De VOORZITTER: Wij hebben deze zaak een paar keer bijzonder serieus in de commissie ruimtelijke or dening bekeken. Wij hebben toen op een goed mo ment gesteld dat het in onze gemeente wel bijzonder moeilijk ligt, mede gezien het feit dat wij aan twee uiteinden van onze gemeente al een woonwagen kamp hebben, zij het dan net op grondgebied van twee andere gemeenten. Wij hebben ons toen wel eens afgevraagd waarop op dat moment de haast ge stoeld was. Er was wel een nota woonwagenbeleid, maar wij meenden dat de wetgeving er nog niet was en toen hebben wij deze zaak heel even voor andere serieuze zaken opzij gezet. Eigenlijk wachten wij nog altijd op het aannemen door de beide Kamers der Staten-Generaal en het verschijnen in de Staatscou rant van de wijziging van de Woonwagenwet. Ik meen dat ik met deze woorden de gevoelens van de commissie ruimtelijke ordening heb vertolkt. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: In februari in de Tweede Kamer, voorzitter. De VOORZITTER: Ik denk dat het dan wel septem ber of oktober zal worden voordat de wijziging in de Staatscourant komt. Was dit een antwoord aan me vrouw Van Gelder? Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Het is een antwoord, maar ik vind het onbevredigend. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Ik ben toch wel een beetje ver wonderd door het antwoord van mevrouw Van Stip hout over het zo plotseling uit de lucht komen vallen van de opnamecommissie bejaarden. Het betreft hier nl. iets dat eigenlijk al op 1 januari 1976 van start zou gaan en ik dacht dan ook dat wij er een jaar over heb ben kunnen brainstormen om de commissie van de grond te krijgen. Ik weet dat in andere gemeenten vele tehuizen een eigen maatschappelijk werkster hebben voor hun op- namebeleid. Die maatschappelijk werksters komen nu op straat te staan. Het lijkt mij dus niet zo erg moei lijk om iemand te vinden die ervaring heeft. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! Er worden meer voorstellen gedaan die lang op zich laten wachten. Ik ben het er met mevrouw Greefhorst over eens, dat wij de opnamecommissie bejaarden hadden kunnen voor zien. Er zijn dit jaar in de sociale sector wel meer wij zigingen geweest. De sociale dienst heeft nog wat an dere wijzigingen moeten aanbrengen op zeer korte termijn, ik noem het herzien van haar administratie, het herzien van de normen, het afvloeien naar de A.A.W. En ik geloof dat met de personeelsbezetting die wij hebben daar hard aan is gewerkt. Maar wij dachten dat nu wij de oplossing hebben gevonden zo lang aansluiting bij Amersfoort te zoeken, wij rustig en verantwoord onze keuze kunnen bepalen. De maatschappelijk werksters die nu in de bejaarden tehuizen werken, behoeven niet per se een verpleeg kundige opleiding te hebben, terwijl de maatschappe lijk werkster die wij zoeken, zo'n opleiding wel moet hebben. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik grijp volgnummer 9,30 aan om iets naar voren te brengen dat ik bij een ander hoofdstuk heb vergeten. Soesterberg hoort nog steeds bij Soest heb ik begre pen. Maar het is ook zo dat men in de telefoongids van Soesterberg de onderhavige zaak niet aantreft. Ik vind het bijzonder triest dat, zoals in de wijkraad al eens is gesuggereerd, Soesterberg een aparte gemeente is. Maar het hoort er gewoon bij. Is het niet mogelijk dat het college zich eens wendt tót de afdeling bij zondere gidsen van P.T.T. en de heer Van Burken hierop attent maakt? Hij was er heel gevoelig voor en zei: Wij hebben dit ook zo maar gedaan aan de hand van de centrale. De VOORZITTER: Dit lijkt mij een bijzonder goede suggestie. Want het is uitermate lastig dat Soesterberg en Soest tot verschillende districten behoren. Wij zul len een brief schrijven. Hoofdstuk IX, Sociale Zorg en Maatschappelijk Werk, wordt zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Hoofdstuk X, Economische aangelegenheden. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Wat volgnummer 10.10, aangaande bijdragen aan bureaus voor beroepskeuze betreft, heb ik be grepen dat er al verplichtingen zijn voor het komen de jaar. Ik zou de betrokken wethouder willen vra gen of hij ernaar toe wil werken, dat met ingang van 1978 de desbetreffende onderzoeken niet meer voor alle zesdeklassers gaan gelden, doch alleen plaats vin den ten aanzien van degenen die een extra toetsje of iets van dien aard nodig hebben. Uit het feit dat de onderhavige post onder „Economische aangelegen heden" staat, mag ik afleiden, dat het college de on derzoeken in kwestie beleidsmatig bij onderwijs niet noodzakelijk vindt; anders zou deze post gewoon bij „Onderwijs" staan. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Wij ho ren bij het onderwijs economischte werk te gaan. Er wordt hier gesuggereerd dat post 10.10 wellicht zou kunnen vervallen. Ik kan zeggen dat wij bij het on derwijsveld deze vraag al hebben uitgezet en dat wij hopen daarop binnenkort antwoord te krijgen. Wij zullen het antwoord en de uitwerking daarvan in de onderwijscommissie aan de orde stellen. Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzit ter! Ik wil iets zeggen naar aanleiding van volgnum mer 10.12, dat betrekking heeft op de abri's van de autobusdienst. Ik zal niet mijn gram over het open baar vervoer uitspreken, noch sneren hoe je over een korte reis heel lang kunt doen. Tijdens de afdelingsbehandeling heb ik gevraagd om het ophangen van dienstregelingen bij de abri's en de halten van de busdienst. Is dat intussen al bespro ken? Ik weet nog wel enkele plaatsen waar geen dienstregelingen hangen. Ik heb mijn vraag gesteld in verband met het feit dat er op de avonden en de zondagen busritten uitvallen en de mensen soms heel lang moeten wachten. De VOORZITTER: Er gaat een brief uit naar Tensen en naar Centraal Nederland. Hoofdstuk X, Economische aangelegenheden, wordt zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Hoofdstuk XI, Dekkingsmiddelen van algemene aard. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Ik kom toch nog maar even terug op hetgeen waarmede ik begonnen ben. Ik doe dat, omdat de heer Menne nog steeds niet schijnt te begrijpen wat wij bedoelen met bezuinigen. Het gaat ons om een zo efficiënt en zo verantwoord mogelijk gebruik van de gemeenschapsgelden. Onze 0,5%-motie hebben wij niet ingediend omdat wij de indruk hebben, dat het college daar toch onvoldoende gevolg aan zou ge-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 336