wijst naar De Borg, vraag ik mij af of de mensen daar
zo prettig zitten. Bij Artishock zit men ook niet zo
prettig, op een rechte stoel. En in De Borg moet men
straks in de lucht van een kerkruimte naar een film
kijken. De mensen in Soest hebben er langzamerhand
een hekel aan om voor het bijwonen van een filmvoor
stelling naar een kerkzaal enz. te gaan.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Dat is natuurlijk pure
onzin, hè?
De heer VISSER: Bepaald niet. Ik heb in de krant ge
lezen dat een bioscoopexploitant heeft aangeboden in
Soest een bioscoop te stichten. Burgemeester en wet
houders hebben deze man toen verwezen naar het
centrum. Op die wijze duurt het natuurlijk nog jaar en
dag voordat hier films komen, waar de heer Zappeij
naar wil kijken (zoals Face to Face) en waarvoor hij
nu helemaal naar Amersfoort moet.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik heb bezwaren. Ik vind dit een onzindelijke
manier van discussiëren. De heer Visser wist dat wij
allemaal in eerste instantie onze materiële zaken op
tafel zouden leggen. Wanneer hij dan nu tergend zegt:
„Ik heb toch gezegd op de nota terug te komen en
nu ga ik toch allerlei verhalen houden", dan wens ik
daar niet naar te luisteren.
De VOORZITTER: Ik ben het helemaal met u eens.
De heer Visser sprak over de filmliga, waarover ook
door de wethouder is gesproken. Maar ik zat te wach
ten wat de heer Visser verder ging doen. Het is voor
mij echter moeilijk - tenzij u een motie aanneemt -
om iemand het woord te ontnemen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dan stel ik een mo
tie voor
De heer VISSER: Dat is helemaal mooi! Ik heb de
hele avond naar het gezeur over de beregeningsinstal-
latie zitten luisteren. En nu er eindelijk belangrijke
dingen aan bod komen, mag ik daarover het mijne
niet zeggen. Ik wilde net over Artishock beginnen.
Artishock is een creativiteitscentrum, zo staat in de
nota.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik vraag het woord
over de orde, omdat ik met betrekking tot de orde
met een motie wil komen.
De VOORZITTER: Een punt van orde gaat altijd
voor.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik stel dan voor dat
wij alleen ingaan op de in eerste instantie aangeroer
de punten en dat wij niet andere punten naar voren
halen en zijwegen gaan zoeken. Anders stap ik op.
De VOORZITTER: Mijnheer Visser, u weet het. U
hebt nu gesproken over de filmliga. Zijn er nog meer
punten die u in eerste instantie hebt aangeroerd en
waarop u geen antwoord hebt gekregen?
De heer VISSER: Neen, ik schei ermee uit.
De VOORZITTER: Dan is het woord aan mevrouw
Van Gelder.
(De heer Visser verlaat, te 00.14 uur, de vergade-
ring).
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Het verheugt mij dat er een aparte no
titie zal komen over het cultuurbehoud (de bescher
ming van het cultuurbezit).
Verder verheugt het ons dat wij met betrekking tot
het openluchttheater, nadat daarover overleg heeft
plaats gevonden, een voorstel krijgen voorgelegd.
(De heren Oldenboom en Van Poppelen verlaten, te
00.15 uur, de vergadering).
Mijn opmerking, in het kader van de buitenschoolse
vorming, over het cursussenpakket van Artishock be
trof met name de in de nota voorkomende stelling,
dat de directe deelname nauwelijks gevolgen heeft
voor de spreiding onder de bevolking. Ik heb gevraagd
of daarnaar onderzoek is verricht. Verder heb ik erop
gewezen, dat men met deze stelling bij het verdere be
leid voorzichtig moet zijn. Op dit moment worden
wij terzake inderdaad beperkt door de betrokken
rijkssubsidieregeling. Maar bij de verdere uitwerking
van het welzijnsplan moet deze kwestie nader worden
bekeken.
Wat betreft het centrale beheer van audiovisuele mid
delen is de wethouder ingegaan op het gebruik van
deze middelen ten behoeve van het onderwijs. De
bibliotheek heeft echter ook een suggestie gedaan
met betrekking tot audiovisuele middelen die bij
voorbeeld bij gemeentelijke instanties aanwezig zijn.
Wij achten een centraal beheer ook voor die midde
len van groot belang, zodat er een betere spreiding
van het gebruik van deze middelen mogelijk wordt.
Met betrekking tot hetgeen de wethouder over de
mogelijkheden van een filmliga heeft gezegd, verzoe
ken wij het college om de groep die om een dergelij
ke voorziening heeft gevraagd, te attenderen op de
mogelijkheden en problemen die er met betrekking
tot filmvoorstellingen kunnen zijn.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik betreur het in hoge mate dat de discussie is
gevoerd op het niveau dat wij zoëven hebben meege
maakt. Het betreft hier een zeer belangrijke materie.
Daarbij gaat het niet alleen over geld, maar ook over
belangrijke andere waarden.
Bovendien spijt het mij bijzónder te moeten consta
teren dat de pers - die al zeer matig vertegenwoordigd
was - is vertrokken, zonder zelfs één vertegenwoordi
ger achter te laten teneinde de taak van de pers te vol
brengen om de burgerij verslag van onze besprekingen
te doen. Ik vind dit een kwalijke zaak. Ik vraag mij af
of wij dat niet eens duidelijk naar voren moeten bren
gen.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw
de voorzitter! De woorden van mevrouw Korthuis
zijn mij uit het hart gegrepen.
Geen antwoord heb ik gehad op mijn vraag of u voor
nemens bent ook de Stichtse Culturele Raad te be
trekken bij de besprekingen inzake het plan in het ka
der van de rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk.
Verder is niet ingegaan op mijn suggestie om de kanti
ne van De Bunt - een uitstekende ruimte - voor be
paalde activiteiten te verhuren. Met name overdag
staat die kantine praktisch altijd leeg.
Uitbreiding van het takenpakket van de Volksuniver
siteit vond de wethouder vooral financieel erg moei
lijk. Heb ik de heer Leeflang van de Stichtse Culture
le Raad echter goed beluisterd, dan zijn de cursussen
allemaal kostendekkend. Uitbreiding van het aantal
cursussen lijkt mij dan ook zeker het overwegen
waard.
Natuurlijk zijn wij niet tegen de B.K.R. Alleen vin
den wij dat in de nota daarop te uitvoerig wordt in
gegaan. Uiteraard wordt het door ons ondersteund
dat werk van B.K.R.-kunstenaars in de bibliotheek
wordt geplaatst of op andere wijze in de gemeente
circuleert.
289