a. In de op 25 november 1976 gehouden openbare
vergadering van de financiële commissie bleek het col
lege desgevraagd voor de bewoners van een paar ge
meentewoningen niet te denken aan huurgewennings-
bijdragen, noch aan herinrichtingspremies na verbete
ring van de woningen. Uit het gesprek dat daarop in
de financiële commissie volgde, bleek dit geval niet
op zich zelf te staan.
b. In beide afdelingen voor de begrotingsbehandeling
werd het college gevraagd naar het onderhoud van de
woningen in beheer bij het grondbedrijf. Het college
werd daarbij tevens verzacht na te gaan of artikel 22
van de beschikking geldelijke steun rehabilitatie
daarop van toepassing kan zijn. Het college heeft on
der meer letterlijk het volgende geantwoord:
„aangezien verwezen wordt naar artikel 2, waarin
sprake is van reconstructie- of saneringsplannen, be
staat bij ons de indruk dat deze regeling niet op onze
grondbedrijfwoningen van toepassing is".
Er wordt in artikel 22 inderdaad verwezen naar arti
kel 2, maar daar wordt niet gesproken van „recon
structie- of saneringsplannen".
c. De C.D.A.-fractie heeft het college schriftelijk ge
vraagd na te gaan of in Soest een of meer rehabilita-
tiegebieden kunnen worden aangewezen, waardoor
de bewoners rijksbijdragen krijgen in de verbetering
van hun woningen. (Ook de gemeente kan daar een
graantje van meepikken). Het college antwoordt schrif
telijk daartoe geen mogelijkheden te zien en het zegt
bovendien, dat rehabilitatiegebieden wijken zijn ten
aanzien waarvan getwijfeld wordt tussen sloop en
verbetering. Ik moet helaas melden dat rehabilitatie-
gebieden juist niet de wijken zijn ten aanzien waarvan
deze twijfel geldt. Veertien gemeenten in deze provin
cie kunnen u op dit moment het bewijs leveren. Deze
gemeenten zijn Amerongen, Amersfoort, Cothen, Ka-
merik, Loen, Montfoort, Nieuwegein, Nigtevecht,
Oudewater, Renswoude, Utrecht, Wijk bij Duurstede,
IJsselstein en Zeist.
d. Tenslotte versterkt de begroting, hoofdstuk V (de
bladzijden 72 tot en met 81) onze eerderbedoelde in
druk sterk. Wij betreuren dat en vragen het college
vriendelijk, doch dringend maatregelen te nemen,
opdat de wettelijke mogelijkheden worden benut
voor de Soester bevolking.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter De problemen ten aanzien van de vraag naar wo
ningen zijn ook dit jaar weer niet minder geworden.
Er komt steeds meer vraag naar woningen voor alleen
staanden en naar aangepaste woningen. Kan het col
lege mededelen of er plannen in de richting van tege
moetkoming aan die vraag bestaan?
Een nogal veel gelezen en veel gesproken woord is
doorstroming. Wij zouden daaraan willen verbinden
wonen en leven. In dit verband zou ik willen wijzen
op de voorschriften welke thans geldig zijn in de
nieuwe wijken, waar het onmogelijk is om naast wo
nen ook nog op de een of andere manier een liefheb
berij te kunnen beleven. Ten aanzien van pluimvee is
er tussen 1955 en 1960 in de raad een besluit geno
men om daarvoor gelegenheid te geven, mits aan be
paalde voorwaarden is voldaan, terwijl bij de dienst
gemeentewerken een in overleg met de postduiven
verenigingen tot stand gekomen tekening voor een
standaardduivenhok aanwezig is. De ingewikkelde ma
terie van een bouwvergunning is hiervoor volgens mij
beslist niet nodig. De plaatselijke verenigingen op dit
gebied zouden hierbij kunnen worden ingeschakeld.
Binnen niet al te lange tijd is er voor dergelijke vereni
gingen totaal geen bestaansrecht meer, doordat de
mensen de desbetreffende mogelijkheden zijn ont
nomen.
Wij zouden graag geïnformeerd worden over de stand
van zaken wat de Molenstraat in haar totaliteit be
treft. De bewoners verkeren nog steeds in onzekerheid
wat de toekomst aangaat. Hoe is de toestand nu? Wie
zit er op wie te wachten? Of vindt er intussen toch
voortgang plaats:
Met betrekking tot het antwoord van het college op
vraag 1.40, betreffende woonerven, zijn wij van me
ning, dat de totale verkeersstructuur zou moeten
worden bekeken. De verkeerscommissie en bewoners
zullen hierbij moeten worden geraadpleegd. De ver
keersvrijheid welke ontstaat voor de jeugd, zal het
gevaar in het verkeer buiten woonerven door onop
lettendheid zeker vergroten. Wij delen volledig de
opvatting van het college dat het creëren van woon
erven met de nodige zorgvuldigheid gepaard dient te
gaan.
Ten aanzien van Overhees II verheugt het ons dat de
samenwerking met de woningbouwverenigingen zo
voortreffelijk is. De te organiseren inspraak met de
toekomstige bewoners met betrekking tot indeling en
aankleding van de wijk waarderen wij zeer.
Wij verzoeken het college er bijzondere aandacht aan
te besteden dat het niet zo zal zijn, dat bezitters van
een met subsidie gebouwde woning nu weer een pre
miekoopwoning krijgen toegewezen en de woning die
zij hebben, tegen een ontzettend hoge prijs verkopen
(meestal aan niet-Soester ingezetenen).
Wat het antwoord van het college op vraag 2.36 be
treft waarderen wij de activiteiten van het college die
erop zijn gericht het aantal clandestiene bouwsels zo
klein mogelijk te houden. Dat daarbij een erg zorgvul
dig beleid geboden is, spreekt wel vanzelf. Kan het
college iets mededelen over de actie welke er althans
volgens de pers ystematisch op is gericht de clande
stiene bouwsels in 't Hart en Hees op te ruimen? Vol
gens een persbericht zou er terzake worden gewerkt
op basis van fotografisch opgenomen toestanden. Is
dat bericht juist? Zo ja, welke richtlijnen worden bij
die aanpak gevolgd?
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Op dit
moment staan wij ongeveer halverwege de behande
ling van de raamstructuur en die van het ontwikke
lingsplan door de raad Vandaar dat ik het daar nu niet
over wil hebben. Wel wil ik enkele andere punten ten
aanzien van de ruimtelijke ordening naar voren bren
gen.
Wij zijn niet zo tevreden met het antwoord dat het
college maandagavond jl. heeft gegeven op de vraag
over de intrekking van het bestemmingsplan Soes-
tereng-Weg over de Eng. Verleden jaar is tijdens de
behandeling van de begroting 1976 door het college
medegedeeld dat na vaststelling van de raamstructuur
er aan de raad voorstellen zouden worden gedaan tot
intrekking van dit bestemmingsplan. Uit het antwoord
van het college van maandagavond jl. blijkt dat de
intrekking in ieder geval moet wachten op de vast
stelling van het ontwikkelingsplan. Wat zijn de rede
nen waarom het college nu een ander standpunt in
deze zaak inneemt dan het verleden jaar heeft inge
nomen? Wij achten een spoedige intrekking van groot
belang, mede omdat daarmede het gewijzigde beleid
op dit punt duidelijk naar voren komt.