De heer VISSER: Die gedachte komt toch ook niet bij u op als u een scorebord in een sportzaal ophangt of als u een beregeningsinstallatie bij een tennisbaan aanbrengt? Wethouder PLOMP: Maar dat is toch geen muziekin strument! De heer VISSER: Maar je kunt de beschikbare mid delen wel trachten een beetje eerlijk te verdelen over cultuur en sport. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Wanneer het om een eerlijke verdeling gaat, vraag ik mij af of men bij het geven van een instru mentensubsidie niet ook een zangkoor subsidie moet geven in de kosten van de bladmuziek. Die is nl. on voorstelbaar duur. Ik geloof dat wij eerst - bij alle voorstellen die in de nieuwe begroting voorkomen tot het doen van grotere uitgaven op het terrein van het welzijn - moeten nagaan hoe wij de gelden het meest eerlijk kunnen verdelen, alvorens wij verder gaan en meer financiële middelen beschikbaar stellen. Boven dien weetje niet echt of je een en ander wel binnen twee jaar kunt waarmaken. Op een zeer onaangename manier voelde ik mij aan gesproken door het feit dat de heer Visser zich nogal druk heeft gemaakt over de bedragen voor culturele vorming. De heer VISSER: Wat? Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Ik heb uw stuk goed gelezen, mijnheer Vis ser. De heer VISSER: Dat heb ik in uw nota anders niet zo kunnen merken! De VOORZITTER: De heer Visser krijgt straks in tweede instantie het woord! Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Op dit moment geven wij op het terrein van de culturele vorming f. 110.000,- per jaar uit. Dat be treft 500 uren verzorgd door Artishock, de muziek- consulenten en f. 40.000,- voor het fonds culturele vorming. Ik geloof niet dat men dan kan zeggen dat wij de mensen met een fooitje afschepen. De heer VISSER: Ja, dat kan ik echt niet in uw nota terugvinden. Neemt u mij niet kwalijk. De VOORZITTER: Mijnheer Visser, u krijgt straks het woord. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter, ik meen op de diver se vragen en opmerkingen thans te hebben gerea geerd. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Alvorens ik een kwartier lang inga op de nota - het laatste heb ik nl. nog niet gedaan -, kom ik terug op mijn voorstel om de behandeling van de thans aan de orde zijnde zaken aan te houden. Dit omdat ik het een klap in het gezicht van de inspraak en van de financiële com missie vind, dat de zaken niet goed zijn doorgepraat. Ik wil mijn voorstel graag in stemming zien gebracht. De VOORZITTER: Ik wil dan graag weten of dit voorstel van de heer Visser door andere leden wordt ondersteund. Het blijkt mij dat het voorstel van de heer Visser niet wordt ondersteund. Het komt derhal ve verder niet in behandeling. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Wij hadden willen vragen wat het college vindt van de volgende gedachtengang. Het college heeft gesteld het eens te zijn met de - met name door de heer Menne - naar voren gebrachte gedachte, dat de zaak eigenlijk in de financiële commissie had moeten worden be handeld. Zoudt u uw voorstel niet kunnen splitsen en het zodanig kunnen lezen, dat de nota cultuurbeleid voorlopig wordt vastgesteld (met de bedoeling dat ze verder de inspraak ingaat), behoudens hetgeen in de financiële commissie moet worden behandeld? Het laatste betreft de subsidieverordening met de finan ciële consequenties daarvan. Wanneer men de zaak zonder meer in de inspraak brengt, ontlenen mensen zekere verwachtingen aan de subsidieverordening. En die moet je dan ook honoreren. Zou de hiervoor ge schetste procedure geen oplossing zijn? De heer LANGE: Wat bedoelt u met: voorlopig aan nemen? De heer DE WILDE: Ik bedoel: voorlopig vaststel len. Ik heb begrepen dat er over de nota nog inspraak wordt gegeven. In dat verband zouden wij onder punt a van het collegevoorstel in plaats van „de Nota Cul tuurbeleid vast te stellen" kunnen lezen: de Nota Cul tuurbeleid voorlopig vast te stellen. De VOORZITTER: Op 3 juni hebben wij het Ont wikkelingsplan vastgesteld. Daar waren bij de welzijns- nota's. Wij hebben gezegd (afgezien van de gemaakte voorbehouden): Wij leggen de stukken nu ter inzage; wij wachten op opmerkingen; bij een eerste herzie ning worden die opmerkingen verwerkt. De nota cul tuurbeleid dient in hetzelfde kader te worden bezien (het is alleen een nota achteraf). Het daarvoor volgen van een soortgelijke procedure lijkt mij dan ook de beste oplossing. De welzijnsnota's echter gaan nog een ander leven leiden. Die worden nl. als uitgangspunt genomen door de werkgroepen, die bezig zijn met de voorbereiding van een welzijnsplan in het kader van de nieuwe rijksbijdrageregeling. Om niet twee verschillende procedures te gaan toepas sen, lijkt het mij het beste met betrekking tot de nota cultuurbeleid te zeggen: Wij stellen deze nota vast; de nota leggen wij daarna nog eens ter inzage; bij een eerste herziening gaan wij alle opmerkingen verwer ken; tegelijkertijd kan de nota dienen als uitgangspunt voor de werkgroepen voor het welzijnsplan. De heer DE WILDE: En de financiële kant dan? De heer MENNE: De financiële kant dient mijns in ziens vóór de inspraak te worden afgehandeld. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: In de beleidspunten staan geen financiële con sequenties. De heer VISSER: Die staan daar wel in. U suggereert een heleboel dingen die geld kosten. Ik noem slechts Artishock met zijn accommodatie. Dat zijn zaken die allemaal verschrikkelijk veel geld kosten. Wanneer wordt gezegd dat een en ander geen financiële conse quenties heeft, kunnen wij de nota wel verscheuren. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Wij stellen in de aanbiedingsbrief bij de begro ting voor dat het gebouw van Artishock wordt aange past. In de aanbiedingsbrief schrijven wij dat de raad daarvoor een voorstel zal bereiken. Ik snap dan ook niet wat wij op dat punt fout doen. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Het eni ge dat mij opviel, is het volgende. Aan de subsidiever ordening is een staat van subsidies toegevoegd. Ik heb begrepen dat de subsidieverordening noodwendig leidt tot die subsidies. Met andere woorden: als je de subsi- 286

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 349