deze nota worden de zaken met betrekking tot cul tuur doorzichtig, zowel voor de raad (die de beslis singen moet nemen) als voor instellingen, verenigin gen en de deelnemers aan het culturele leven. In de nota komen principiële zaken aan de orde. De belangrijkste is: door een gemeentelijk beleid te trach ten gelijke kansen te scheppen voor een ieder om aan het culturele leven deel te nemen. Wij onderschrijven dit van harte. Bij de uitwerking van de nota zal dit steeds voor ogen moeten blijven staan. In tegenstelling tot het collegevoorstel zijn wij van mening dat de raad vanavond niet verder moet gaan dan deze nota voorlopig vast te stellen en dat vervol gens de inspraak in werking moet treden. Pas daarna dient de raad, de inspraakresultaten in acht nemend, de nota met de uitwerking definitief vast te stellen. Dit lijkt ons een juiste werkwijze. Anders zou de in spraak weinig zin hebben. Als het college dit met on ze fractie eens is, moet het raadsvoorstel in deze geest veranderd worden. Vervolgens wil ik, hoofdstuksgewijs, ingaan op enke le aspecten van de nota. Hoofdstuk I - algemeen. In de inleiding merken burgemeester en wethouders op dat de verschillende welzijnssectoren zo mogelijk in één nota een plaats moeten vinden, omdat dit de overzichtelijkheid ten goede komt. Wij onderschrijven dit, Men behoeft alleen maar te kijken naar het on derdeel accommodaties, dat in de drie nu reeds ver schenen nota's voorkomt. Gezien het uitgangspunt van multifunctioneel gebruik van accommodaties, is het duidelijk dat door behandeling in verschillende nota's de zaak niet aan duidelijkheid wint. Zal het college van de diverse nota's inderdaad één geheel maken en, zo ja, op welke termijn denkt het dit te doen? Wat de begripsbepaling betreft, is het zinvol het be grip cultuur af te bakenen voor het gemeentelijk be leid. In deze begripsbepaling missen wij echter (het geen ook door enige verenigingen is opgemerkt) de zorg voor het verleden ofte wel de bescherming van het cultuurbezit. Volgens de bijgevoegde reactie van het college valt dit echter niet binnen de reikwijdte van de nota. Dit ontgaat ons. Wij vragen ons af waarin dit aspect van cultuur dan zijn beslag moet vinden. Accommodatievoorzieningen: een speciale accommo datie die Soest bezit wordt hier niet genoemd, nl. het openluchttheater. Wat is hiervan de reden? Juist nu nog niet zo lang geleden is besloten het beheer van het openluchttheater te laten uitvoeren door het col lege, is het gewenst dat er een visie over wordt ont wikkeld, Wij zijn ons ervan bewust dat dit geen een voudige taak is, maar wij zouden graag zien dat het college dit punt nader uitwerkt. Hoofdstuk II - kunstzinnige vorming in het onderwijs. De uitgangspunten en beleidsconclusies kunnen wij geheel onderschrijven. De kunstzinnige vorming is een belangrijke peiler om het uitgangspunt van de nota (gelijke kansen) te realiseren. Wij hopen dan ook dat het college de scholen onverminderd blijft stimuleren tot deelname hieraan. Het belang hiervan wordt on derstreept door een rede van staatssecretaris De Jong op een onderwijsdag voor het kleuter-, basis- en voortgezet onderwijs (gepubliceerd in de Staatscou rant van dinsdag jl.), waarin hij melding maakt van een landelijke daling van het aantal uren dat aan ex pressievakken wordt besteed. 278 Hoofdstuk III - buitenschoolse kunstzinnige vorming. In de paragraaf „Beleid ten opzichte van Artishock" merkt het college op, dat een uitbreiding van de cur sussen van Artishock slechts beperkt mogelijk is van wege het kostenaspect. Tevens zegt het college dat uitbreiding van deze directe deelname nauwelijks ge volgen heeft voor de spreiding onder de bevolking. Is hiernaar onderzoek verricht? Onzes inziens mag men zich hier niet op vastleggen met betrekking tot toe komstige ontwikkelingen. Wij kunnen ons zeer wel voorstellen dat op de kunstzinnige vorming op de scholen een vervolg plaats vindt door middel van de cursussen van Artishock, Derhalve zijn wij van me ning dat deze doelstelling van Artishock niet hele maal opgeofferd mag worden aan de dienstverlenen de activiteiten. Hoofdstuk IV - het openbare bibliotheekwerk. De suggestie van het bibliotheekbestuur om te bekij ken op welke wijze de bibliotheek ingeschakeld kan worden bij het centraal beheer van audiovisuele me dia voor bijvoorbeeld scholen, volksuniversiteit en gemeentelijke instellingen, hebben wij in dit hoofd stuk niet terug kunnen vinden. Deze suggestie is naar onze mening voldoende belangrijk om in de uitein delijke versie van de cultuurnota te worden verwerkt. Hoofdstuk VI - kunst. Het voorstel om B.K.R.-werk op te nemen in de kunstuitleen steunen wij van harte. Wij betreuren het dat het voorstel dat ik in de culturele commissie heb gedaan en dat door deze commissie is overgeno men (nl. om eenmaal per jaar het aangekochte werk ten toon te stellen, voordat de verdeling van de wer ken plaats vindt tussen rijk en gemeente) niet in de nota is opgenomen. Wij achten het van groot belang, dat de bevolking van deze kunstwerken kennis kan nemen. In de nota wordt opgemerkt dat in De Borg goede mogelijkheden aanwezig zullen zijn voor het geven van filmvoorstellingen. Bij mijn weten zijn eerdere pogingen om in Soest regelmatig goede films te ver tonen, niet mislukt door gebrek aan accommodatie, maar mislukt door gebrek aan belangstelling. En dit gebrek aan belangstelling had weer te maken met het verbod om via advertenties e.d. de films aan te kon digen. Is het college van mening dat deze problema tiek met betrekking tot filmvoorstellingen in De Borg niet zal bestaan? Hoofdstuk VII - vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen. Dit hoofdstuk is vrij summier. Wij missen daarin met name een aanduiding van de plaats van de open school. Wij hopen dat bij de uitwerking van de nota aan dit punt in ieder geval aandacht zal worden ge schonken. Het Kontakt der Kontinenten zegt graag te willen participeren in het tot stand brengen van een educa tief netwerk. Dit is echter niet verwerkt in het on derhavige hoofdstuk. Is daarvoor een bepaalde reden? Vervolgens kom ik tot de subsidieverordening. Graag vernemen wij wat de overwegingen zijn om geen in strumentensubsidie op te nemen. Met het college zijn wij van mening dat door de voor gestelde subsidieregeling een verbetering ontstaat voor de verenigingen op het terrein van de amateur- kunstbeoefening. Tot slot spreek ik namens mijn fractie waardering uit

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 341