toen heel voorzichtig van start gegaan. Ik acht het een grote verworvenheid, dat het onderwijs nu te vreden is over de kunstzinnige vorming en uitbrei ding daarvan voorstaat. Wanneer de schoolraad zegt het schandalig te vinden dat slechts f. 30.000,- aan kunstzinnige vorming wordt besteed, moet er sprake zijn van een misver stand. Die f. 30.000,- betreft alleen de kunstzinnige vorming van de jeugd binnen de schooltijd. Daar naast echter worden veel grotere bedragen besteed aan muziekconsulenten en allerlei andere vormen van kunstzinnige vorming van de jeugd buiten de school. Je kunt tenslotte niet alles binnen de school tijd persen. Wat betreft het in hoofdstuk III gestelde over de buitenschoolse kunstzinnige vorming, beveel ik gaar ne in de aandacht van het college aan het commen taar van de directeur van de provinciale culturele raad. Deze adviseert om de Volksuniversiteit - waar een groot stuk buitenschoolse vorming plaats vindt - een enorm programma met allerlei mogelijkheden te laten opzetten. Dit dan in een zodanige vorm, dat bij onvoldoende deelname bepaalde cursussen gemakke lijk kunnen worden geschrapt. Hij acht het echter van belang meteen op een veel grotere leest te beginnen. Ik ben van oordeel dat men volgend jaar onmiddellijk moet proberen in deze zin het programma van de Volksuniversiteit op te zetten. Ook over de financië le aspecten van een en ander heeft genoemde direc teur zeer verlichtende ideeën. Met betrekking tot de amateuristische kunstbeoefe ning in verenigingsverband (hoofdstuk V) kan ik me dedelen dat onze fractie zich kan vinden in de voor gestelde verordening. Het was wat typisch dat u schreef'. Iedereen heeft recht op subsidie. Mijns in ziens is hier niet sprake van een recht, dat louter uit getalletjes valt af te leiden. Men zal toch eerst moe ten aantonen dat men de benodigde financiën niet zelf kan opbrengen en dat het om een goede zaak gaat. Inmiddels is de redactie zodanig aangepast, dat er een duidelijker verband is gelegd tussen de alge mene subsidieverordening en de onderhavige verorde ning. Daar zijn wij blij mee. Wel geloven wij dat in artikel 4 - gelijk door de juri dische commissie is voorgesteld - het woordje „wordt" moet worden veranderd in: kan. Dat past ook bij de redactie van de andere artikelen, waarin over „kun nen" en niet over „worden" wordt gesproken. In hoofdstuk VI (kunst) begint punt 2 (bladzijde 17) met een uitvoerige uiteenzetting over de B.K.R. Er komt een uiteenzetting op bladzijde 19 achteraan, waarin ook over andere kunstenaars dan de onder de B.K.R. vallende kunstenaars wordt gesproken. Het lijkt mij echter principieel juist dat u uw uiteenzet ting over het beleid ten aanzien van de kunst alge meen stelt ten aanzien van alle beeldende kunste naars in Soest. Daarna kunt u dan - als u dat wilt; voor mij hoeft het niet - nog ingaan op de sociale B.K.R. Maar de kunstenaars die de moed hebben er een baantje bij te nemen om zelf in hun onderhoud te voorzien, hebben precies evenveel recht op opdrach ten als de kunstenaars die onder de B.K.R. vallen. Nogmaals: wanneer u de onder de B.K.R. vallende kunstenaars apart wilt noemen, omdat u die een kwetsbare groep vindt en omdat u de landelijke nota wilt volgen, dan heb ik daartegen geen overwegende bezwaren, maar dat zou dan in de tweede plaats die nen te gebeuren, terwijl in de eerste plaats het beleid ten opzichte van alle beeldende kunstenaars ter plaat se dient te worden uiteengezet. Tenslotte moet het ons van het hart dat historisch een situatie is gegroeid waarbij andere facetten van het ge meentelijk leven, waaronder de sport, steeds grotere subsidies toegeschoven krijgen. Ook het rijksbeleid geeft die ontwikkeling te zien. Daarbij zitten - zo zou je kunnen zeggen - de muziekscholen en andere cultu rele voorzieningen in het strafhoekje. Vaak is de sport- behoefte ook een meer aangetoonde behoefje. Wij dringen er echter op aan de culturele belangen een aan die van de andere belangen gelijkwaardige plaats te geven. (De heer Van Ee verlaat, te 23.10 uur, de vergade ring). Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Wij hebben waardering voor de ons voorgelegde nota. Het is een leesbaar en goed deels terzake doend stuk geworden. Wij brengen daar voor de betrokken wethouder gaarne onze compli menten. In het verleden hebben wij wel eens nota's op onze tafel gekregen die zo uitputtend waren, dat wij er niet mee uit de weg konden. Dit neemt niet weg dat wij willen beginnen met een kritische opmerking. Ook de heer Visser heeft die gemaakt. Wij betreuren het dat alle reacties die ter inzage lagen, niet in de commissie zijn besproken. In deze tijd waarin inspraak hoogtij viert (van welke inspraak ook de betrokken wethouder een grote voorstander is), was een gesprek als dat waarom ook de bibliotheek inderdaad vroeg, zeker nodig geweest. Ik heb ook wat moeite met de brief van de school raad, waarin over het bibliotheekbestand wordt ge sproken. De Rinke Tolmanschool had wat moeite met het bibliotheekbeleid. Een gesprek daarover wa re zeker zinnig geweest. Daarbij komt dat lang niet alle reacties zijn vermeld in het heel korte commen taar dat het college heeft gegeven. In dat commentaar stelt het college dat het monu- mentenbehoud niet onder de reikwijdte van de on derhavige nota valt. Onzes inziens behoort het er wel degelijk in. Als u een beleid ten aanzien van cultuur wilt voeren, behoort cultuurbehoud daar zeker bij. Ook over de oprichting van een oudheidkamer - waar al veel eerder over is gesproken - horen wij graag uw mening. Hetzelfde geldt voor de verzameling van schilderijen, tekeningen enz. van historische plekjes in Soest, zoals besproken in de commissie culturele zaken. Het zou goed zijn als deze belangrijke zaken in het beleid opgenomen werden. Hoofdstuk I. Over gelijke kansen voor allen is iedereen het wel eens. Daarom is het goed dat de aanvulling op bladzij de 2a is opgenomen. Immers: een voorwaarde voor het scheppen van gelijke kansen is het voeren van een beleid dat stimulerend werkt. Overigens betwijfelen wij dat er alléén een financiële drempel zou zijn. Een gedeelte zal toch zeker bepaald worden door belangstelling en interesse, ook van huis uit. Juist daarom zal er stimulerend gewerkt moe ten worden. Onder het hoofdje „Accommodatievoorziening" schrijft u terecht dat, zodra er een goed onderkomen is, daar een duidelijke stimulans van uitgaat. Helaas zullen wij voorlopig nog wel met een accommodatie-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 343