en dat dat tot een bepaald bedrag leidt, dat er in het onderhavige geval voor de kleedaccommodatie f. 360,000,- nodig is, dat dit bedrag volledig voor re kening van de gemeente komt en dat wat het clubge bouw betreft 50% van de kosten voor rekening van de gemeente en 50% voor rekening van de club komt. Verder heb ik gehoord dat de club meer wil dan het standaardplan. Zou het dan, nu de gemeente zo veel moet investeren, onlogisch zijn te zeggen dat als de club zo veel geld meer heeft dan ze voor het stan daardplan beschikbaar moet hebben, zij dat meerdere maar zou moeten besteden voor de investering die in de velden moet worden gedaan of dat het college zou moeten bekijken of er niet een andere regeling moet worden getroffen? De gemeente investeert nu voor de aanleg van velden f. 1,390.000,-. Ze neemt aldus kapitaallasten ad f. 125.000,- per jaar op zich. Daar komen nog de lasten van het onderhoud en de exploitatielasten bij, die ik niet durf te schatten en nu ook niet wil schatten. Daarbij worden de kosten van de kleedaccommodatie geheel voor rekening van de gemeente genomen, met dien verstande, dat ze voor zover ze meer dan f. 360.000,- bedragen voor reke ning van de hockeyclub komen. Verder zal de ge meente 50% in de kosten van het clubgebouw bijdra gen. Is het laatste nu niet te gek? De club gaat een eigen architect inschakelen ten aanzien van het club gebouw, komt aldus zelf tot een plan en gaat aanzien lijk boven de standaardnorm uit. Met andere woor den: het geld is er wel. Waarom zou dan hetgeen bo ven de standaardnorm uitgaat niet gewoon vanwege de club beschikbaar kunnen worden gesteld om de gemeente althans iets te helpen bij het drukken van het bedrag van f. 1.390.000,-. Als de club in dit ver band f. 100.000,- beschikbaar zou stellen, dan zou de gemeente niet f 1.390.Ó00,~, doch f. 1.290.000,- moeten investeren en dat zou een vermindering in de kapitaallasten betekenen. Komen dergelijke dingen in het overleg tussen het college en de besturen van ver enigingen wel eens aan de orde in de door mij be doelde zin? De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Wij heb ben nu één prijs voor de hockeyvelden. Ik vind het altijd gezond om twee prijzen van twee concurreren de bedrijven te hebben, aangezien je dan een kans hebt wat voordeliger uit te komen. Ik weet niet of het mogelijk is dat ons alsnog de mogelijkheid wordt geboden uit twee prijzen te kiezen. Als het mogelijk is om dat alsnog te bewerkstelligen, zou ik dat beslist niet nalaten Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Daar er met betrekking tot de aanleg van de hockeyvelden enige haast is geboden, lijkt het mij erg moeilijk nu opnieuw te beginnen met offertes. Het lijkt mij ook voor de hockeyclub niet juist om dat te doen. Boven dien is het zo dat wij intern hebben geprobeerd te bekijken of er grote verschillen zouden zijn en dat die verschillen er niet waren; dat is mij althans mede gedeeld. Als de hockeyclub boven de standaardnorm wil gaan werken en daardoor laat blijken over bepaalde finan ciële bronnen te beschikken, dan vind ik dat dit in het totaalbeeld van de aanleg van de hockeyvelden wel degelijk in de discussie met de hockeyclub naar voren moet komen. Een dergelijke situatie heeft zich nog niet eerder voorgedaan, daar wij tot nu toe niet met een dergelijk groot project te maken hebben ge had. Maar in de besprekingen met de hockeyclub zullen zeker de door de heer De Wilde aangevoerde zaken aan de orde worden gesteld. Ten aanzien van de opmerking van de heer Visser dat hij niet duidelijk op de hoogte is van hetgeen er in de sportstichting gebeurt kan ik zeggen dat er steeds wordt getracht door middel van het blad Informatie, dat naar ik weet iedere keer verschijnt en dat ook in de leeskamer ter inzage wordt gelegd, een ieder op de hoogte te stellen van de gang van zaken in de sport. Er is inderdaad eens een verslag van de sportstichting niet aanwezig geweest. Wij hebben bij de sportstich ting te kampen met een personeelsprobleem doordat de directeur momenteel met ziekteverlof is. Wij pro beren steeds zo veel mogelijk de zaken op tijd gereed te hebben. Het is wel zo dat de werkzaamheden door de grote aantallen aanvragen en door de vele informa ties die moeten worden verstrekt, er niet gemakkelij ker op worden. Wij zullen bezien wat wij met betrek king tot de informatie kunnen doen. Verder is het zo, dat de vergaderingen van de sportstichting open baar zijn en dat daarover ook altijd bepaalde infor matie, ook via de pers, wordt verstrekt. Dat betekent een verbetering ten opzichte van de situatie die voor heen bestond. Met betrekking tot de opmerking van de heer Van Logtenstein dat een gefundeerd advies van de sport stichting ontbreekt kan ik zeggen, dat ik hier voor mij heb liggen een brief van de sportstichting aan bur gemeester en wethouders waarin naar mijn gevoel toch wel heel duidelijk staat hoe de sportstichting over de aanleg van de hockeyvelden denkt. Uit deze brief, die is gedateerd 15 april 1977, blijkt naar mijn mening duidelijk hoe de sportstichting adviseert. Wat de gedachte van de heer Van Logtenstein over de parkeerplaatsen betreft dacht ik dat wij akkoord kunnen gaan met het nog eens bekijken van dit punt. De VOORZITTER: En het aantal terug te brengen tot 150? Wethouder PLOMP: Nou ja, dat moeten wij bekijken. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mijn standpunt is an ders dan het uwe Als u zegt dat u het gaat bekijken, dan wil ik weten wat u gaat bekijken. Mijn standpunt is dat wij moeten uitgaan van 150 parkeerplaatsen en dat als er meer parkeerplaatsen zouden moeten ko men, dat door het college zou moeten worden aange toond. Wethouder PLOMP: Ja, uitstekend. Met dat aanto nen ga ik akkoord. Ik neem aan dat u daar binnen kort van op de hoogte wordt gesteld. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik begrijp nu dat het geplande aantal parkeerplaatsen wordt terug gebracht en dat als het er meer zouden moeten zijn, dat duidelijk moet worden aangetoond. Wethouder PLOMP: Ja. Wij zijn uitgegaan van 215 parkeerplaatsen plus een reserve van 45 parkeerplaat sen. De heer Van Logtenstein zegt: 150 parkeerplaat sen. Het verschil tussen de 150 en de 215 plus de re serve van 45 zal dan nog nader aan de orde worden gesteld. De heer VAN LOGTENSTEIN: Ik verwacht dan ook dat er uiteindelijk een ton van de begroting afgaat. Wethouder PLOMP: Ja, dat zullen wij nastreven De VOORZITTER: Laten wij nu duidelijk zijn. De begroting wordt nu formeel verminderd met 65 x ongeveer f. 1.200,- ofte wel met een klein tonnetje. 193

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 188