„Ik wil toch wel even zeggen, mevrouw de voorzit
ter, dat de honderd woningen niet tegelijk kunnen
worden gebouwd met hetgeen waarmede wij nu be
zig zijn wat Overhees 2 betreft Dat bestaat doodge
woon niet."
Die slotwoorden van de wethouder zijn aan mijn
aandacht (en ik meen aan de aandacht van alle
raadsleden) ontsnapt. Dat wil ik eerlijk bekennen.
Wij spreken liever over afbouwwoningen dan over
cascowoningen, want ik geloof dat het onjuist zou
zijn, wanneer slechts één bepaalde aannemer dergelij
ke woningen zou kunnen realiseren. (Cascowonin
gen worden meestal door één aannemer gerealiseerd).
Ik zou graag zien dat de kwestie van de afbouwwo
ningen nog eens wordt besproken in de commissie
ruimtelijke ordening; ik meen dat meer dan één aan
nemer de kans moet krijgen om afbouwwoningen te
realiseren.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Zelf
heb ik helaas de raadsvergadering van 21 april jl. niet
kunnen bijwonen. Ik heb begrepen dat wethouder
Hoekstra heeft bedoeld te zeggen dat er in de zaak
waarover werd gesproken geen mogelijkheid was tot
het realiseren van casco- of afbouwwoningen, maar
dat die mogelijkheid werd opengehouden voor de
tweede fase van Overhees II.
De heer GOOTE: Ik heb de notulen van die vergade
ring zorgvuldig doorgelezen. De wethouder heeft niet
toegezegd dat er cascowoningen zouden worden ge
realiseerd in Overhees II, eerste fase, maar hij heeft
wel toegezegd dat deze mogelijkheid met de architect
zou worden bezien. Wat is het resultaat van het be
zien?
Wethouder HOEKSTRA; Er moet verschil worden
gemaakt tussen afbouw en casco. Afbouw zou bete
kenen datje een gedeelte kunt doorbouwen. Die mo
gelijkheid is met de architect altijd opengehouden
voor wat Overhees II betreft. Er waren met de archi
tect afspraken over bijvoorbeeld een vierde slaapka
mer. Wij zouden nagaan of er nog meer afspraken
waren. Ik wijs de heer Van Poppelen erop dat ik in
die raadsvergadering ook heb gezegd dat er moet wor
den gelet op de consequenties. Die consequenties
zijn van financiè'le aard. De andere woningen zullen
duurder worden, wanneer wij een stel woningen
openlaten (misschien zullen er zelfs consequenties
zijn voor de premie). Het is ons gebleken dat het in
dat integrale plan van 300 woningen heel moeilijk is
om afbouwwoningen te realiseren. Er wordt echter
nog gediscussieerd met de aannemer. Er zal echter
nooit van cascowoningen kunnen worden gesproken.
Deze week hebben wij in het college nog een stuk
gehad over het al dan niet uitbreiden van de wonin
gen. Dat zal ook niet mogelijk zijn.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Te
recht heeft de heer Hoekstra er reeds op gewezen
dat er sprake is van een fïnancieel-technische zaak.
Wij hebben begrepen dat er liefhebbers zijn voor cas
cowoningen (persoonlijk meen ik evenals de heer
Van Poppelen dat er beter kan worden gesproken van
afbouwwoningen). Wij moeten ons nog verder in de
financieel-technische kant van de zaak verdiepen. Het
bouwen van een grote partij cascowoningen kan een
voordelige zaak zijn; wij hebben dan ook in Over
hees I een serie cascowoningen gebouwd. Er zijn ook
nu liefhebbers voor cascowoningen Wij willen de
bouw van cascowoningen in Overhees II, tweede fase
dan ook overwegen, maar dan zal er wel moeten wor
den voldaan aan de „mitsen" die de heer Goote heeft
genoemd. De selectie van de gegadigden zal dan ook
door het gemeentebestuur moeten geschieden. Wij
staan een zo groot mogelijke doorstroming voor om
een vermindering te verkrijgen van onze kwantitatie
ve woningnood. Wij ondersteunen dan ook duidelijk
de door de heer Goote genoemde „mitsen".
Er waren 1150 gegadigden voor 255 te verdelen wo
ningen. In dat geval kun je inderdaad wel spreken van
een vorm van roulettespel. Op zo eerlijk mogelijke
wijze hebben wij getracht een aantal criteria aan te
leggen om de gegadigden te selecteren. Gelet op het
grote aantal belangstellenden voor de woningen meen
ik, dat het als een geluk mag worden aangemerkt, wan
neer je dan in aanmerking komt voor een woning. Ik
ben echter wel bereid om die zin enigszins aan te pas
sen.
Er is geen aanvullende enquete meer gehouden in ver
band met die financieel-technische consequenties.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Uit de op
merkingen van wethouder Hoekstra heb ik begrepen
dat er een scherp onderscheid moet worden gemaakt
tussen casco en afbouw. Dat wil ik wel doen, maar
dan wil ik graag nog eens van beide mogelijkheden een
definitie zien. Ik heb bovendien begrepen, dat er nog
met de aannemer wordt gepraat over eventuele af-
bouwmogelijkheden,
Wethouder HOEKSTRA: Dat betekent op dit moment
in die vierde verdieping een slaapkamer. Er wordt nog
gestoeid over een aanrecht en een keukeninrichting,
maar een en ander zal waarschijnlijk wel niet lukken in
verband met financiè'le consequenties voor anderen.
De heer GOOTE: Ik neem aan dat de in het concept-
antwoord genoemde argumenten voor het niet kun
nen verwezenlijken van casco of afbouw zullen wor
den aangepast, want het college heeft nu zelf gezegd,
dat financieel-technische redenen de oorzaak zijn. Dat
betekent dat de reden niet is het uitvoeren van de 300
woningen onder één architectuur en één aannemer.
In de laatste alinea op pagina 1 van het concept-ant
woord doet het college een halve toezegging. Ik vind
het beter die halve toezegging achterwege te laten,
want daardoor kunnen verwachtingen worden gewekt
die misschien op een gegeven moment weer de grond
moeten worden ingeboord.
Wethouder EBBERS: Heb ik goed begrepen dat de
heer Goote meent, dat de woorden „waarvan wellicht
een aantal als casco- of afbouwwoningen zullen kun
nen worden gebouwd" moeten worden geschrapt?
De heer GOOTE: Ja. Of u zou kunnen zeggen dat de
gemeente die mogelijkheid nog onderzoekt en dat de
zaak nog in de commissies zal worden besproken.
Wethouder EBBERS: Dat wil ik gaarne doen.
De heer GOOTE: De huidige tekst bevat een halve
toezegging en dat moeten wij vermijden.
Wethouder EBBERS: Dat ben ik met u eens. Wij
zullen het antwoord in die geest aanpassen.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burge
meester en wethouders is voorgesteld,
s, Brief van 24 juni 1977 van de Inspraakwerkgroe
pen „Centrum" betreffende de voortgang van de in
spraak, met voorstel te antwoorden conform de ter in
zage liggende concept-brief.
202