van de heer Ebbers is op mij zeer overtuigend overge
komen. Het was ook niet mijn bedoeling dat per 1 ja
nuari a,s, al de deuren van het slachthuis zouden wor
den gesloten, maar wel om een politieke beslissing te
nemen door uit te spreken dat in 1978 de zaak zou
worden afgerond en ervoor zou worden gezorgd dat de
betrokken mensen elders werk zouden krijgen of iets
dergelijks,nu het slachthuis toch weg moet, gezien het
E.T.I.-rapport.
De heer DE WILDE: Maar gisteren hebt u nog die zin
zo toegejuicht, dat wij ons niet alles van hogerhand
moesten laten welgevallen.
De heer VISSER: Het gaat mij daar helemaal niet om
Het gaat erom dat wij hier met een slachthuis zitten
dat niet langer meer houdbaar is, Ook de heer Van
Logtenstein heeft nog aangegeven dat een aantal moei
lijkheden voor de deur staat wat betreft dat slachthuis.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Ik heb hiermee willen
aangeven dat wij een beleid van jaar tot jaar zullen
moeten bepalen. De beslissing tot sluiting hoeft niet
per se al volgend jaar te worden genomen.
De heer VISSER: In ieder geval, mevrouw de voorzit
ter, zal ik de door mij genoemde motie niet handhaven.
De begroting van het openbaar slachthuis wordt hier
na zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld.
Het voorstel tot vaststelling van verordeningen op de
heffing en invordering van keurloon en van rechten
voor het gebruik van het openbaar slachthuis wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het woningbedrijf.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Het
buitengewoon onderhoud van de gemeentelijke wo
ningen zal ook in 1978 onze aandacht vragen. De
voorbereiding geschiedt bij de S.S.W. en onzes inziens
verdient het aanbeveling dat de raad het vertrouwen
in de S.S .W. positief benadert. Daarom dient een een
maal goedgekeurde begroting niet verder in onderdelen
opnieuw bekeken te worden en moet er voor 1978 van
uit-gegaan worden dat ook dit onderhoud adequaat
wordt uitgevoerd. Het toezicht van het college op de
handel en wandel, zoals zo treffend is gesteld in de no
ta van aanbieding, staat hiervoor toch borg? Anders
zouden werkzaamheden onnodig lang moeten worden
uitgesteld en hiermee zijn onzes inziens de belangen
van de huurders niet gediend.
Een besluit genomen op 16 juni 1977 door de raad
met enige aanvullingen - zie uw brief van 29 septem
ber 1977 nummer 4822 aan de S.S.W. - lijkt mij dan
ook bij nader inzien niet juist. Artikel 13, lid 3 van de
statuten der S.S.W., goedgekeurd door de raad en door
gedeputeerde staten, zegt:
„Goedkeuring van de begroting machtigt de stichting
de daarin opgenomen uitgaven te doen, met dien ver
stande, dat voor de begroting van het woningbedrijf
der gemeente Soest na vaststelling daarvan door de ge
meenteraad eveneens goedkeuring van gedeputeerde
staten der provincie Utrecht nodig is."
Het lijkt mij dat de raad de redactie c.q. strekking van
de genoemde brief dient te wijzigen en de S.S.W. een
nieuwe brief moet sturen, waarbij de beperkingen
voor het buitengewoon onderhoud 1978 om op ieder
onderdeel opnieuw offertes te overleggen en daarna
goedkeuring te verkrijgen, worden geschrapt. Niets
verbiedt overigens de directie van de S.S.W. om infor
matie, advies en diensten van de gemeente af te blij
ven nemen.
De inspraakprocedures met bewoners ondervinden de
laatste tijd wat vertraging. De oorzaken liggen onzes
inziens in de bezetting van het apparaat. Aantrekken
van terzake kundig personeel is een vereiste, daar bo
venbedoelde inspraakprocedures veel tijd en deskundi
ge voorbereiding vragen De aanstelling van een direc
teur is dan ook noodzakelijk en hopelijk vindt dit bin
nen afzienbare tijd plaats.
Hierbij mogen wij nog opmerken dat stagnatie in de
sfeer van het buitengewoon onderhoud onzes inziens
niet primair aan de S.S.W, ligt, maar juist door facto
ren van buitenaf tot stand is gekomen.
Het mag bekend worden geacht dat de S.S.W. dient uit
te kijken naar een andere huisvesting. Gaarne vragen wij
de medewerking van het college voor het ten dienste
zijn van de S.S.W., voor het verkrijgen van een geschik
te ruimte als kantoor, opdat de S.S.W. optimaal kan
functioneren,
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter!
De gang van zaken bij het woningbedrijf baart ons
zorgen. Hoewel op dit ogenblik diverse commissies aan
het werk zijn om te trachten hierin verbetering te
brengen, blijven resultaten nog steeds achterwege.
In de eerste plaats wijs ik op het plan Klaarwater.
Door het inschakelen van de Nationale Woningraad
verwachtten wij dat het wat vlotter zou gaan. De wo
ning aan de Laanstraat 67, begin juni door brand on
bewoonbaar geworden, staat er tot grote ergernis van
de bevolking nog steeds 20 bij; hieraan is nog steeds
niets gedaan. Volgens besprekingen die ik zelf heb mo
gen meemaken, had dit reeds in oktober rond moeten
zijn.
Ik vraag mij dan ook af of de vele uren die hieraan zijn
besteed in de vorm van besprekingen en het maken van
tekeningen, voor niets zijn geweest. Besprekingen voe
ren is natuurlijk noodzakelijk, maar er zal ook eens
een besluit moeten worden genomen. Wij willen dit
punt en onze zorg erover nog eens extra onder de aan
dacht van het college brengen. Bovendien vragen wij
ons af of deze langdurige gang van zaken niet sterk
kostenverhogend zal werken.
Op 17 mei is er een vergadering geweest met de bewo
ners van dit plan en werd er voorlichting gegeven over
de plannen. Er was algemene instemming. De bewo
ners zijn na die datum, ondanks gedane toezeggingen,
nergens meer in gekend en verkeren nog steeds in gro
te onzekerheid. Dat is dan de zogenaamde inspraak.
Volgens publicaties in de pers zijn de plannen nu door
gedeputeerde staten goedgekeurd, hoewel ik na die
tijd heb vernomen dat ze ook nog naar het ministerie
van volkshuisvesting moeten, zodat het dan nog wel
een jaar kan duren, Wil het college er bij de betreffen
de instanties op aandringen om hiermee spoed te be
trachten, opdat voor de bewoners meer duidelijkheid
ontstaat?
De heer MENNE- Mevrouw de voorzitter! Wij menen
dat de overheid de eerstverantwoordelijke instantie is
voor een rechtvaardige woonruimteverdeling, In dat
licht gezien spreekt onze fractie zich uit tegen verkoop
van woningwetwoningen. Woningwetwoningen zijn in
feite immers gemeenschapsbezit en bestemd voor die
mensen in onze samenleving die hulp van de overheid
nodig hebben bij het zoeken naar huisvesting. Daartoe
dient de gemeente woningen in handen te hebben. Als
de gemeente de woningwetwoningen verkoopt, wordt
zij machtelozer dan zij voor verkoop vaak al was.