De heer DE WILDE: Dat zeg ik niet. De VOORZITTER: Ik heb voorgelezen uit het pro ces-verbaal. De heer DE WILDE: Dat zeg ik niet. De VOORZITTER: U zegt het wel. Mevrouw KORTHUIS-ELION: U insinueert! De heer DE WILDE: Neen, ik zeg het niet. Ik heb het proces-verbaal niet voor mij. De VOORZITTER: Ik heb er uit geciteerd. De heer DE WILDE: Zeker; u hebt een zin eruit geci teerd, maar het hele stuk hebben wij niet. Je zou het hele stuk moeten zien om er een eindoordeel over te kunnen vormen. Afgezien daarvan Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat vind ik ook een insinuatie die ik niet plezierig vind. De heer DE WILDE: Dat kan zijn; ik wil alleen wijzen op het psychologische effect van de mededeling van de gevolgmachtigde van Soest op de aanwezigen. Die gevolmachtigde heeft in plaats van de emotionaliteit en de geladenheid van de Soesterbergers ten opzichte van dit probleem te begrijpen allereerst gemeend de zaak „Almere" in Soest recht te moeten zetten. De VOORZITTER: Dat is hem gevraagd door de heer Pieren. Deze heeft gezegd dat de vertegenwoordiger van Soest daarop straks wel nader zal ingaan. De heer DE WILDE: Zeker; dat is een zaak van waar dering of hij dat zo moest doen. In dat verband rijst natuurlijk ook de vraag of de bezwaren die uit Soest- dijk zijn gekomen met betrekking tot „Almere", ook niet op milieu-aspecten betrekking hadden. Dat mag dan in verband met hinderwetzittingen De VOORZITTER: Die zijn hier nooit ingebracht. De heer DE WILDE: Zij zijn door de actiegroep Soestdijk ook in het verband van „Almere" naar vo ren gebracht. Wethouder HOEKSTRA: Er is alleen gevraagd wan neer dat ding nu wegging, want die installatie moest weg. De heer DE WILDE: Zeker. Dat is gevraagd om mi lieuredenen en om visuele redenen en bovendien was al eerder toegezegd dat die installatie zou verdwijnen. Mevrouw de voorzitter. Ik stel alleen dat het bij mij vreemd overkomt dat de ene groep betrokkenen zegt „er is gesteld dat Soest geen bezwaar heeft, mits die en die voorwaarden worden vervuld" en dat u uit het proces-verbaal voorleest „de gemachtigde van Soest heeft als eerste punt naar voren gebracht bezwa ren tegen de plaatsing van een asfaltmenginstallatie". De VOORZITTER: Neen, als tweede punt. Eerst heeft hij het verhaal van de heer Pieren ontzenuwd. De heer DE WILDE: Zeker, als tweede punt dus. Ver volgens heeft de gemachtigde van Soest als derde punt naar voren gebracht, dat bij het verlenen van de vergunning zou moeten worden voldaan aan een aan tal voorwaarden. U zegt alleen dat de mensen van Soesterberg blijkbaar na de eerste opmerking zodanig slecht hebben geluisterd De VOORZITTER: Dat neem ik aan, De heer DE WILDE: dat zij de zin die u uit het proces-verbaal hebt geciteerd gewoon niet hebben ge hoord. Het kan zo zijn; ik neem het aan. Maar ik meen dat de context waarin je iets plaatst en de into natie waarmede je iets zegt op degenen die tijdens de hoorzitting aanwezig waren een bepaalde indruk zul len maken. Het college heeft op een gegeven moment geconsta teerd dat er een misverstand in het spel was. Ik neem aan dat u onmiddellijk na die constatering de ge machtigde van het college hebt gevraagd wat de gang van zaken is geweest. U moet uw kennis dus ongeveer al een maand hebben. De VOORZITTER: Ik heb hem vier weken later naar de gang van zaken gevraagd, omdat hij de dag na de hoorzitting met vakantie is gegaan. De heer DE WILDE: Dan zult u hem naar de gang van zaken hebben gevraagd op het moment dat hij terug was. U zult het ook vervelend hebben gevonden dat er een misverstand met de Wijkraad Soesterberg was ontstaan. U had mijns inziens de gelegenheid te baat moeten nemen om u met de Wijkraad Soesterberg te verstaan om te zeggen, dat er sprake was van een misverstand. Dat is niet gebeurd en dat vind ik uit een oogpunt van communicatie een betreurenswaar dige zaak. Ik vind dat, wanneer een zaak als de onderhavige (de plaatsing van een asfaltmenginstallatie) zich voor doet, een werkwijze moet worden gevolgd waarbij als het even kan in mondeling overleg tussen de ge meente Soest en de Wijkraad van Soesterberg een ge dragslijn wordt afgesproken. Het is mogelijk dat in sommige gevallen die gedragslijn niet eensluidend kan zijn. In die gevallen zullen, voordat de hoorzit ting plaats vindt, beide partijen van elkaar moeten weten waaraan zij toe zijn. Soesterberg dient te we ten dat Soest een ander standpunt inneemt dan Soesterberg en omgekeerd. Ik vraag mij af of het niet verstandig is dat de raad ac tie ontwikkelt om te proberen deze voor Soesterberg toch onheilzame ontwikkeling te keren. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat is al voorgesteld door de heer Van Aalst. De heer DE WILDE: Dat heeft de heer Van Aalst ook gevraagd tijdens het vragenhalfuurtje, maar hij kon alleen een vraag stellen, maar geen motie indie nen. Ik wil voorstellen De heer VAN AALST: Ik heb wel een voorstel ge daan, want ik heb gevraagd de raad van Zeist een brief te sturen. De heer DE WILDE: Daarop kon de raad echter niet ingaan, omdat dat nu eenmaal niet kan tijdens het vragenhalfuurtje. Daarom heb ik ook gevraagd om een interpellatie. Ik wil de raad de volgende motie voorleggen: „De Raad van de gemeente Soest, gehoord de discussie over het oprichten van een as faltmenginstallatie op de grens van Soesterberg en Zeist, van mening, dat een asfaltmenginstallatie op de be doelde plaats voor de Soesterbergse bevolking als zeer ongunstig moet worden aangemerkt, doet een beroep op de Raad en het College van Bur gemeester en Wethouders van Zeist om met toepas sing van de hen ter beschikking staande bevoegdhe den, indien enigszins mogeüjk, de oprichting van de ze installatie op de voorgenomen plaats te voorko men." De VOORZITTER: Dames en heren! De eerste vraag van de heer De Wilde luidt: „Heeft het College van Burgemeester en Wethouders alvorens zijn standpunt te bepalen terzake de gevraag de Hinderwetvergunning, nodig voor het in werking 227

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 290