Wat de kapitaalslasten betreft, hebben de heer
De Wilde en ik elkaar gisteren kennelijk toch ver
keerd begrepen. Ik meende dat hij met name sprak
over de post die woidt genoemd op de bladzijden 187
en 189 en op bladzijde 189 is toch een uitvoerige lijst
opgenomen, zoals die ook in het ontwikkelingsplan
is genoemd, met uitzondering dan van een bedrag van
f. 300.000,- voor diverse investeringen. Ik heb begre
pen dat de heer De Wilde ook ten aanzien van dat be
drag van f. 300.000,- meer specificatie wil en daarvan
heb ik gisteren al gezegd, gaarne bereid te zijn te trach
ten dit een volgende keer te doen. Het is best mogelijk
dat wij dan tot de conclusie moeten komen dat met
dit bedrag van f. 300.000,- niet kan worden uitgeko
men. Ik neem dit echter graag mee voor de volgende
begroting.
Daarnaast wijs ik nog eens op de geleidelijke belasting
verhogingen die wij altijd hebben nagestreefd. Dit is
thans zelfs minder geworden, Wij hebben nog vrijwel
nooit eerder zo'n kleine belastingverhoging voorge
steld als thans. Financieel staan wij er ook wel vrij
goed voor, hoewel wij daartegenover nog steeds met een
aantal grote investeringen zitten en wij nog steeds
moeten streven naar het zogenaamde rijpmaken van de
begroting voor grote investeringen, een zaak waar de
heer De Wilde ook altijd voor heeft gepleit. Dat bet ei
ken wij op deze manier, ook al via de overschotten.
Dat betekent dus ook minder grote belastingverhogin
gen in de toekomst.
De heer DE WILDE: Dus ik begrijp dat de post onder
volgnummer 13.2004 01 op bladzijde 187 van de be
groting correspondeert met de toelichting die op blad
zijde 189 wordt genoemd?
Wethouder EBBERS: Ja, dat is juist. Daarboven is dan
nog genoemd het bedrag van f. 300.000,- voor diverse
investeringen en ik heb gisteren begrepen dat u daarop
vooral doelt.
De heer DE WILDE: Ja, dan hebben wij elkaar gisteren
toch goed begrepen. De totale post bedraagt
f. 633.002,- en voor een deel bestaat die uit kapitaal-
lasten die al voor een deel zijn gedaan in 1977. Ik zal
dus voortaan graag een staatje bijgevoegd krijgen van
die diverse investeringen.
Wethouder EBBERS: En dat heb ik gisteren ook toe
gezegd in die zin, dat wij dat voor de volgende begroting
graag zullen proberen.
De heer DE WILDE: Akkoord.
Wethouder EBBERS: Tenslotte kom ik dan nog tot de
opmerkingen over vraag 2 14.
De heer MENNE: Is het wel zinvol om hierop nu al in
te gaan? Dat kan mijns inziens beter gebeuren bij de
hoofdstuksgewijze behandeling.
Wethouder EBBERS: Ja, dat wil ik graag doen. Ik con
stateer dat de heer De Wilde daarmee ook akkoord
gaat.
De heer Visser heeft nog gevraagd wanneer de C.A.I.-
commissie zal worden uitgebreid tot een artikel 61-
commissie. Hij zal zich wellicht herinneren dat wij in
dertijd hebben afgesproken dat de zaak voorlopig, in
de aanloopfase, wordt opgedragen aan het gasbedrijf.
Als de zaak eenmaal behoorlijk zou draaien, zouden
wij ertoe overgaan om hiervoor een artikel 61-com-
missie in het leven te roepen.
De heer VISSER: Ja, dat vind ik juist nogal vaag, De
aanloopperiode is ook bijzonder belangrijk voor de bur
gers.
Wethouder EBBERS: Jawel, maar indertijd is in de ver
schillende commissies afgesproken om toch voorals
nog zo te werk te gaan, juist in de aanloopfase, waar
bij de gemeenteraad toch een dikke vinger in de pap
van de besluitvorming wil houden. Als eenmaal eind
volgend jaar de zaak van de C.A.I. behoorlijk draait,
zoals in de planning is voorzien, heb ik er helemaal
geen bezwaar tegen om op dat ogenblik tot een arti
kel 61-commissie te komen, juist voor zo'n C.A.I.-
commissie.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik kom in de
eerste plaats tot het betoog van de heer Van Poppelen
die zich erover heeft beklaagd dat twee wethouders
gisteravond niet aan het woord zijn geweest. Gister
avond heb ik aan het begin van de beantwoording
van de kant van het college erop gewezen dat aan ons
was gevraagd om een aantal zaken te behandelen bij
de verschillende hoofdstukken, zoals onderwijs,
ruimtelijke ordening en nog een aantal kleine punten.
De heer VAN POPPELEN: Ja, dat klopt; kléine pun
ten,
De VOORZITTER: Ik heb dus de beantwoording
van de opmerkingen over ruimtelijke ordening aange
houden tot het desbetreffende hoofdstuk. Dan zal er
geantwoord worden op de vragen van de heer Van
Poppelen over de plaats van het nieuwe raadhuis - die
overigens in handen van de gemeenteraad ligt - over de
mankracht bij de ruimtelijke ordening, over het nut
van kleine bestemmingsplannen, waarmee ik het ove
rigens niet eens ben, maar dat komt verder wel en op
de opmerkingen van de heer Van Poppelen ten aanzien
van het ruimtebeslag en de woon- en leefsituatie van
de mens.
De heer VAN POPPELEN: Ik heb geen aanval op ge
daan, hoor!
De VOORZITTER: Dat begrijp ik heel goed-pmaar ik
heb alleen willen uitleggen hoe het allemaal gelopen is.
Een aantal zaken zijn gisteravond wel door wethouder
Ebbers en door mij beantwoord, omdat het daarbij ging
om algemene zaken, Ik heb daarbij nog enig „kleiner
goed" overgehouden, overigens niet onbelangrijk, maar
zaken die beter kunnen worden beantwoord bij de ver
schillende hoofdstukken.
Aan het slot van mijn beantwoording gisteravond heeft
wethouder Plomp nog gezegd dat hij op vier punten
zou kunnen ingaan, maar toen bleek in de raad dat
men er veel meer voor voelde om naar huis te gaan.
Ik ben het dan ook helemaal niet eens met de stelling
van de heer Van Poppelen dat de wethouders gefaald
hebben bij de beantwoording. Als de vierde wethouder
gisteravond wel aanwezig was geweest, zou hij waar
schijnlijk ook niet het woord hebben gevoerd, want
ook ten aanzien van openbare werken zijn er weinig
vragen gesteld, hetgeen op zichzelf ook juist is, want
daarvoor is nog alle gelegenheid bij het desbetreffende
hoofdstuk.
Dames en heren! Wat de voorlichting betreft, heeft
mevrouw Korthuis nu gesuggereerd om te denken aan
het gebouw van de dienst gemeentewerken. Wij willen
dat graag nader bezien. Als wij daar echter een info
centrum willen hebben dat gaat leven en blijft leven,
moet zo'n centrum wel bijzonder goed worden opge
zet. Als het de eerste veertien dagen niet loopt zal het
nooit goed lopen Wij zullen dit echter nader bezien.
Mevrouw Korthuis is ook teruggekomen op een op
merking over een intensiever contact tussen de com
missie ruimtelijke ordening en inspraakgroepen. Wij
moeten niet de commissie ruimtelijke ordening alle