van 11 meter kunnen praten maar wij waren zo ver bluft over uw mededeling dat wij er verder het zwijgen toe hebben gedaan. Ik ben van oordeel dat de gemeenteraad nu gewoon zijn eigen verantwoordelijkheid moet aanvaarden. Op grond daarvan vind ik niet dat wij overeenkomstig uw voorstel nu maar eerst moeten wachten tot T.B.S, weer gaat buurten met gedeputeerde staten om te kij ken wat men daar kan bereiken, waarna het college de raad een ontwerp-bestemmingsplan voorlegt dat be vestigt hetgeen T.B.S. met gedeputeerde staten is overeengekomen. Ik ben van oordeel dat het college nu over voldoende gegevens beschikt om het bestem mingsplan „Industrieterrein" aan ons voor te leggen. Dan kan T.B.S. of kunnen anderen bezwaren indie nen, maar dan heeft het gemeentebestuur zijn eigen verantwoordelijkheid genomen. De vorige keer is het gemeentebestuur gewoon achter T.B.S. en gedepu teerde staten aangelopen. Ik vind dat geen goede gang van zaken. Ik vind het veel verstandiger om als gemeente op grond van de eigen verantwoordelijkheid over dit soort zaken te beslissen. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik ondersteun hetgeen de heren Visser en De Wilde naar voren hebben gebracht. Er bestaat inderdaad bij heel wat burgers in Soestdijk de ongerustheid dat er iets anders zal gaan gebeuren. Ik geloof dat wij beter zelf kunnen bepalen wat er in het betrokken gebied wel en niet mag, dan dat de zaak over ons komt. Wan neer ik het verkeerd zie, heb ik graag dat u een en an der uitlegt, opdat de bij de burgers bestaande onge rustheid wordt weggenomen. De VOORZITTER: Dames en heren! De brief die de bewoners van Soestdijk over deze zaak hebben ge schreven, doorloopt de gewone procedure en zal te zij ner tijd in de raad aan de orde worden gesteld. De vraag van de heer Visser wat de herziening heeft gekost, kan ik op dit moment niet beantwoorden. Dat zouden wij moeten nakijken. Met de heer De Wilde moet ik constateren, dat dit bestemmingsplan inderdaad niet het meest gelukkige is geweest. T.B.S. wil steeds uitbreiden. Over het te gemoet komen aan de wensen van degenen die in Soest hetzij een winkel, hetzij een ander bedrijf heb ben, kan je verschillend denken. Ik zal op de discussie van zoeven niet terugkomen. Maar het is wel zo dat, wanneer je terzake formeel iets kunt doen, je dat eventueel ook met betrekking tot een bedrijf kan pro beren. De heer DE WILDE: Wanneer het planologisch kan, moetje het altijd doen! De VOORZITTER: Wanneer het planologisch kan, terwijl je niet eerst - zoals bij de winkels het geval is - bepaalde onderzoekingen moet verrichten, zul je even tueel moeten proberen aan de verlangens tegemoet te komen als er geen andere elementen zijn die daar te gen pleiten. Dat is een heel logische gedachtengang. Men is indertijd met T.B.S. rond de tafel gaan zitten, waarna de eerste wijziging van het bestemmingsplan is vastgesteld. Daarna is ook T.B.S. zelf in beroep ge gaan tegen ons bestemmingsplan. T.B.S. had van de raad nl. niet alles gekregen wat men zich had voorge steld. De heer DE WILDE: Neen. T.B.S. had gevraagd pre cies hetgeen wij in de raad hebben bepleit, nl. een be bouwing van 5 meter vanuit de Beckeringhstraat, maar dan 8 meter hoog. T.B.S. is zelfs tot een hoogte van 7,5 meter gegaan. Kijkt u maar naar de beschikking. De VOORZITTER: T.B.S. wilde inderdaad gaan tot een hoogte van 8 meter, maar wilde ook 5 meter van uit de Beckeringhstraat bouwen. En het laatste is het punt, waaraan de raad niet was tegemoet gekomen. De raad had bepaald: 8 meter vanuit de Beckeringh straat, maar dan hoog. De heer DE WILDE: De heer Van Logtenstein en ik hebben destijds in de raad gesteld: Liever 5 meter vanuit de Beckeringhstraat en een lagere bebouwing, dan 8 meter vanuit de Beckeringhstraat en een zo ho ge bebouwing. Dat werd buiten discussie gesteld door de mededeling dat artikel 19 inmiddels van toepas sing was verklaard. De VOORZITTER: Dat betrof de ene strook, de strook van 14 meter. Tijdens de zitting van gedeputeerde staten voor de bezwaarden waren T.B.S. en de gemeente vertegen woordigd. Tijdens die zitting bleek dat het langza merhand voor niemand meer duidelijk was wat T.B.S, wilde. Staande die vergadering heeft T.B.S. gezegd: Wij zijn bereid een heel nieuw plan voor te leggen. Gedeputeerde staten hebben op dat moment gezegd: Misschien behoeven wij de zaak dan nu niet verder te behandelen; dan kan de gemeente het be stemmingsplan wel intrekken. Daarop heb ik gezegd: Neen, ik heb liever dat gedeputeerde staten het plan wel behandelen en het goed- of afkeuren; dan wordt het van tevoren duidelijk of gedeputeerde staten het met bepaalde, door de raad nader te nemen besluiten al dan niet eens zullen zijn. De laatste zin van ons voorstel moet in die context worden gelezen: „Zodra duidelijk is op welke wijze T.B.S. Soest B.V. de bedrijfsbebouwing wil realiseren en die plannen in overeenstemming zijn met de zienswijze van gedepu teerde staten van Utrecht" (zoals zij die uitspreken door goedkeuring aan bepaalde delen van het plan te onthouden) „kan een nieuwe herziening van dit be stemmingsplan worden ontworpen." Wanneer gedeputeerde staten aan een hoogte of breedte of wat dan ook goedkeuring onthouden, moe ten wij op grond van artikel 30 van de wet op de ruimtelijke ordening een nieuw plan maken, dat in overeenstemming is met de zienswijze van gedepu teerde staten. Daarop slaat de betrokken zin. Wij hebben duidelijk tegen gedeputeerde staten gezegd: Wij willen een plan van T.B.S. afwachten; wij willen daarna met een nieuwe herziening van het bestem mingsplan naar de raad gaan; dan is het prettig van tevoren te weten wat gedeputeerde staten wel of niet willen; anders draaien wij weer het kringetje rond. Inmiddels zijn de ideeën over milieu etc. ook anders geworden. Wij hebben tegen T B.S. gezegd dat men nu niet we derom moet komen met plannen voor een stukje zus en een stukje zo. Immers: wanneer je niet zowel van voren als van achteren ogen hebt, dan kom je bij een dergelijke aanbieding van plannen onvermijdelijk in de nesten. Wij hebben daarom tegen T.B.S. gezegd: Wij willen een integraal plan van u hebben en vervol gens zullen wij eventueel naar de raad gaan. De heer DE WILDE: Maar er kan toch geen sprake van zijn, dat de raad daarbij voor een voldongen feit wordt geplaatst? 45

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 46