De functionele commissie, gebaseerd op artikel 61
van de gemeentewet, een commissie ter behartiging
van bepaalde belangen, bijvoorbeeld sport of onder
wijs, heeft bij ons nog geen gretige aftrek gevonden.
Op een aantal punten zitten wij nog in verouderde
vormen vast, zoals bijvoorbeeld gemeentelijke stich
tingen welke wel in het leven geroepen móesten wor
den toen de gemeentewet het huidige artikel 61 nog
niet kende.
Zowel in de artikel 61-commissies als in de vaste com
missies van advies en bijstand kunnen burgers/niet-
raadsleden worden opgenomen. Welke is de mening
van het college over het opnemen van burgers/niet-
raadsleden in de vaste commissie van advies en bij
stand voor bijvoorbeeld ruimtelijke ordening? Blij
kens de cijfers van de V.N.G. neemt het verschijnsel
van burgers/niet-raadsleden in de raadscommissies in
dit land sterk toe, In 1967 waren zij in 80 van de
toen getelde 600 commissies opgenomen. Tien jaar
later bestonden er 800 raadscommissies, waarin bur
gers/niet-raadsleden deelnamen. 450 van deze 800
commissies waren vaste commissies van advies en bij
stand. Moeten wij in Soest, juist ook om de afstand
tussen bestuurder en bestuurde te verkleinen, ook
niet in sterkere mate naar commissies van advies en
bijstand bestaande uit raadsleden en niet-raadsleden?
Verleden jaar hebben wij burgemeester en wethouders
gevraagd een onderzoek in te stellen naar de ervarin
gen met de invoering van het spreekrecht tijdens
commissie- en raadsvergaderingen. Wij hebben niet
kunnen constateren dat dit onderzoek heeft plaats
gevonden. Naar hetgeen door de V.N.G. is medege
deeld, is het spreekrecht op grote schaal ingevoerd
bij openbare commissievergaderingen en bij raadsver
gaderingen. Dit spreekrecht geeft de inwoners de
kans, voordat er besluiten zijn gevallen, met de com
missieleden van gedachten te wisselen. Het spreek
recht tijdens raadsvergaderingen moet uiteraard be
perkter zijn dan bij commissievergaderingen.
Wij zouden graag van het college willen horen of het
ervoor zou voelen, in deze gemeente een proef te
nemen met het toekennen van spreekrecht bij com
missievergaderingen.
Tenslotte de vraag of burgemeester en wethouders
niet sterker dan in het verleden regelmatige contacten
zouden moeten hebben met particuliere organisaties,
waarvan wij dan hier, om een voorbeeld te noemen,
de Vrienden van Eemland noemen. Juist door het uit
wisselen van gedachten groeit hopelijk het begrip
voor eikaars problemen.
Al deze zaken zullen niet nalaten, belangrijke ook
mentale veranderingen teweeg te brengen in de posi
tie van de raad, het college van burgemeester en wet
houders en het ambtelijk apparaat.
Waarom stellen wij deze zaken met zoveel nadruk?
Welnu, omdat wij zorgen hebben over de hier en daar
wat crisisachtige verhouding tussen de gemeentelijke
overheid en althans een deel van de inwoners van de
ze gemeente. Die situatie is sfeerbedervend en niet
geëigend om constructief bezig te zijn Daaraan iets te
doen lijkt ons voor de komende periode van wezen
lijk belang. Bezinning op hetgeen er echt aan de gang
is én maatregelen in de bestuurlijke sfeer om tekort
komingen op te heffen en te trachten opnieuw in een
constructieve sfeer de belangrijke Soester aangelegen
heden aan te pakken.
Het lijkt ons daarbij ook van betekenis dat niet on
nodig problemen worden veroorzaakt. Als zodanig
beschouwen wij althans de strijdvraag rond de status
van het ontwikkelingsplan. Reeds eerder heeft onze
fractie te kennen gegeven dat wij het ontwikkelings
plan een structuurplan achten te zijn in de zin zoals
bedoeld in de wet op de ruimtelijke ordening. Dat be
tekent dat dan ook de procedure moet worden ge
volgd zoals deze bij een structuurplan wettelijk is
voorgeschreven De strijd, over deze procedurele vraag
ontbrand, heeft grotendeels de aandacht afgeleid van
het vele waardevolle dat in dit ontwikkelingsplan be
sloten ligt.
Bij wijze van compromis heeft onze fractie in juni jl.
meegewerkt aan de vaststelling van het ontwikke
lingsplan, zij het onder voorbehouden. Wij hebben
daarbij ook gedacht dat burgemeester en wethouders
alsnog zoveel mogelijk zouden doen wat bij een struc
tuurplan is voorgeschreven, nl. de inwoners de gele
genheid te geven om hun eventuele bezwaren kenbaar
te maken, zij het dat dit zou gebeuren na een voorlo
pige - althans wat ons betreft voorlopige - vaststelling
van het ontwikkelingsplan. Als onze fractie nu ziet
op welke wijze via publicatie en verdere aanpak bur
gemeester en wethouders uitvoering hebben gegeven
aan het besluit van juni 1977, dan zeggen wij: Naar
de formele letter is er niets op aan te merken, naar de
geest echter hadden wij het in ieder geval anders be
doeld. Bij de publicaties werd niets vermeld over
voorbehouden en zoals wij nu de formuler ingen van
burgemeester en wethouders zien, mogen wij nog blij
zijn als in mei 1978 van een eerste herziening sprake
is.
Neen, als wij dit hadden kunnen voorzien, zouden wij
in juni jl. niet mee hebben gedaan aan de vaststelling
van het ontwikkelingsplan. Wij hadden gedacht dat
burgemeester en wethouders na juni 1977 alsnog zo
veel mogelijk de bezwaarschriftenprocedure zouden
hebben gevolgd, zodat de eerste herziening gelijk zou
staan met de vaststelling van het ontwikkelingsplan,
op de voet van een structuurplan, gehoord de bezwaar
den. Wij menen dat dit soort onnodige procedurele
problemen ons ernstiger in moeilijkheden brengt dan
uit de inhoud van de aan de orde zijnde onderwerpen
voortvloeit.
Bij de behandeling van de begroting 1977 heeft onze
fractie gewezen op overal in het land aan de gang zijn
de onderzoekingen over taakafbakening en samen-
werkingspatronen tussen raad, burgemeester en wet
houders en ambtenaren. Centraal stond daarbij de
vraag hoe aan raadsleden binnen kort bestek de hoofd
punten van een vraagstuk helder zouden kunnen wor
den overgebracht, opdat zij op basis van die informa
tie hun standpunten zouden kunnen bepalen, zonder
zich door enorme hoeveelheden ongestructureerde in
formatie van hoofd- en bijzaken heen te moeten wor
stelen. Dit ook omdat, als het raadslidmaatschap
niet op een doelmatiger wijze kan worden uitge
oefend, met recht de vrees moet bestaan dat steeds
minder personen zich voor dit werk beschikbaar kun
nen stellen. Afgesproken is toen dat inlichtingen in
het land zouden worden ingewonnen en dat op basis
daarvan een soort studiebijeenkomst van de raad zou
plaats vinden. Het is er tot op heden niet van geko
men. Dat is begrijpelijk met het oog op de vele ande
re te verrichten taken. Wij zouden er echter wel op
willen aandringen dat dit onderwerp nog eens ter
hand wordt genomen.
328