Wij zien een taak voor het samenwerkingsorgaan om ervoor
te zorgen dat de ontwikkelingen in Amersfoort op het ge
bied van de werkgelegenheid en de woningbouw op elkaar
worden afgestemd. Het is overigens verheugend dat de
Eemlandgemeenten in meerderheid hebben gekozen voor
het minimumgroeimodel, het alternatief III. Het is jammer
dat wij nog geen kennis hebben kunnen nemen van de in
houd van het definitieve streekplan Utrecht-oost.
Onze voorkeur voor alternatief 5 van het voorontwerp
streekplan komt ongeveer overeen met het minimum mo
del van de interimnota en onze eigen visie op de ontwikke
ling van Soest, zoals vastgesteld door de raad bij de behan
deling van de raamstructuur op 23 juni 1976.
Het zou plezierig geweest zijn te kunnen constateren of en
in welke mate onze eigen wensen en voorkeuren in het de
finitieve streekplan zijn te herkennen, alvorens dit ontwik
kelingsplan te behandelen.
Wij kunnen ons echter niet voorstellen dat de provinciale
plannenmakers niet akkoord zijn gegaan met ae grote lij
nen en ideeën die hier ontwikkeld zijn, noch dat zij zich
intensief hebben beziggehouden met zaken die geen in
vloed hebben op de planologie op provinciaal niveau.
Soest in relatie tot haar omgeving heeft de verantwoorde
lijkheid, zorg te dragen voor de optimale ontwikkeling van
alle facetten van de leefgemeenschap. In 1947 kwam mét
het uitbreidingsplan in hoofdzaak het beleid van het ge
meentebestuur tot uiting om de ontwikkelingen te structu
reren. In 1960 kwam de structuurschets, in 1967 de struc
tuurnota en in 1975 het plan Landelijk Gebied. In 1974
zou op grond van nieuwe ontwikkelingen het ontwikke
lingsplan Soest moeten komen dat nu, via de tussenfase van
de raamstructuur en wederom herzien, gestalte heeft gekre
gen in het voor ons liggende ontwikkelingsplan, een naam
die ook duidt op de lange ontwikkeling die het plan heeft
doorgemaakt.
In de raamstructuur werd aan de hand van de modellen be
volking, woningbouw, verkeer, winkelvoorzieningen, werk
gelegenheid en landschap de richting aangeduid, waarin de
facetten van de leefgemeenschap gestimuleerd en uitgewerkt
zullen worden. De raad heeft bij de behandeling van de
raamstructuur vastgesteld, dat Soest een tweepotig winkel
centrum moet krijgen en dat de tweede poot gesitueerd
dient te worden nabij de Parklaan. Verder is vastgesteld dat
de ontwikkeling van het verkeer via de Centrumweg moet
plaats vinden. Het college kreeg de opdracht om gezien de
urgentie van deze twee voorzieningen op korte termijn te
komen met voorstellen voor bestemmingsplannen.
Het concept-bestemmingsplan Centrum is inmiddels ver
schenen en wordt met de belangstellenden en de belang
hebbenden uit de bevolking nader uitgewerkt. Aan dit be
stemmingsplan ligt dus géén structuurplan ten grondslag,
maar een beleidsvisie van de raad. Hetzelfde kan gesteld
worden voor het concept-bestemmingsplan Centrumweg.
Deze werkwijze voldoet volledig aan de hedendaagse opvat
tingen over procedures inzake de ruimtelijke ordening, zo
als nog hedenmiddag tijdens het uitvoerige contact van on
ze fractievoorzitter met de inspecteur voor de ruimtelijke
ordening voor Utrecht en Noord-Holland, de heer Van
Bartheld, werd bevestigd.
Onze fractie heeft sinds de vaststelling van de raamstruc
tuur geen relevante, nieuwe argumenten gevonden die een
wijziging van ons standpunt inzake het voorgenomen beleid
zoals vastgesteld tijdens de behandeling van de raamstruc
tuur, zouden rechtvaardigen. Wij staan nog steeds achter
ons standpunt met betrekking tot de situering van het
centrum, dit wil zeggen: de bebouwingsgrens mag de Park
laan niet overschrijden. Ons standpunt inzake het tracé
van de Centrumweg is onveranderd gebleven: zo dicht mo
gelijk langs de erfscheiding van het kindertehuis. Wij
vragen ons af of gemeentewerken bij het intekenen van het
tracé op de luchtfoto's van de groep Zuidereng Nee hier
mee wel rekening heeft gehouden.
Overigens dient onzes inziens deze materie vanavond niet
aan de orde te komen. Wij ontberen immers node de toe
gezegde maquette en menen dat een nieuwe discussie pas
zinvol is wanneer deze aanwezig is.
Soesterberg vindt zich terug in dit ontwikkelingsplan, maar
de wensen en meningen van de inspraakgroep zijn zeker
niet in hun geheel terug te vinden. Het tegendeel is het ge
val. De situatie is bijzonder zorgelijk en de Soesterberger
in de inspraakgroep realiseert zich dit als geen ander. Even
als bij zovele kleine kernen in Nederland is het sleutel
woord: draagvlak, vooral de term: onvoldoende draag
vlak. Worden aan de Soesterbergse leefgemeenschap de
kansen onthouden om uit te groeien tot circa 8.000 inwo
ners, dan moeten de mogelijkheden van de toekomstige
maximaal 5.400 inwoners om een op sociaal, cultureel,
sport, recreatie, winkelverzorging, gezondheidszorg en vele
andere gebieden goed ontplooide en vitale leefgemeenschap
te vormen, miniem worden geacht.
Onze fractie is van mening dat dit het kernpunt is van de
Soesterbergse problematiek. Zij steunt suggesties van de in
spraakgroep om niet zonder meer de ogenschijnlijk wille
keurige normen die de ontwikkelingskansen tegengaan, te
accepteren.
Wij verzoeken het college dringend om met de gemeente
Zeist onderhandelingen aan te knopen, opdat op Zeister
grondgebied mogelijkheden worden geschapen ter vergro
ting van het sociaal-economische draagvlak. Immers, ook
veel bewoners van Zeist zijn afhankelijk van het voorzie
ningenpakket dat Soesterberg kan bieden. Daarnaast ver
zoeken wij het college dringend om de Kosteneenheden-
norm niet te accepteren. Geluid heeft kwalitatieve, kwan
titatieve en subjectief-perceptieve eigenschappen: de hin
der. Nergens wordt aangetoond dat bij een lawaaibelasting
van 35 Kosteneenheden de hinder zo groot is dat deze
schadelijk is voor het welzijn. De norm geldt voor woonhui
zen die overdag vaak verlaten zijn. 's Avonds en gedurende
de weekeinden wordt niet gevlogen, maar dit komt nergens
in de Kosteneenheden-formule tpt uiting, bijvoorbeeld in
een straffactor kleiner dan 1Prof. Kosten zou zelf als
eerste opmerken dat zijn norm voor de burgerluchtvaart
gemaakt is en niet voor militair vliegverkeer dat geluid pro
duceert met afwijkende karakteristieken. Zo zouden wij
nog lang discussie willen voeren over het beleid van gedepu
teerde staten om deze norm klakkeloos over te nemen,
daarmee willens en wetens de Soesterbergse leefgemeen
schap tot rudimentaire dimensies reducerend.
Wij verlangen dat in Soesterberg voldoende ruimte wordt
gevonden om het draagvlak tot acceptabele proporties te
vergroten en wijzen de voorstellen van het college ten
aanzien van de woningbouw af. Verder vragen wij op korte
termijn een duidelijk inzicht in de plannen van het ministe
rie van defensie en de daaruit voortvloeiende consequen
ties voor de woningmarkt in Soesterberg.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Het nu
door het college aan ons voorgelegde concept-ontwikke
lingsplan is een mijlpaal in het samen denken van de bevol
king en het gemeentebestuur van Soest. Met nadruk en in
stemming namen wij kennis van uw opmerking in de aanbie
dingsbrief om dit plan aan te nemen als grondslag voor de
besluitvorming. Wij zien dit als niet meer dan een richtlijn.
Het plan geeft de richting aan waarin de verschillende on
derdelen van ons samen wonen, werken, bewegen, recreatie
112