De heer VAN AALST: Ja, mevrouw de voorzitter. 4 Voorstel tot aanleg, beheer en exploitatie van centrale antenne-inrichtingen door de gemeente Soest en 5 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor het aantrekken van een adviseur bij de realisatie van cen trale antenne-inrichtingen in Soest. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Wij hebben het gevoel dat de opdracht waarop voorstel 5 betrekking heeft zich zou kunnen beperken tot de in dit voorstel ge noemde punten b, c en d. Wij delen de opvatting dat er in dit stadium echt een deskundige moet komen die na der voorlichting geeft omtrent de verschillende aan de or de zijnde systemen en als een soort architect het bestek schrijft op basis waarvan dan vervolgens de aanbesteding kan plaats vinden. Ook het houden van een bijeenkomst waarin een deskundig bureau vragen op het terrein van de kabeltelevisie beantwoordt, juich ik toe. Maar wij vinden dat de hele kwestie van de bestuurlijke opzet met alles wat dies zij niet opnieuw aan de orde behoeft te komen, zeker niet geadviseerd door een dergelijke instantie. Ik meen dat wij mans genoeg zijn om zelf te doen wat er op dat punt moet worden gedaan. Naar mijn gevoel wijst de gehouden enquete in overtui gende mate aan, dat wij moeten doorgaan. In dat opzicht hebben wij met voorstel 4 geen problemen. Het verhaal op pagina 2 van voorstel 4 waarin sprake is van de vrees dat de gemeente de betrokken werkzaamhe den zelf zou doen komt mij een beetje merkwaardig voor. Ik dacht dat wij er nooit over hebben gedacht dat de ge meente zelf een kabelsysteem zou moeten aanleggen. De gemeente wordt principaal, bouwheer, althans naar mijn gedachte. De gemeente draagt straks aan een gespecialiseer de firma op om de kabelinstallatie aan te leggen. Er is na tuurlijk geen sprake van dat de gemeente dat zelf zou moeten doen. Ze zou dat ook niet kunnen; ze is er niet toe geoutilleerd. Ik denk dat het nergens gebeurt dat een gemeente het zelf doet. Ik heb het althans nog niet ge hoord. Ik denk dat ook het onderhoudswerk niet door de ge meente zelf moet worden gedaan. Ik meen dat het veel verstandiger is om dat uit te besteden aan een bedrijf waarmede dan een desbetreffend contract wordt geslo ten. De hiervoor bedoelde vrees deel ik dus helemaal niet, omdat ik denk dat het onzinnig zou zijn om ook maar een ogenblik te denken aan aanleg in eigen beheer of onder houd in eigen beheer. Natuurlijk kunnen er bepaalde de len zijn die financieel beter in eigen beheer kunnen ge beuren, maar ik denk hierbij zeker niet aan aanleg en on derhoudswerk ten aanzien van kabeltelevisie. Ik denk dat er toch een vrij groot misverstand is over de vraag wat wij een jaar geleden eigenlijk hebben besloten. Het tempo waarin deze zaak zich ontwikkelt, bevredigt mij allerminst. Ik heb het voorstel van januari 1976 inza ke de c.a.i. nog eens gelezen. Daarin is een stukje geschie denis weergegeven en gerefereerd aan een uitstekend rapport dat in de gemeente Soest door een aantal mensen is gemaakt. In dat, in een oranje kaft gestoken, rapport is zeer helder de hele zaak uiteengezet, zowel wat de he le ontwikkeling en de noodzaak tot aanleg van een c.a.i. betreft als wat de beheerskant en de financiële kant van de zaak betreft. Nadat dat rapport was gereedgekomen, hebben wij twee gecombineerde commissievergaderingen gehad. Vervolgens hebben wij in januari 1976 een heel duidelijk voorstel met een stuk of zeven punten gehad. Naar mijn gevoel was een belangrijk punt dat er een be heersorgaan zou komen. Wij hebben toen in de raad een uitspraak gedaan die hierop neerkwam: De gemeente zal hiervoor zorgen. Dit is nu heel typisch een aangelegenheid waarvoor je een commissie ex artikel 61 van de gemeen tewet moet oprichten. De gemeenteraad moet zich in dezen qua bemanning beperken, bijvoorbeeld in die zin dat slechts een of twee raadsleden die lid van het college zijn in de beheerscommissie worden opgenomen. Haal er ver der mensen uit de gemeente bij die belangstelling en mo gelijk ook deskundigheid hebben, haal de woningbouwver enigingen erbij en haal er een grotere institutionele be- legger bij, zodat je een samenwerkingsverband krijgt, en probeer de commissie nog in het leven te roepen voordat de enquete wordt gehouden. In het voorstel van januari 1976 staat: In augustus 1976 zal de beslissing over het systeem genomen worden en zal er ook worden beslist of de aanleg ineens dan wel in fases zal geschieden. Wij hebben ook een tijdschema ontvangen. Ik zal u daar niet mee vermoeien, maar als u het ziet, ziet u dat wij ons er bij lange na niet aan hebben gehouden. Wij kun nen rustig zeggen dat wij een halfjaar tot een jaar achter zijn. Nu dacht ik dat een college van burgemeester en wethouders dat zich zelf respecteert - wat naar mijn me ning uw college inderdaad doet - altijd zal beginnen met zich in een voorstel aan de raad te verantwoorden met betrekking tot zo'n punt, in dit geval bijvoorbeeld door te zeggen: Wij waren wel van plan om in augustus 1976 die bijeenkomst te houden en wij hebben toen wel be sloten om er in augustus 1976 tot een nadere uitspraak over te komen of de c.a.i. in fases dan wel ineens wordt aangelegd, maar door die en die omstandigheden heeft onze planning gefaald. Op zich zelf is dan een falende planning best te veront schuldigen. Maar ik vind wel dat het college zich dan moet inspannen om aan de raad duidelijk te maken, dat men er wel naar heeft gestreefd om zich aan de planning te houden, doch dat er omstandigheden zijn geweest die het doel van het streven nu eenmaal niet mogelijk heb ben gemaakt. Dat heb ik gemist. Ik hoop dat wat wij nu gaan doen zich in een snel tempo zal ontwikkelen. Ik heb nl. het gevoel dat het stuk werk dat wij hier gaan doen - behoudens de keuze van het sy steem, die een zeer belangrijk en zeer subtiel liggend punt is - niet zo vreselijk riskant is. Qua financiële kant is het mogelijk om een investering te doen die je er ook weer helemaal uithaalt. De exploitatie is rond te maken. Het systeem is het grote punt. Wij moeten een systeem kiezen dat enerzijds nu de investering niet verder doet gaan dan nodig is, maar ons aan de andere kant wanneer over tien of vijftien jaar de inzichten anders zijn dan nu, niet zo voor het blok stelt, dat wij dan niets meer kun nen. Van de ruim 13,000 woningen die wij nu hebben, zijn er al 3000 op een gemeenschappelijke antenne-inrichting aangesloten. 71% van de bewoners van de overige wonin gen vraagt erom. Ik meen dat nu spoedig aan die vraag moet worden voldaan. Enerzijds zijn wij teleurgesteld door het trage tempo. Anderzijds stemmen wij in met het voornemen om een deskundig bureau in te schakelen, maar hierbij spreek ik de wens uit, dat aan dat bureau alleen de technische kanten worden opgedragen, dat de gedachte dat de ge meente de beheerder zal zijn en dat er terzake een com missie ex artikel 61 zal komen verder wordt uitgewerkt, dat er spoedig een verordening wordt vastgesteld, dat ook gauw de andere verordening, waar we al lange tijd over 10

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 11