De heer VISSER: Dat heeft u niet gedaan met de
brief
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mag ik even uitpra
ten?
Verder is er een andere zaak, nl. het feit dat er vóór
1 januari 1980 een welzijnsplan moet zijn. In verband
daarmede zijn werkgroepen geformeerd, teneinde de
mensen te laten inspreken met betrekking tot de
vraag hoe dat plan eruit moet zien. Nu is het voor de
ze werkgroepen prettig te weten wat de beleidsvoor
nemens van de gemeente zijn. Dat zijn derhalve geen
insprekers speciaal met betrekking tot de onderhavige
nota; het zijn insprekers met betrekking tot het wel
zijnsplan die graag de beleidsuitgangspunten van de
gemeente willen weten.
De heer VISSER: Ik protesteer er bijzonder tegen wan
neer wordt gezegd dat het gaat om inspraak met be
trekking tot de welzijnsnota. Het gaat om inspraak
met betrekking tot de cultuurnota.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: De re
sultaten daarvan zijn in de nota verwerkt.
De VOORZITTER: De inspraak met betrekking tot
de cultuurnota heeft plaats gevonden.
De heer VISSER: Dat is niet waar.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Men heeft hier dezelfde situatie als die met
betrekking tot de andere nota's. Ook die hebben wij
toegestuurd aan de direct-belanghebbenden. Die heb
ben daar eerst hun reacties op gegeven. Die reacties
heeft de raad vóór juni ontvangen. (In de raadsverga
dering van juni heeft de heer Visser gezegd dat deze
reacties te kort ter inzage hebben gelegen). Dezelfde
procedure is met betrekking tot de onderhavige nota
gevolgd.
Binnen het welzijnsoverleg zijn drie werkgroepen ge
vormd, waaronder een werkgroep cultuur. Die werk
groep cultuur gaat met de in de onderhavige nota
neergelegde beleidsuitgangspunten aan het werk om
te proberen mede een vier-jaren-welzijnsplan op te
stellen. Dat welzijnsplan brengen de werkgroepen
zelf in de inspraak voor de bevolking. Naar aanleiding
van de uit de bevolking komende reacties stelt de
werkgroep een definitief voorstel op, Dat zal de raad
bereiken voor de begroting 1980, zodat de raad dan
een definitief welzijnsplan kan vaststellen, waarvan de
cultuur een onderdeel vormt.
De heer LANGE: Jawel, maar de heer Visser zegt dat
er geen inspraak is geweest over de thans aan de orde
zijnde nota cultuurbeleid, afgezien van de direct belang
hebbenden.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Ja, dat is waar.
De heer VISSER: Juist! De reacties zijn ingestuurd,
maar zijn niet verwerkt. De reacties zijn noch bespro
ken in de commissie culturele zaken, noch doorgeno
men met de mensen die de reacties hebben ingezon
den. U hebt de reacties samengevat. U hebt daarbij
naar voren gehaald de reacties die het belangrijkst
vond. De reacties die de betrokkenen het belangrijkst
vonden, vind ik echter nergens terug. Het zijn de naar
üw oordeel belangrijkste opmerkingen. Ook dat is een
bezwaar van mij. Ik blijf volhouden dat de bibliotheek
wél gevraagd heeft om een gesprek. Dat gebeurt alle
maal niet. Ook wij zijn er niet bij betrokken. De stuk
ken hebben vier dagen voor ons ter inzage gelegen.
Ook wij hebben niet kunnen nagaan, wat de mensen
precies bedoelen, wat de bibliotheek met haar brief
288
bedoelt, wat Odion bedoelt met het er f. 5.000,- bij
inschieten en P.V.O. f. 10.000,-. Kortom.' binnen
vier dagen moeten wij de beleidsvoornemens vast
stellen. Welnu: dat kan niet!
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Visser
had een orde-voorstel ingediend. Dat is echter niet
ondersteund, zodat het niet verder in bespreking
komt.
Ik heb de heer Visser gelegenheid gegeven om in
tweede instantie te spreken. Wil mevrouw Van Gel
der nog in tweede instantie het woord voeren?
De heer VISSER: Ik was nog niet klaar in tweede in
stantie. Ik heb alleen maar gevraagd: Kan mijn voor
stel in stemming worden gebracht? Daarna ga ik in op
de nota. Want dat heb ik nog helemaal niet gedaan.
Ik krijg de kans gewoon niet!
De VOORZITTER: Het antwoord op uw vraag is:
neen. Dit omdat uw voorstel niet wordt ondersteund.
Dan hebt u nu de gelegenheid in tweede instantie in
te gaan op de punten waarop u geen antwoord hebt
gekregen van het college. U kunt nu niet beginnen
met een heel nieuwe discussie, want wij hebben nu de
tweede instantie.
De heer VISSER: Nou, een nieuwe discussie Ik
ga gewoon een aantal dingen op een rijtje zetten en
nog wat vragen stellen. Daarvoor heb ik nog geen kans
gehad. Voor de helft heb ik mijn zin gekregen, door
dat de behandeling van de subsidieverordening is uit
gesteld.
De VOORZITTER: Het gaat niet om zijn zin krijgen.
U hebt in eerste instantie de gelegenheid gehad een
aantal opmerkingen te maken. Daarop heeft de wet
houder geantwoord. Als u meent dat u niet voldoende
antwoord hebt gekregen, herhaalt u de betrokken
punten of kunt u een opmerking maken naar aanlei
ding van hetgeen de wethouder heeft gezegd. Maar wij
beginnen nu niet met een eerste ronde, want wij zijn
met de tweede ronde bezig.
De heer Visser heeft het woord voor de tweede ronde.
De heer VISSER: Dan wil ik nu beginnen, mevrouw
de voorzitter, met hoofdstuk I, waarin het milieu ter
sprake komt. Het milieu, zo staat in de nota, is ook
een onderdeel van de cultuur. Maar het vreemde is
De VOORZITTER: Ik moet de heer Visser afhame
ren, omdat hij in eerste instantie dit onderwerp niet
ter sprake heeft gebracht.
De heer VISSER: Ik heb dat in eerste instantie aan
gekondigd. Toen heb ik het alleen maar gehad over
de procedure, Daarbij heb ik duidelijk gezegd dat ik in
tweede instantie over de nota zelf zou praten.
De VOORZITTER: Het spijt mij, maar dat is niet de
wijze van werken, In eerste instantie brengt u naar
voren hetgeen u op het hart hebt. In tweede instantie
kunt u ingaan op die punten ten aanzien waarvan u
meent van het college niet voldoende antwoord te
hebben gekregen. Anders krijgen wij een eindeloze
discussie.
De heer Visser kan nu reageren op hetgeen de wethou
der ten aanzien van zijn opmerkingen heeft gezegd.
De heer VISSER: Om dan een voorbeeld te noemen:
de filmvoorstellingen. De wethouder zegt: Artishock
moet maar een filmliga maken, want dat is het!
Wanneer men echter een filmliga in Soest in het leven
wil roepen, dan kost dat nogal wat. Daarbij komen
dus de financiën weer om de hoek kijken.
Wanneer het college voor de filmvoorstellingen ver-