ga-
ag
eb
hier voor mij liggen het resultaat van het gesprek dat
de heer Oldenboom, de heer Lange en ik op 31
maart jl. hebben gevoerd en op dat moment is de sol
licitatie van de heer Kruitwagen gewoon in de selec
tie betrokken. Er is dus geen sprake van dat er een
selectie heeft plaats gevonden en dat er naderhand
nog een sollicitant aan is toegevoegd.
De VOORZITTER verzoekt mevrouw Korthuis-
Elion en de heer Van Logtenstein met haar het stem
bureau te vormen.
(De heer Visser verlaat, te 20.10 uur, de vergade-
ring).
Uitgebracht worden 20 stemmen, waarvan 2 op de
heer G. van Malkenhorst en 18 op de heer mr. J.M.
Kruitwagen, zodat de heer mr. J.M. Kruitwagen is
benoemd.
(De heer Visser komt, te 20.12 uur, wederom ter ver
gadering).
90 Voorstel tot vaststelling van de Verordening onroe-
rend-goedbelasting.
De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Aan de
linkerzijde van de twee grafieken die ik in deze zaal
heb laten ophangen, staat de gemiddelde waarde van
bungalows, halve dubbelhuizen, kopwoningen, tus
senwoningen en flats. De gemiddelde waarde van een
flat is ongeveer f. 80.000,-, de gemiddelde waarde
van een bungalow is f. 240.000,-. Ik ben uitgegaan
van de 88 woningen ten aanzien waarvan door de ge
meente en een aantal taxateurs de waarde is geschat.
Een van de twee lijnen op een van de grafieken geeft
aan wat wij als eigenaars in 1976 hebben betaald
aan grond-, riool- en straatbelasting. De andere lijn
geeft weer dat als bij invoering van het voorgestelde
nieuwe systeem dezelfde groep hetzelfde totaalbe
drag moet opbrengen, er een verschuiving optreedt in
die zin, dat de mensen die in een flat wonen, relatief
minder gaan betalen en degenen die in een bungalow
wonen, meer gaan betalen. Het breekpunt ligt onge
veer bij f. 200.000,-. Deze prijs is geschat in 1976 en
is intussen natuurlijk verschrikkelijk achterhaald. Ik
wil met de grafiek aantonen dat er een duidelijke
verschuiving van lasten plaats vindt naar de bezitten
de klasse die luxueuzer woont.
Ik heb een tweede grafiek laten ophangen, omdat ik
die zinvol vind, aangezien iedere burger op dit mo
ment aan de hand van de stukken en vooral van de
bijlagen voor zich zelf kan opmeten hoeveel vierkan
te meters herleide oppervlakte hij heeft. Als wij er
geen factor bij hadden, dan zou er ten aanzien van
een bungalow f. 300,— a f. 400,- moeten worden be
taald. Wij hebben hierbij rekening te houden met een
herleide oppervlakte van ongeveer 500 m2. Ik heb
voor mijzelf berekend wat ik zal moeten betalen en
ben tot de conclusie gekomen, dat dat heel wat meer
dan f. 400,- is.
Wij hebben in dezen te maken met een aantal facto
ren. Over die factoren zullen wij het binnenkort
moeten hebben, want ze houden onder meer in, dat
er niet alleen zal moeten worden betaald door de
eigenaars die vandaag de dag al betalen, maar dat er
ook zal moeten worden betaald door vele eigenaars
die vandaag de dag nog niet betalen, bijvoorbeeld
defensie als eigenaar van vele stukken grond.
Aan de hand van de gegevens waarover nu wordt be
schikt, kan iedere burger van Soest via een klein re
kensommetje bepalen of hij meer dan wel minder
gaat betalen. Ik hoop dat nu iedereen wakker zal wor
den.
De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! De onroe-
rend-goedbelasting is een fiscale heffing in algemene
zin op het bezit en het gebruik van onroerend goed.
Het betreft hier een belangrijke zaak, zowel voor de
ontvanger, die via deze belasting ruim f. 5 miljoen
per jaar ontvangt, ofte wel een kwart van wat de ge
meente jaarlijks uit het gemeentefonds krijgt, als van
uit de optiek van de belastingbetaler, voor wie het
natuurlijk van belang is te weten hoe hij er straks qua
belastingbetaling anders voor zal komen te staan.
De belastingbetaler betaalt op het ogenblik straat-,
riool-, grond- en personele belasting en in plaats daar
van zal hij met ingang van 1 januari 1979 onroe-
rend-goedbelasting moeten betalen.
In het feit dat de onroerend-goedbelasting ook de
rioolbelasting vervangt, zit eigenlijk een tegenstrijdig
heid. Tot nu toe is het zo dat de rioolbelasting wordt
betaald door degenen die gebruik maken van een
rioolaansluiting. Nu zeggen wij: De rioolbelasting
gaat weg, daar komt de onroerend-goedbelasting voor
in de plaats en die moet worden betaald door ieder
een, ook door hen die buiten de bebouwde kom wo
nen en geen rioolaansluiting hebben. In dit licht stelt
het college voor om aan het eind van 1978 te bekij
ken of er van 1 januari 1979 af een rioolretributie zal
moeten worden geheven. Wij neigen ertoe dit toch
wel te zien vanuit het principe dat hij die van iets ge
bruik maakt, daar ook voor betaalt en dat er dus naast
een onroerend-goedbelasting rustig een bepaalde retri
butie kan worden geheven voor het kweken van een
bestemmingsfonds voor rioolonderhoud. Hoe groot het
desbetreffende bedrag zou moeten zijn, zouden wij
kunnen bekijken in het kader van de totaliteit van de
opbrengst der nieuwe onroerend-goedbelasting.
Op pagina 11 van het voorstel zijn de rijksopcenten
grond- en personele belasting opgeteld bij de meer
opbrengst ad ruim f. 900.000,- die ontstaat nadat
de nieuwe belasting zal zijn ingevoerd, zodat er bij
maximale belastingheffing tot een meeropbrengst
van f. 1.365.000,— wordt gekomen. Dit is in onze
ogen merkwaardig. Is het wel juist? Krijgen wij het
met de bedoelde opcenten gemoeide geld echt terug
van het rijk of betreft het hier een theoretische boe
king die eigenlijk meer suggereert dan ze is?
Er zullen belastingverschuivingen plaats hebben in
tweeërlei opzicht, nl. doordat de personele belasting
vervalt en door wijziging van de verhouding tussen
wat door eigenaars moet worden betaald en hetgeen
door gebruikers moet worden betaald. Tot nu toe is
de bedoelde verhouding 100 48 en bij de invoering
van de onroerend-goedbelasting zou ze 15 12 wor
den.
Bij het bezien van de laatste bladzijde van het over
zicht der proefpercelen valt het ons op dat er ook nu
al, hoewel het college bij de desbetreffende bereke
ningen een slag om de arm houdt, toch bepaalde ver
schuivingen zijn te constateren. Met betrekking tot
het daarin genoemde object nummer 93, een boerde
rij, wordt op het ogenblik volgens de voorlaatste ko
lom aan grond-, straat- en rioolbelasting f. 353,-
betaald en zal volgens de laatste kolom f. 302,- aan
onroerend-goedbelasting moeten worden betaald.
Dit lijkt een verlaging, maar er zit een addertje onder
het gras. Deze f, 302,- is nl. hetgeen de betrokkene
als eigenaar zal moeten betalen en hij zal bovendien
7/9 van dit bedrag, ofte wel bijna f. 280,— als gebrui
ker moeten betalen. Bij de berekening van de genoem
de f. 353,- is geen rekening gehouden met personele
169