In verband met de in de structuurstudie opgenomen be
volkingsgroei wil ik allereerst een opmerking maken over
de eerste component van de bevolkingsgroei, nl. de na
tuurlijke groei (het geboorten-overschot). Zonder in de
tails te treden constateer ik met andere commentators
(onder andere de werkgroep leefmilieu Soest), dat er
met betrekking tot het geboorten-overschot van veel te
hoge cijfers wordt uitgegaan. Het verdient aanbeveling
het cijferwerk terzake aan te passen Op het moment
van verschijning van de structuurstudie waren er reeds
betere cijfers beschikbaar, hetgeen betekent, dat niet als
excuus kan worden aangevoerd, dat het rapport van mei
1976 dateert. Betere cijfers kunnen worden verstrekt
door de p.p.d. of het economisch instituut voor de
bouwnijverheid.
Die cijfers vertonen wat de natuurlijke groei betreft aan
zienlijke verschillen met de in de structuurstudie vermel
de cijfers.
Het tweede component waaruit de bevolkingsgroei be
staat is het migratiesaldo. Uit de cijfertjes van de struc
tuurstudie blijkt, dat de toename van de bevolking door
migratie in Eemland in de periode 1960-1975 veel groter
is geweest dan in Nederland en in de totale provincie
Utrecht het geval was. Daaruit blijkt dat er sprake is ge
weest van een sterke migratie naar het gebied Eemland
toe. Volgens alternatief III (het minimum model) zal het
migratie-overschot in Eemland in de periode 1975-1990
nog steeds sneller toenemen dan het migratie-overschot
in Nederland en in de totale provincie Utrecht. Volgens
alternatief III zal er derhalve nog steeds een belangrijk
vestigingsoverschot zijn. Mijns inziens wordt er van een
te hoog migratiesaldo uitgegaan, zeker voor wat de perio
de 1975-1980 betreft. Ik meen dat het als beleidsdoel
stelling wenselijk is om uit te gaan van een geringere
overloop. Daarbij realiseren wij ons zeer wel dat een mi
gratiesaldo nul niet haalbaar is, omdat er altijd een on
controleerbaar vestigingsoverschot zal plaats vinden, De
cijfers waarvan nu in alternatief III wordt uitgegaan, zijn
ons echter te hoog. Het college zal dan ook begrijpen,
dat wij niet zo erg gelukkig zijn met het gepresenteerde
minimum model; het ene minimum is het andere niet.
Als gevolg van de voor de bevolkingsgroei vermelde cij
fers zijn onzes inziens ook de aantallen te bouwen wo
ningen voor geheel Eemland aan de te hoge kant.
Thans een paar opmerkingen over de relatie tussen de
structuurstudie en de raamstructuur Soest. Ik heb een
aantal tegenstrijdigheden geconstateerd. Een aantal pun
ten (Kortend, de Eng en geen rekening gehouden met
het centrumplan) is reeds in het voorstel genoemd en op
die punten zal ik dus verder niet ingaan. Wel wil ik in
gaan op een paar punten die niet in het voorstel staan
vermeld. Allereerst het punt van de natuurlijke groei. In
de raamstructuur wordt de natuurlijke groei geschat op
0,75% (mijns inziens al een hoog percentage) per jaar
tot 1980; de structuurstudie vermeldt 0,8%. Het migra
tiesaldo in dezelfde periode: raamstructuur ongeveer
0,25% en de structuurstudie 0,9%. Die cijfertjes zouden
op zich zelf allemaal niet zo erg zijn, maar het belang
rijkste punt is dat de structuurstudie aangeeft, dat er in
Soest 1990 woningen moeten worden gebouwd in de pe
riode 1975 tot 1980. In de raamstructuur wordt voor
de periode 1976-1981 (eveneens een vijfjarige periode)
de bouw van 1218 woningen genoemd. Dat is een ver
schil van maar liefst 772 woningen, nota bene een wijk
van een groter formaat dan Overhees 1. Dat is toch wel
een zeer opvallend verschil. Deze beide gegevens zijn be
paald niet met elkaar te verenigen.
Ik zal niet ingaan op de waardering die de werkgroep
heeft voor het Soesterveen; ik heb begrepen dat die waar
dering niet erg groot is. Men spreekt over de restanten
van Soesterveen. Daarover kan men natuurlijk van me
ning verschillen; ik meen dat hetgeen als restant wordt
aangeduid nog zeer zeker de moeite waard is. Mijns in
ziens is er sprake van een onderschatting van het natuur
schoon dat nog aanwezig is in het Soesterveen.
Op pagina 8 van het voorstel schrijft het college onder
meer:
„Bovendien heeft u" - de raad - „nog twee gebiedjes ter
weerszijden van de door te trekken Dalweg aangewezen
als reservegebiedjes voor eventuele woningbouw".
Mij staat niet bij, dat de raad dat op de een of andere
wijze zou hebben gedaan door middel van een voorbe-
reidingsbesluit. Er is ook geen bestemmingsplan. Ik weet
wel dat er over de mogelijkheid van woningbouw aan de
door te trekken Dalweg is gesproken en op zich zelf zou
dat een goed idee zijn, maar de raad heeft daarover nog
geen beslissing genomen. Ik meen dan ook dat een aan
duiding daarover op deze plaats niet juist is.
Voorts merkt het college op dezelfde bladzijde op:
„Naar onze mening is het bovendien gewenst dat het ge
bied ten noorden van de Koninginnelaan wordt aange
wezen voor uitbreiding actieve/passieve recreatie."
Ik meen dat er niet kan worden gesproken van een slecht
idee, maar de raad heeft zich nog niet uitgesproken. De
zin begint met „Naar onze mening" en dat is dan de me
ning van het college. In feite zouden wij moeten gaan
discussiëren over de vraag of de raad het met die mening
eens is. Ik meen echter dat het niet juist is om die dis
cussie aan te gaan in het kader van de behandeling van
een structuurstudie en een reactie daarop.
Het college zal hebben begrepen dat alternatief III niet
geheel onze instemming kan wegdragen. Ik wil het voor
stel van het college dan ook op een aantal plaatsen
amenderen. Ik hoop dat dit amendement zal worden aan
vaard, zodat onze zienswijze wordt verwoord in de reac
tie van het gemeentebestuur aan het dagelijks bestuur
van het samenwerkingsorgaan.
Op pagina 7 van het voorstel van het college wil ik de
alinea die begint met de woorden „Naar het oordeel"
en eindigt met het woord „uitgesproken" en de alinea
die begint met de woorden „Wij willen" en eindigt met
het woord „gesproken" vervangen door de volgende
tekst:
„Naar het oordeel van ons college ligt de keuze voor
geen van de drie genoemde alternatieven voor de hand.
Dit omdat er op een aantal belangrijke punten strijdig
heid bestaat tussen de structuurstudie Eemland en de
door de raad aangenomen raamstructuur. Deze verschil
punten betreffen de cijfers aangaande de natuurlijke
groei van de bevolking, het migratiesaldo en het aantal
te bouwen woningen. Op grond hiervan pleit ons colle
ge voor een alternatief IV dat uitgaat van een geringere
natuurlijke aanwas en een lager vestigingsoverschot dan
alternatief III."
Op pagina 8 wordt in de eerste volle alinea gesproken
over de verdeelsleutel. Ik stel voor om aan die zin de
volgende tekst toe te voegen:
„Daarbij moet wel het voorbehoud gemaakt worden,
dat uitgegaan dient te worden van een lager totaal aantal
te bouwen woningen dan aangegeven in alternatief III.
Dit aantal zou voort moeten vloeien uit voornoemd alter
natief IV."