Ik ben erg erkentelijk voor het genoemde voorstel,
omdat ik hierin nu echt voor de eerste keer eens zie
(u vergeeft het mij dat ik het zo scherp zeg; wij als
raad hebben soms het gevoel dat het heel veel moeite
kost om onze adviezen te laten doordringen), dat de
opmerkingen die wij met betrekking tot de financië
le kant van de zaak hebben gemaakt, werkelijk tot
het voorstel zijn doorgedrongen; er is zelfs op geant
woord, Dat is zo geweldig, dat je bij jezelf denkt: We
gaan toch vooruit.
Ik heb er in de commissie financiën voor gepleit de
kosten met betrekking tot de grond die wij niet hele
maal in rekening kunnen brengen vanwege het stand
punt van het ministerie van cultuur, recreatie en
maatschappelijk werk, ofte wel het verschil tussen de
in de exploitatie voorziene opbrengst en de werkelij
ke opbrengst van de grond niet met zo'n grote mate
van vanzelfsprekendheid maar direct aan de algemene
dienst toe te denken. De algemene dienst krijgt nl.
toch al zo'n grote belasting van de investeringen en
de kapitaallasten die uit de investeringen voort
vloeien. Ik ben er vreselijk blij mee, dat op pagina 5
van het genoemde voorstel staat dat de mogelijkheid
zal worden bezien het verlies op de grondtransactie
ten laste van het grondbedrijf te brengen. Het is na
tuurlijk niet zo dat het dan aan alleen Overhees 2
moet worden gehecht; de verdere gronden die moeten
worden uitgegeven, zullen erbij moeten worden be
trokken. Het hoeft wat mij betreft ook niet volledig
ten laste van het grondbedrijf te worden gebracht.
Maar ik vind het verdedigbaar dat men degenen die
in zo'n wijk wonen en van deze voorzieningen, die
terecht voor een belangrijk stuk door de algemene
dienst worden gedragen, gebruik maken en een gro
ter woongenot hebben doordat de infrastructuur
wordt verbeterd, hiervoor langs de weg van het
grondbedrijf iets laat betalen via de huurprijzen en
de koopprijzen van gronden. Verwezenlijking van de
bedoelde mogelijkheid zou betekenen dat de op pa
gina 5 genoemde jaarlijkse last ad bijna
f. 82.000,- zou kunnen worden teruggebracht tot
bijna f. 44.000,-. Een dergelijk belangrijk verschil
zou natuurlijk voor de algemene dienst en daardoor
voor je mogelijkheden straks weer het een en ander
schelen. Ik hoop dat wij in de commissie financiën
of anderszins eens zullen horen hoe het uiteindelijk
afgelopen is.
Wij wisten dat sommige Jeden van de raad het met
de bibliotheek wat moeilijk hadden In de nota doel
stellingen welzijnsbeleid waarmede wij ons onlangs
hebben beziggehouden, is toch wel uitdrukkelijk als
uitgangspunt genomen, dat wij moeten proberen ook
in de ruimtelijke structuur van onze gemeente voor
zieningen te hebben die dicht bij de mensen zijn en
gemakkelijk bereikbaar zijn Dat kun je natuurlijk
niet overdrijven, maar in een aantal gevallen is het
goed, dat er wordt beschikt over een hoofdcentrum
en een aantal steunpunten. In het kader van wat in
het onderhavige wijkdienstencentrum wordt bedoeld
als een integrale aanbieding van een aantal accommo
daties moet naar onze menrng de bibliotheekvoorzie
ning er wel bij. Iedere vergelijking heeft natuurlijk
haar verdiensten, iedere vergelijking gaat, denk ik,
ook wel eens mank Ik zou ten opzichte van de verge
lijking die de heer Van Ee eventueel met de hockey
velden zou willen maken, natuurlijk kunnen stellen
dat het in het onderhavige geval om een vrij groot
deel van de Soester bevolking gaat en dat wij het wat
de hockeyclub betreft over 300 a 400 personen heb
ben. Maar ik wil die vergelijking niet voortzetten, om
de doodeenvoudige reden dat in dat opzicht de zaken
niet moeten worden gesimplificeerd. Wel wil ik zeg
gen dat ik denk dat de raad er behoefte aan heeft een
duidelijker overzicht te krijgen van waar het geld naar
toe gaat, welke normen daarbij in acht worden geno
men en welke uitgangspunten en doelstellingen daar
bij gelden Er wordt naar mijn mening te gemakke
lijk stukwerk gedaan, waarbij vandaag dit en morgen
dat gebeurt en wij het totale overzicht missen. Als de
heer Van Ee dit heeft bedoeld, dan ben ik het er hele
maal met hem over eens Wij moeten hier over tota
len kunnen oordelen en met betrekking tot de grote
projecten kunnen zeggen: Daar gaat een stuk heen,
hier gaat een stuk heen en dit is de belasting van de
bevolking die wij daarbrj opleggen vanuit het stand
punt dat zij die iets willen hebben, er ook iets voor
moeten overhebben Maar daar zijn wij op dit mo
ment niet aan toe Ik wil er wanneer wij het straks
over de hockeyvelden zullen hebben, nog wat concre
ter op ingaan Nu wil ik ermede volstaan te zeggen
dat wij volstrekt voorstander zijn van de bibliotheek
voorziening binnen het onderhavige geheel en dat wij
er niet voor zouden voelen de realisering van deze
voorziening uit te stellen, ook afgedacht van de mo-
felijkheid dat de realisering over vijfjaar meer zou
osten dan ze nu kost,
Ik betreur het dat de opmerking die in de financiële
commissie met betrekking tot Artishock is gemaakt,
gewoon niet in de stukken is verwerkt. Was dat wel
gebeurd, dan had de heer Visser hier nu zijn desbe
treffende opmerking niet behoeven te maken. De
heer Visser heeft in de commissie naar mijn mening
terecht gevraagd of Ar tishock bij eventuele aanloop
moeilijkheden zou kunnen worden geholpen door
de gemeente. Daarop is van de kant van het college
gezegd: Wij denken dat dat kan. Als dit in de stuk
ken had gestaan, was het wat duidelijker geweest. Ik
dring er wel op aan dat een uitspraak zoals door de
heer Visser is gevraagd hier wordt gedaan.
De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Ik
heb mij in de voorlaatste vergadering van de finan
ciële commissie fel tegen de bibliotheek verzet. Daar
na heb ik wat over zichten gekregen van de subsidies
die wij verlenen ten aanzien van de sport, het zwem
bad enz. en daaruit is mij gebleken dat ik mij eigen
lijk heb vergist, aangezien degenen die subsidie krij
gen ten aanzien van andere takken van welzijn, in
feite zwaarder worden gesubsidieerd dan de biblio
theekvoorziening in de onderhavige wijk. Ik heb
sindsdien mijn standpunt gewijzigd.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! Er kan inderdaad
nogal wat verwarring ontstaan rond de rijks- en pro
vinciale subsidie In het gesprek dat ik op 15 novem
ber 1976 met de staatssecretaris heb gehad, is één
ding duidelijk geworden en dat is dat het ministerie
pas in het najaar van het desbetreffende begrotings
jaar definitief vaststelt wie welke subsidie definitief
krijgt. De staatssecretaris heeft ons in dat gesprek
toegezegd, dat hij zou proberen in oktober 1977 na
te gaan of er voldoende middelen zouden zijn om
over 1977 nog een subsidie toe te kennen en dat als
dat niet mogelijk mocht blijken, wij subsidie zouden
krijgen over 1978, waarbij hij meteen de belofte
deed, dat hij de desbetreffende toezegging in 1977