mening dat het jammer zou zijn wanneer voor dit ge
val geen oplossing te vinden zou zijn. Deze commissie
heeft het college dringend gevraagd naar een oplos
sing te zoeken. Betrokkene verkeert reeds een jaar
lang in onzekerheid over de vraag of hij zich ter plaat
se al dan niet kan handhaven.
De VOORZITTER: Dat zal nu in het kader van de
A.R.O.B.-procedure door de Raad van State worden
uitgemaakt.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Dan verzoek ik om
aantekening in de notulen, dat ik mij niet kan vereni
gen met deze gang van zaken.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burge
meester en wethouders is voorgesteld.
Mevrouw Oranje-Entink krijgt op haar verzoek aante
kening in de notulen, dat zij zich met de genomen be
slissing niet heeft verenigd.
e. Brief van de heer B. Stuivenberg d.d, 10 juni 1977,
waarin hij namens een aantal bewoners van de Joh.
Poststraat mededeelt er op tegen te zijn dat het speel-
bootje van de speelgelegenheid aan de Joh. Poststraat
verplaatst wordt, met het voorstel de brief voor ken
nisgeving aan te nemen.
De VOORZITTER: Dat betekent vanzelfsprekend dat
de heer Stuivenberg over de beslissing van de raad zal
worden geinformeerd.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Het is naar ik meen een kleine moeite
om dan tevens mede te delen dat de raad daarover
reeds in een van de vorige raadsvergaderingen een be
slissing heeft genomen, zodat betrokkene precies
weet wat er is besloten.
De VOORZITTER: Dat zullen wij doen.
Het stuk wordt aangenomen voor kennisgeving.
f. Controlerapporten van het Centraal Bureau voor
Verificatie en Financiële Adviezen.
Deze stukken worden aangenomen voor kennisge
ving.
g. Brief van 20 mei 1977 van de heer L.L.M. Buur
man, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de hef
fing van hondenbelasting.
Besloten wordt adressant te berichten conform de
ter inzage liggende concept-brief.
h. Brief van 19 juli 1977 van het I.A.M., waarbij
wordt toegezonden de jaarrekening 1976.
Besloten wordt tegen deze jaarrekening geen bezwa
ren te hebben.
i. Brief d.d. 15 juli 1977 van het I.A.M., met de ont-
werp-begroting 1978.
Besloten wordt tegen deze ontwerp-begroting geen
bezwaren te hebben.
j. Brief van 13/27 april van de Utrechtse Bestuurs-
academie, waarbij de begroting voor het cursusjaar
1977/1978 wordt toegezonden, met voorstel met de
ze begroting akkoord te gaan.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Er
staat dat de cursusgelden met 10% worden verhoogd
en dat daarom de gemeentelijke bijdragen dezelfde
kunnen blijven als voorheen Worden die cursusgel
den in het algemeen ook niet door de gemeente -
maar dan als werkgeefster - betaald? Komt het dan
in feite niet op hetzelfde neer?
Wethouder EBBERS: Daarin heeft de heer De Wilde
gelijk, want 75% van de cursusgelden wordt door de
gemeente betaald, wanneer het examen met goed ge
volg wordt afgelegd.
De heer DE WILDE: Dan is er sprake van een merk
waardige opmerking in dat stuk.
De VOORZITTER: Wat bedoelt u met „een merk
waardige opmerking"?
De heer DE WILDE: Wij zitten elkaar maar wat wijs
te maken.
De VOORZITTER: Ik begrijp wat u bedoelt.
De heer DE WILDE: Er staat: „Dank zij het feit dat
de cursusgelden 10% hoger worden gesteld, kunnen
de gemeentelijke bijdragen hetzelfde blijven".
De VOORZITTER: Maar de gemeente betaalt die
verhoging indirect toch.
De heer DE WILDE: Wat is dat nu voor apekool?
De VOORZITTER: Maar u bent wel bereid met de
begroting akkoord te gaan?
De heer DE WILDE: Ja.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burge
meester en wethouders is voorgesteld,
k. Brief van 24 juni 1977 van het Dagelijks Bestuur
van de Opleidingsschool voor Gemeentepolitie „De
Boskamp" te Leusden, waarbij worden toegezonden
de rekening 1976, de wijziging van de begroting 1977
en de begroting voor 1978
Dit stuk wordt aangenomen voor kennisgeving.
1. Brieven van mevrouw F. Buitenhuis-Van de Akker
d.d. 14 juli en 20 juli 1977 betreffende de uitbrei
ding van de begraafplaats aan de Veldweg, met het
voorstel de brieven voor kennisgeving aan te nemen.
De VOORZITTER: Natuurlijk zullen wij mevrouw
Buitenhuis daarover een briefje schrijven.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Is het niet
verstandig om deze mevrouw maar gelijk gerist te stel
len met de mededeling dat wij helemaal geen plan
nen hebben om die begraafplaats uit te breiden of
denkt het college dit punt nog eens ergens uitvoerig te
behandelen? Zal mevrouw Buitenhuis daarvan dan op
de hoogte worden gesteld en zullen de omwonenden
bij een eventuele nadere behandeling worden betrok
ken?
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb echt
bezwaar tegen het voor kennisgeving aannemen van
deze stukken. Ik geloof dat het beter is de stukken
om advies in handen te stellen van burgemeester en
wethouders. Wij zien het antwoord van het college dan
wel tegemoet en ik hoop dat het een keurig antwoord
zal zijn.
De VOORZITTER: Dames en heren! Een eventuele
uitbreiding van de begraafplaats en een beslissing
over de vraag of ter plaatse andere voorzieningen zul
len worden aangebracht zijn uiteraard zaken waarbij
de gemeenteraad wordt betrokken. In hoeverre wij
daarbij ook de omwonenden zullen betrekken lijkt
mij een vraag waarop later nog wel eens antwoord
kan worden gegeven, maar zo op het eerste gezicht
lijkt mij het betrekken van de omwonenden daarbij
een beetje ver gaan.
Ik attendeer de heer Goote erop dat adressante op 14
juli een brief heeft geschreven en dat zij op 20 juli
mededeelt een en ander helemaal niet zo te hebben
bedoeld. Ik meen dat men het dan wel aan het colle
ge kan overlaten om op gepaste wijze te antwoorden.
Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Mevrouw de voor-
198