van het gemeentelijk woningbedrijf), ben ik daar ge heel voor. Mijn vragen spruitten niet voort uit een ne gatieve houding ten opzichte van die oplossing. Ik wil alleen overtuigd zijn, Wanneer je de studie met twee modellen begint, kun je de voor- en nadelen van bei de modellen goed uitspitten, Wanneer die fase ech ter al achter de rug is, leg ik mij daar natuurlijk bij neer. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Mis schien ben ik wat onduidelijk in mijn vraagstelling ge weest. Uit de formulering in het voorstel krijg ik de indruk dat ter oplossing van problemen bij gemeente werken een aantal diensten door gemeentewerken zal blijven worden verricht (ten behoeve van de nieuwe woningbouwcorporatie). Het voorkomen van proble men bij gemeentewerken vormt op zich zelf een goed argument voor het kiezen van een dergelijke oplos sing. Het kan ook zijn dat het met het oog op de alge mene efficiency de voorkeur verdient in de toekomst diensten ten behoeve van de nieuwe corporatie door gemeentewerken te laten verrichten. Wanneer men echter ter voorkoming van problemen bij gemeente werken besluit deze dienst bepaalde werkzaamheden voor de nieuwe corporatie te laten verrichten, dient men op het moment dat er bij gemeentewerken vaca tures ontstaan (bijvoorbeeld in de financieel-admini- straiieve sector), na te gaan wat op dat ogenblik de juiste organisatie is. Dan komt nl. het argument van het voorkomen van problemen bij gemeentewerken te vervallen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Dat wij de in de commissie gevoerde discussie thans niet willen herhalen, vloeit bepaald niet voort uit een verlangen om de zaak aan de openbaarheid te onttrekken. Dat ik mijn desbetreffende opmerking maakte, vloeide voort uit het feit dat de heer De Wil de de indruk wekte te zeggen: Waarom moeten wij in hemelsnaam nu al de door het college voorgestelde keuze doen? En dit terwijl zijn vertegenwoordiger tijdens bedoelde bespreking aanwezig is geweest en een en ander de heer De Wilde had kunnen overbren gen, Wanneer dat was gebeurd, had de heer De Wilde kunnen zeggen: Ik heb begrepen dat Dat maakt een heel andere indruk. Nogmaals: mijn opmerking vloeide niet voort uit het feit dat ik zou menen dat een en ander niet in de openbaarheid zou mogen ko men Iedereen mag weten wat tijdens bedoelde verga dering is besproken Dat is op zich zelf niet geheim. Alleen was het rapport van de Nationale Woningraad vertrouwelijk. In verband daarmede moest de verga dering besloten zijn. Maar de discussies en de over wegingen die tot het onderhavige voorstel hebben ge leid, mogen volledig in de openbaarheid komen. De heer DE WILDE: De onderhavige beslissing moet per se genomen worden? De studie kan niet aanvan gen met het beoordelen van de twee modellen? Waarom eigenlijk niet? Mevrouw KORTHUIS-ELION: De woningbouwcor poraties hadden de onderhavige kwestie ook voorge legd gekregen en zouden op korte termijn een beslis sing nemen. Wij waren ontzettend bang dat de corpo raties zouden gaan twijfelen als wij geen uitspraak ter zake deden, De gemeente heeft nl. het grootste wo- ningbezit. Door de betrokken uitspraak momenteel niet te doen zouden de corporaties de indruk kunnen krijgen dat wij tetzake andere gevoelens hebben. Na de zaak goed besproken te hebben, hebben wij tij dens bedoelde vergadering gezegd: Wij als gemeente zijn volledig bereid ons woningbezit aan de nieuwe corporatie over te dragen; dat hebben wij een aantal jaren geleden reeds gezegd. Om terzake geen misver stand te laten bestaan, is tijdens de betrokken bespre king door mij gezegd: Laten wij de zaak in de eerstko mende raadsvergadering aan de orde stellen. De heer DE WILDE: Ik ben toch nog niet overtuigd. De psychologische kant van de zaak begrijp ik wel. Het is echter niet weinig wat het tweede model van de Nationale Woningraad inhoudt. Wanneer de Na tionale Woningraad zegt dat er twee modellen zijn, zou ik toch Kever de studie met de twee alternatieve modellen ingaan. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! De woorden van de heer De Wilde wekten ook bij mij de indruk dat wij hier opnieuw een discussie zou den krijgen over de alternatieven 1 en 2. De zaak is reeds in de voorbereidingsfase meermalen doorge sproken. Dat is ook duideKjk geïllustreerd door de mededeKng van de heer Van den Brakel, dat de woning bouwcorporaties met de gekozen oplossing akkoord gaan. Dan is het van belang dat ook de gemeente als grootste partner nu uitspreekt aan die oplossing mee te willen werken, Ook de corporaties zullen geen be hoefte hebben om opnieuw te gaan discussiëren over de modellen 1 en 2. De VOORZITTER: Voor alle duideKjkheid wil ik toch nog het volgende zeggen. Wanneer in een open bare vergadering twee alternatieven op tafel liggen, moet het mogelijk zijn daarover te discussiëren. Ik zag zoëven een paar opgetrokken wenkbrauwen, in de trant van: Moet dat nu allemaal? Maar een dergeKjke discussie moet toch wel in de raadsvergadering moge- Kjk zijn. De heer VAN POPPELEN: Kan het college niet aan geven waarom aldus gekoerst is? Dan zijn wij er in één keer int. Daar hoeft niet omheen gedraaid te worden. De heer DE WILDE: Ik begrijp best dat er gevoelighe den liggen. De taktiek kennen wij allemaal wel. Wij hebben jarenlang de toestand gehad van drie woning bouwcorporaties plus het gemeentelijk woningbe drijf, waarbij het gemeenteKjk woningbezit verreweg het grootst was. Ondanks alle gevoeligheden moet zowel het ene als het andere model aan de orde kun nen worden gesteld. Een en ander moet men op zake- Kjke merites kunnen beoordelen. Bij de nu voorge stelde oplossing dient de gemeente onvoorwaardelijk haar woningbezit aan de nieuwe corporatie over te dragen, waarbij wij maar moeten vertrouwen dat het allemaal goed komt. Daarover wil ik gewoon zakelijk kunnen praten, zonder gevoeligheden. Of de woning bouwcorporaties dat leuk of niet leuk vinden - uiter aard zou ik graag zien dat ze het leuk vinden -, is voor mij geen doorslaggevende factor. De VOORZITTER: De heer Van Poppelen was uit gesproken? De heer VAN POPPELEN: Ja, ik houd op. Maar ik heb overigens nog heel wat opmerkingen. Wij behoe ven dan in het vervolg geen commissievergaderingen meer te houden! De VOORZITTER: Ik geloof dat wij daar met ons allen eens regels voor moeten stellen, Wanneer in een besloten vergadering besHssingen worden genomen die in het openbaar aan de orde worden gesteld, moet het natuurHjk wel mogeKjk zijn de zaak wat verder door te praten. Ik geloof dit als voorzitter van de openbare raadsvergadering te moeten zeggen. Het college doet 264

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 327