g. Brief d.d. 10 maart 1976 van de gewestelijke raad voor Utrecht van het landbouwschap betreffende het vervallen van de rioolbelasting bij het invoeren van de onroerend-goedbelasting, met voorstel te antwoorden dat bij het nemen van de belastingmaatregelen met betrekking tot het onroerend goed in de gemeente Soest aan deze zaak aandacht geschonken zal worden. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Kan het college al iets zeggen met betrekking tot het moment waarop de onroerend-goedbelasting in Soest aan de orde komt? Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Het is de bedoeling dat de raad in juni een uitspraak doet over de grondslag voor de onroerend-goedbelasting. Met betrekking tot het stuk wordt besloten overeen komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld, h. Brief van de Algemene Nederlandse Invaliden Bond, waarin aandacht wordt gevraagd voor de par keerproblemen van gehandicapten en verzocht wordt in te stemmen met een voorstel voor een bepaalde regeling, met het voorstel deze brief om advies in handen te stellen van burgemeester en wethouders. Met betrekking tot dit stuk wordt besloten overeen komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. 66 Vragenhalfuurtje. De VOORZITTER deelt mede dat van de heer Visser de volgende vraag is ingekomen: „Voorwoord. In de raadsvergadering van 18 maart 1976 heb ik geihformeerd naar de kosten van het be stemmingsplan „Industrieterrein, eerste herziening". Volgens de notulen van deze raadsvergadering (blz. 45) heeft de voorzitter gezegd, dat „wij dit zouden moeten nakijken". Ik neem aan dat dit inmiddels ge beurd is. Mijn vraag luidt: Hoeveel heeft dit bestemmingsplan exact gekost? Dan denk ik met name aan de voorbereiding, de uit voering, herziening, kosten externe adviseurs, man uren eigen personeel, bijkomende kosten, etc. Kort om, de totale kostenbegroting en afrekening van dit bestemmingsplan." De VOORZITTER: Dames en heren! Ik denk dat de heer Visser wat teleurgesteld zal zijn door het volgen de antwoord. Het bedrijf dat in het gemeentelijk be stel uren schrijft, is het bedrijf gemeentewerken. In verband met het vervaardigen van tekeningen voor de herziening van het betrokken bestemmingsplan is door gemeentewerken uitgegeven een bedrag van f. 1.205,-. De externe adviseur is niet speciaal voor deze herzie ning ingeschakeld. Eens in de maand vergadert echter de adviesgroep van de gemeente Soest. Deze groep bestaat uit een lid van het college, een aantal ambte lijke adviseurs en één adviseur van het stedebouwkun dig bureau. Natuurlijk is in die adviesgroep de herzie ning van het bestemmingsplan „Industrieterrein" aan de orde geweest. Een dergelijke herziening komt na tuurlijk ook aan de orde in het college van burge meester en wethouders, hetgeen eveneens geld kost. Verder zijn op het gemeentehuis de voorschriften en de toelichting gemaakt. Daarmede is een aantal man uren gemoeid geweest. Op het gemeentehuis wordt echter door niemand - noch door bestuurders, noch door ambtenaren - tijd geschreven. Daardoor kan ik geen exacte opgave van de kosten geven. Daarop deelt de VOORZITTER mede dat verder de volgende vragen van de heer Visser zijn ingekomen: „1. Heeft U kennis genomen van het ongeluk dat op zaterdag 3 april plaats vond op de Nieuweweg ter hoog te van nummer 53 en de brief van de heer Van Doorne, die hij hierover schreef aan de Gemeenteraad? 2. Is het juist dat de heer Uyland (volgens een artikel in de Gooi- en Eemlander) „een jaar geleden nog uit drukkelijk tegenover de burgemeester persoonlijk te hebben verklaard, dat hij en zijn zwager bereid zijn dat gedeelte van hun eigendom (130 m2) aan de gemeen te te verkopen"? 3. Is het juist dat de beide eigenaren daarna nooit meer iets hebben gehoord? Waarom niet? Wilt U Uw ant woord toelichten? 4 Welke maatregelen denkt het College van B W te nemen om deze onhoudbare situatie ter plaatse op te heffen? Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De eerste vraag kan bevestigend worden beantwoord. Het antwoord op de tweede vraag kan ik beter aan u overlaten, daar u in deze vraag ter sprake komt. Als antwoord op de derde vraag kan ik zeggen dat er het laatste jaar niet meer is onderhandeld. In 1970 zijn er intensieve onderhandelingen gevoerd. Daarbij kon niet tot overeenstemming worden gekomen we gens de door de tegenpartij gestelde eisen. Zo werd onder andere voor een strookje grond een vervangen de bouwkavel gevraagd. Daarna heeft nog een taxa tie van het gehele perceel plaats gevonden. Ook daar omtrent zijn de onderhandelingen stukgelopen op de te hoge eisen, Voor grond die de gemeente in die tijd aankocht voor f. 3,50 per m2 vroegen de eigenaars prijzen van f. 25,- tot f. 40,-. De onderhandelaar van de gemeente is daarna nog eens bij de familie ge weest, doch die wenste niet meer met de gemeente te praten. De heer P, van Soest heeft onder andere ge vraagd de zaak te laten rusten totdat de gemeente tot onteigening overgaat. Met betrekking tot de vierde vraag het volgende. Zo dra de mogelijkheid daartoe aanwezig is - met name doordat een bestemmingsplan rechtsgeldig is gewor den -, zal tot onteigening worden overgegaan, tenzij de eigenaars alsnog bereid zijn de grond af te staan op dezelfde basis als andere grondeigenaars in de ge meente dit hebben gedaan voor het openbaar belang. De VOORZITTER: Dames en heren! Juist omdat de betrokken grond niet onteigend kan worden, is de des betreffende strook opgenomen in het bestemmings plan Zuidereng. Op zich zelf was dat niet zo logisch, maar daardoor zou men de mogelijkheid krijgen om tot onteigening over te gaan. Met betrekking tot de tweede vraag het volgende. Ik ken enkele heren Uyland, die in verband met verschil lende zaken op mijn spreekuur zijn geweest. Ik heb mijn aantekeningen van het jaar 1975 nagegaan. Daar uit blijkt dat enkele heren Uyland in verband met ver schillende zaken op mijn spreekuur zijn geweest. Er komt echter geen enkele aantekening in voor, die er op wijst dat een van de heren Uyland daarbij gezegd zou hebben: Wij zijn bereid het strookje grond nu over te doen, Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat een van de heren Uyland dat niet verklaard zou heb ben. De betrokkene is in ieder geval daarvoor niet op mijn spreekuur gekomen, want anders zou ik daar van een exacte aantekening hebben gemaakt. Ik ben nl. vrij serieus wat betreft het maken van aantekenin gen met betrekking tot mijn spreekuur. 62

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 63