al uitgebrachte nota's. Ik meen dat wij hierover nader moeten spreken in de commissie; dat is zeker noodza kelijk, want het college staat zeker positief tegenover de suggestie om een extra nummer van Op't Hoogt aan deze zaak te wijden, maar wij moeten ons dan wel goed voor ogen stellen wat wij precies hierin zullen opnemen. Ik stel dan ook voor dit punt aan te houden tot de volgende vergadering van de commissie. Mevrouw Korthuis heeft voorts, gesteund door de an dere fracties, een warm pleidooi gehouden voor het bedrag van f.10.000,- voor aankoop van werk van Soester kunstenaars, toegespitst op de Soester situatie van dit ogenblik. Ik meen overigens wel dat ik mevrouw Korthuis anders heb begrepen dan de heer Visser. Het college staat zeer positief tegenover dit pleidooi en heeft dat al eerder laten blijken door het verzoek van de culturele commissie te ondersteunen en door te zenden naar de commissie financiën. In de commissie financiën zal dit punt nu opnieuw onderwerp van be spreking uitmaken. Wat de inspraak met betrekking tot de rijksbijdragere gelingen betreft, herinner ik eraan dat hierover ook gisteravond kort is gesproken. De groep cultuur is nu tweemaal bijeen geweest en er valt dan ook nog niet zoveel over te zeggen, maar wel zijn de berichten van de secretaris van deze werkgroep al zeer positief, waarschijnlijk ook omdat in deze werkgroep mensen uit het veld en de besturen zitten die zeer goed weten wat zij willen en die bereid zijn met eikaars proble men rekening te houden, hetgeen ook het uitgangs punt van de inspraakwerkgroepen moet zijn. Mevrouw Van Gelder heeft opnieuw het moeilijke punt van het openluchttheater aan de orde gesteld. Bij de behandeling van de cultuurnota heb ik al eerlijk gezegd dat ook het college hiermee in zijn maag zit. Het gesprek met de Soester Gemeenschap heeft nog niet plaatsgevonden, door allerlei toevallige omstan digheden. Het is de bedoeling dat dit gesprek nu deze maand, dan wel begin januari plaatsvindt en vervol gens kan men ook van het college een reactie verwach ten met betrekking tot deze zaak. Ik ben het eens met mevrouw Van Gelder dat het langzamerhand tijd wordt om een beslissing te nemen, anders blijven wij jaar in jaar uit met dat openluchttheater zitten en moeten wij steeds bekennen dat wij het óók niet we ten. In de commissievergadering van februari zullen wij op deze zaak, naar verwachting, kunnen terugkomen. Ook over de oudheidkamer is al eens eerder gespro ken. In principe staat het college positief tegenover een oudheidkamer. Het probleem is echter wel dat sinds anderhalf jaar de provincie van mening is - het geen ook in een notitie is neergelegd - dat niet ver spreid over allerlei gemeenten moet worden gewerkt met een soort kleine musea, omdat dit een kostbare zaak zal worden. Het ruimteprobleem is meestal wel op te lossen, maar als men eenmaal een ruimte heeft, moet die ook opengesteld worden, hetgeen betekent dat er dan een vaste personeelsbezetting moet komen, wat de nodige financiële consequenties heeft. Overi gens heeft het college zeker niet de oudheidkamer helemaal uit het oog verloren. Ditzelfde geldt voor het 950-jarig bestaan van Soest. Wij zijn thans doende met het samenstellen van een werkgroep die een feestelijke viering van het 9 50-jarig bestaan kan voorbereiden en daarbij wordt natuurlijk vanzelf al aandacht geschonken aan het oude Soest. Wij hebben verschillende verenigingen en instellingen aangeschreven om mensen aan te wijzen voor deze werkgroep; zodra alle antwoorden binnen zijn komt deze zaak ongetwijfeld nog in de desbetreffende com missie, alvorens een beslissing wordt genomen. In dat kader zal dan opnieuw de oudheidkamer aan de orde komen, want als het 950-jarig bestaan wordt ge vierd, wordt uiteraard ook in het verleden terugge blikt. De suggestie over vrijkomende schoolgebouwen zien wij niet direct zitten. Wel is het misschien mogelijk om te komen tot gebruik van overheidsgebouwen die wellicht op korte termijn leegkomen, althans op af zienbare termijn. Ook hierover kan nader worden ge sproken in de commissie. Mevrouw Greefhorst heeft in dit verband erop gewe zen dat de Stichtse culturele raad tegenwoordig over een museumconsulent beschikt. Daarvóór heeft ech ter al jaren lang op een zeer goede manier de heer Greve gefunctioneerd in de culturele raad, met name op het punt van het geven van adviezen voor het in richten van tentoonstellingen. De museumconsulent beheerst eigenlijk vooral de pedagogische kant van de zaak; zij houdt zich vooral bezig met de begeleiding van de schooljeugd bij museumbezoek, thans vooral in de stad Utrecht. Zodra zij weer wat meer ruimte heeft, zullen wij graag eens een gesprek met haar voe ren. De heer Visser heeft mij enigszins op het hart getrapt. Als je lid bent van een afspiegelingscollege, is het dui delijk dat rekening moet worden gehouden met alle gevoelens en meningen die in een gemeenschap leven. De heer Visser zal er niet aan twijfelen dat ik de socia listische beginselen ben toegedaan en hoop die zo goed mogelijk tot uiting te brengen in het programma dat het college uitvoert. Dat daarbij in een voor een socialistische wethouder niet onaanvaardbare situatie liberale beginselen tot uitvoering kunnen worden ge bracht, kan ik best met mijn socialistische geweten verenigen. Ik vind „liberaal" nl. geen vies woord, evenmin als dat geldt voor de woorden „socialistisch" of „progressief". Ik raad de heer Visser aan de nota die zijn partijgenoot als minister heeft geproduceerd, nog eens na te lezen; wij hebben die nota op de voet gevolgd qua indeling van onze nota, juist omdat wij gepoogd hebben een antwoord te geven op het lande lijke beleid van het kabinet. Een gemeentebestuur moet nu eenmaal altijd rekening houden met het lan delijke beleid. Wethouder PLOMP: En dat mag niet van de heer Goo- te! Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Toch zal het wel moeten, want een lagere overheid is gedeeltelijk afhankelijk van dat landelijke beleid. Ik meen in ieder geval dat een bestuurder van een gemeente, aan welke kant van de collegetafel hij ook zit, gehouden is de belangen van alle gemeentena ren te behartigen. Geen enkele wethouder, van welke politieke richting ook, behoeft zich daarvoor te scha men. De heer Visser heeft ten aanzien van de kermispot gesteld dat de beherende stichting bestaat uit aardige en bekwame ambtenaren. Dat ondet schrijf ik uiteraard. Dat er voorts een verdeling plaatsvindt naar rato van de behoefte, vind ik niet meer dan billijk. Dat het stichtingsbestuur dan ook moet wéten welke de behoef ten zijn, is duidelijk. Als verenigingen en instellingen die 381

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 446