubliceerd onder de kop: Gemeente moet reageren op beschuldigingen van chantage. Ik hoor de heer Visser nu „rotkranten" zeggen. Dat zeg ik natuurlijk niet. Ik huldig het beginsel van de vrije pers en deze opmerkingen van mij zijn pertinent niet bedoeld als aanmerkingen op wiens beleid dan ook bij de kranten. Ik denk dat als wij geen kranten hadden, het er in Nederland wat de democratie be treft slechter voorstond dan thans, nu wij de kranten wel hebben, het geval is. Daar gaat het dus niet om. Het gaat erom dat wij een afdeling voorlichting heb ben en dat wij een college van burgemeester en wet houders hebben en dat ik mij afvraag of als je die din gen in kranten ziet, er niet op moet worden gerea geerd van de kant van de gemeente, hetzij doordat de voorlichter dat doet, natuurlijk in overleg met het college, hetzij doordat de voorzitter van het college dat doet, mogelijk ook in een regelmatig contact met de pers. Ik vind dat dergelijke dingen, gewoon ook uit een oogpunt van de relatie tussen bestuurder en bestuurde, duidelijk moeten worden gemaakt. Dat is het punt waarom het draait. Ik maak zeer beslist geen aanmerkingen op de kranten Het gaat erom of wij als gemeente de communicatie met de pers in dit opzicht voldoende bevorderen. De heer VAN POPPELEN: Deze vraag is ook in de algemene beschouwingen van het C.D A. naar voren gekomen, mevrouw de voorzitter Er is geen antwoord op gekomen. Ik zou er graag nu wel een antwoord op hebben, want ik vind dit wel een belangrijke zaak. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij ondersteunen de heer De Wilde in deze vraag, hoewel wij duidelijk inzien dat het voor het college een on mogelijke zaak zou zijn om op elke foutieve bericht geving in kranten te gaan reageren. Ik vind wel dat in dezen de gemeente een slagvaardig beleid moet heb ben. Misschien moet de voorlichting van de gemeente op duidelijker wijze plaats vinden dan ze nu via Op't Hoogt gebeurt. De gemeente moet voorkomen dat zij oorzaak kan zijn van het ontstaan van misverstan den die aanleiding geven tot publicaties als die waar op de heer De Wilde heeft gedoeld, Een vraag die hier alleen zijdelings mee te maken heeft, is: Wat kost Op't Hoogt? Het is volgens mij een goed leesbare, maar dure krant. Zou Op't Hoogt niet een stuk goedkoper kunnen worden gemaakt, bijvoor beeld door gebruik te maken van recycled papier? Voor vele publicaties van overheidswege wordt al van recycled papier gebruik gemaakt. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Als de heer Lange stelt dat de krant alleen maar foute berichten over Soest publiceert, dan De VOORZITTER: Maar dat zegt hij niet. De heer VISSER: ben ik het daarover helemaal niet met hem eens. Hij had het over foutieve bericht geving, maar dan moet nog wel bewezen worden dat die berichtgeving inderdaad fout is. Verder sluit ik mij aan bij zijn opmerking dat Op't Hoogt inderdaad wel wat goedkoper kan. Verleden jaar heb ik mij eraan geërgerd dat er nogal wat arti kelen in stonden die ook in de krant te lezen waren. Ik vind dat Op't Hoogt echt een voorlichtingsblad van de gemeente moet zijn waarin zeer zakelijk ge meentelijke dingen op een leuke manier worden ge publiceerd. Ik las zeer onlangs in Op't Hoogt een in terview over een kaasmakerij. Ik vind zo iets geen artikel voor Op't Hoogt, De heer LANGE: Ik vind het jammer dat u mij ver keerd begrepen heeft, mijnheer Visser. Ik begrijp dat u voor de vergaring van uw berichten natuurlijk erg afhankelijk bent van de pers, omdat u blijkbaar elders uw berichten niet kunt krijgen, maar ik heb nooit gezegd en zelfs ook nooit willen suggereren, dat er in de kranten alleen maar verkeerde berichten staan. Ik heb zelfs gezegd dat wij, door ervoor te zor gen dat onze berichtgeving correct is, moeten voorko men dat er misverstanden zullen kunnen ontstaan. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij vinden het op zich zelfbijzonder belangrijk dat de jongeren wor den voorgelicht over de betekenis van de Nederlandse democratie Het boekje dat wij tot nu toe daarvoor ter beschikking hadden, vonden wij aardig ouderwets wor den Toen hebben wij stad en land afgezocht en afge beld naar boekjes die ook in andere gemeenten circu leren. Wij hebben daar een paar dingen van binnenge kregen Ook daar waren wij, huiselijk gezegd, niet ka pot van. Wij zijn dus eigenlijk nog altijd op zoek. Het is natuurlijk gemakkelijk om te zeggen: Zij moeten iets hebben Maar als je jongelui iets geeft, dan moet het geheid goed zijn. Ik weet niet of het onze taak is om een van de mensen in Nederland die dat het aller beste zouden kunnen doen, een boekje voor ons te la ten schrijven. Maar ik vind het wel een zaak die wij in de gaten moeten houden. Want het zou bijzonder plezierig zijn wanneer wij er iets aan zouden kunnen doen Maar het boekje dat wij hadden, hebben wij afgeschaft en zolang wij niets beters hebben, doen wij niets Ik geloof dat u het hiermede wel eens bent. De heer VERHEUS: Jawel. De VOORZITTER: Dames en heren. Wat de bericht geving in de kranten betreft heeft de heer De Wilde een paar voorbeelden genoemd juist uit één krant. Ik moet u zeggen dat wij er al jarenlang een beetje

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 300