alt af len op- n 1990 olen en :r! van :t col- Hier- tge- inzien .ngen iit ande- armee iften. i naar iften a is en n eigen een en ik ■noeten bele- rek aan ;el is, taar vo- neester gingen over het behoor- houden. nst voor- diensten- :an bij- „Wij leggen dit concept voor aan de instellingen en de verenigingen die erbij betrokken zijn en geven hen voor het opstellen van commentaar voldoende tijd. De opmerkingen van verenigingen en instellingen zullen dan weer verwerkt worden in een definitief beleidsplan, dat aan de raad als pa ragraaf van het ontwikkelingsplan zal worden voorgelegd, met uiteraard een toelichting hoe wij een en ander denken te bereiken in de komende jaren." Ik citeerde de raadsnotulen, mevrouw de voorzitter. In de brief van het college aan de verenigingen en instellin gen, gedateerd 6 mei 1977, geeft het college toe dat deze gedachte-opzet niet haalbaar is gebleken. Sterker nog: het hele hoofdstuk cultuur komt in de nota „Laten wij wel zijn" niet voor, hetgeen onzes inziens een onoverkomehjk bezwaar is om het totale welzijn te kunnen overzien. Er wordt dan geschoven naar september. Dat is alweer een reden om vandaag het ontwikkelingsplan niet vast te stel len en de definitieve beslissing te verdagen tot een latere datum. In de brief van 6 mei aan de verenigingen en instellingen, waarvan wij overigens geen kopie hebben gekregen, staat dan verder: „Uw reacties op de nota welzijn en de nota jeugdwelzijns- beleid kunnen in het ontwikkelingsplan niet verwerkt zijn. Gaarne verzoeken wij u op deze nota te willen reageren, opdat de gemeenteraad uw visie bij haar beschouwingen kan betrekken. In verband met de tijdige informatie aan de raadsleden hopen wij uw reactie uiterlijk 24 mei 1977 te mogen ontvangen". Welnu, laten wij wel wezen: Dit is een onmogelijke opga ve. De hele procedure mag als volkomen mislukt worden beschouwd. Op de raadsagenda van vandaag prijkt geen en kele binnengekomen reactie. Nu de nota zelf. Ik heb toch een vrij grote discrepantie aangetroffen tussen het ontwikkelingsplan en de beide welzijnsnota's. Aan de hand van enkele voorbeelden zal ik dit trachten toe te lichten. Ik vraag mij af of de doelstellingen van het woonmilieu, het verkeer en de ruimtelijke ordening op blz. 7 en 8 van de nota wel voldoende zijn toegepast in het hoofdstuk ver keer, blz. 155 tot en met 166 van het ontwikkelingsplan. Ik denk met name aan de afslag van de rijksweg 28, waar tegen de inspraakwerkgroep Soesterberg en de heer Van Aalst zich terecht verzetten, omdat de objectieve verkeers veiligheid die de nota zo hoog heeft zitten, ondergeschikt wordt gemaakt aan de snellere regionale autowegen op blz. 162 van het ontwikkelingsplan. In de jeugdwelzijnsnota staat letterlijk dat de zogenaamde harde vervoerswijzen on dergeschikt zullen worden c.q. dienen te worden gemaakt aan de mogelijkheden van het kind. Dat staat lijnrecht te genover de uitspraken van wethouder Hoekstra gister avond, die stelde dat de schoolgaande kinderen uit Soester berg netjes kunnen oversteken bij de stoplichten die ge plaatst worden bij de afslag van de rijksweg 28 bij de Ri- chelleweg. Ook vraag ik mij af of in het ontwikkelingsplan op blz. 153 - en dan gaat het over werkgelegenheid - wel iets is terug te vinden van de doelstellingen op blz. 8 en 9, punt 5 (de werkgelegenheid en het werkloos zijn). Wat denkt het ge meentebestuur te kunnen doen aan schoolverlaters en aan gehuwde vrouwen, zonder in conflict te komen met de stel ling dat geen wervend werkgelegenheidsbeleid gevoerd moet worden? Ik zal daarop gaarne straks een reactie krij gen. Vervolgens de voorlichting en de inspraak. De voorlichting die de nota suggereert op het gebied van bestuur, milieu besef, drempelverlaging, het contact overheid-burgerij, ex tra begeleiding minderheidsgroepen, het terrein van de raadsman, het hele pakket van de samenlevingsopbouw, het betrekken van de bevolking bij de eigen leef- en werksitua tie, schreeuwt om een voorlichtingsbureau dat zó veelzij dig moet zijn dat de afdeling voorlichting thans zwaar on derbezet is. De P. v.d. A.-fractie heeft hierover ook even gesproken en heeft al gevraagd hoe het college zich dit denkt en hoe dit verder moet worden uitgewerkt. Als ik dan zie hoe nu al de inspraakwerkgroep Centrumplan ge frustreerd rondloopt, omdat brieven aan het gemeentebe stuur niet beantwoord worden, vraag ik mij af of het ge meentebestuur wel rijp is om deze taak - „het welzijnsbeleid zal de belangrijkste taak van de gemeente nieuwe stijl wor den", aldus blz. 5 - aan te kunnen. Ik zal graag nadere sug gesties krijgen van het college omtrent inspraak en voor lichting. Ik kom nog even terug op de angst en terughoudendheid die gisteravond hier zijn gesuggereerd om in een beleids plan aan te geven welke bestaande woongebieden in aan merking komen voor bijvoorbeeld woonerven. Hoe denkt het college de doelstellingen omtrent het woonmilieu op blz. 7 van de nota en de doelstellingen ten aanzien van de ruimtelijke, educatieve, personele en financiële aspecten van het woonmilieu in de jeugdwelzijnsnota op blz. 4 en 5 te realiseren, als het college niet bereid is bestemmings plannen te herzien op dit punt? Ik juich de te organiseren activiteiten die genoemd wor den op blz. 6 van de jeugdwelzijnsnota ten aanzien van het totale leefmilieu, toe. Hetzelfde geldt voor de doelstellin gen van het hoofdstuk milieu in de nota „Laten wij wel zijn". Daar komt vooral de voorlichting weer om de hoek kijken (blz. 31). In dit verband wijs ik nog eens op de schoolbioloog en de kelderruimte van gemeentewerken voor educatieve milieutentoonstellingen. Bijvoorbeeld „Hoe ga je om met water?" zou een leerzaam thema kun nen zijn. Helaas meen ik dat deze totale beleidsvisie niet terug is te vinden in het hoofdstuk landschap op blz. 188 en 189 van het ontwikkelingsplan. Ook meent Progressief Soest dat de recreatiedoelen in de welzijnsnota nog eens vergeleken die nen te worden met het hoofdstuk actieve en passieve re creatie op blz. 199 tot en met 207 van het ontwikkelings plan, voordat dit plan definitief door de raad wordt vast gesteld, een suggestie voor de deelnota die op blz. 28 wordt voorgesteld. Ik vraag mij met name af of de politieke invloed en de vaak financiële bezwaren van de raadsleden die bijvoorbeeld zitting hebben in de sportstichting, niet remmend werken op een optimale sportvoorziening. Dat geldt ook in de culturele sector. Ik mis een antwoord op de vraag hoe beide nota's die ik toch wel positief waardeer, zullen worden uitgewerkt. Ik draag graag een suggestie op dit punt aan. Het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk werkt voortvarend aan de uitwerking van decentralisatieplannen. Dat komt met name tot uiting in omzetting van subsidie regelingen en rijksbijdrageregelingen en in de inmiddels gepubliceerde en ingediende kaderwet voor het specifie ke welzijn. Hierdoor wordt welzijnsplanning en subsidië ring een zaak van de plaatselijke overheden. Allereerst zullen dan taken en voorzieningen in samenhang moeten worden voorbereid en aangeboden om te komen tot een plaatselijk welzijnsplan. Dit model moet streven naar: - grotere zeggenschap van direct betrokkenen in de be leidsvoorbereiding en uitvoering; - grotere samenhang en samenwerking in de zogenaam de eerste lijn, de wijkvoorzieningen; - het leggen van duidelijke verbanden tussen basisvoor zieningen en gespecialiseerde voorzieningen. 147

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 142