390
de wet op het bevolkingsonderzoek hierbij regelend op
treden en de kaders duiden waarbinnen gewerkt moet
worden, onder andere door het instellen van een ver
gunningenstelsel.
Ten aanzien van de uitvoering van onderzoeken zullen
openbare gezondheidsdiensten een taak kunnen krij
gen, zoals nu reeds voor het cervixcarcinoomonderzoek
in de proefgebieden is geregeld (Amersfoort en Utrecht).
Wat dit onderzoek betreft is geadviseerd om dit expe
riment na het verstrijken van de proefperiode, dus na
31 december 1978, voort te zetten en ook de categorie
25- tot 35-jarigen bij het gesubsidieerde onderzoek te
betrekken. Aangezien wij hier aan dit experiment zijn
begonnen zonder een eigen bijdrage te verlangen,
dient op grond van methodologische overwegingen
voortzetting van het experiment na 1978 onder dezelf
de voorwaarden plaats te vinden. Dat betekent in feite
dat het voor ons goedkoper gaat worden als de groep
van 25- tot35-jarigen erbij betrokken wordt.
Wij hopen dat de voortgang van de ontwikkelingen
van de D.G.D.-vorming voorspoedig zal zijn. Onze frac
tie is hier een groot voorstandster van, hoewel wij ook
bijzonder benieuwd zijn naar de kosten hiervan.
Het feit dat wij nu reeds van een aantal diensten van
de G.G. en G.D. Amersfoort gebruik maken, geeft ons
overigens wel een indicatie in de kostenontwikkeling
die voortvloeit uit deelname aan de D.G.D. Aan de an
dere kant zullen ook posten uit de begroting verdwij
nen, zoals bijvoorbeeld misschien de kosten voor de
schoolartsendienst. Is dat inderdaad het geval?
Wij mogen verwachten dat de gefaseerde invoering
van de wet ambulancevervoer begin volgend jaar zal
resulteren in het van kracht worden van het vergun
ningenstelsel, getoetst aan het spreidingsplan en het
eisenbesluit. De toetsing aan het eisenbesluit zal voor
veel particuliere diensten, maar ook voor gemeentelij
ke diensten problemen kunnen opleveren, hetgeen
ook wel voor Soest zal gelden. Pas daarna zal per 1 ja
nuari 1979 de centrale post moeten kunnen functione
ren.
Mevrouw de voorzitter! Ik zal nu de verwarring bij u
groter maken, want mijn volgende opmerkingen slaan
zowel op het terrein van de volksgezondheid, de huis
vesting en het maatschappelijk werk. Aangezien ik nu
toch aan het woord ben, zal ik deze opmerkingen nu
maken.
De wet op de bejaardenoorden verplicht de gemeenten
om of zelfstandig, of in regionaal verband indicatie
commissies in te stellen. Wij hebben hiervoor een post
van f. 80.000,op onze begroting. Daar waar deze
commissies reeds functioneren, heeft men de ervaring
opgedaan dat hierdoor wat meer ernstig verzorgings
behoeftige bejaarden worden opgenomen in de erken
de bejaardenoorden. Het gevolg is dat meer bejaarden
langer zelfstandig wonen, hetgeen zal resulteren in
een verzwaring van de taken van de gezins- en bejaar
denverzorgsters en bejaardenhelpsters. Daarbij komt
ook nog dat in het Utrechtse er een wachtlijst is van
300 duidelijk geihdiceerde opnamen in bejaardenoor
den voor geestelijk gestoorde bejaarden. Dat betekent
ook dat de bejaardenoorden langer dan noodzakelijk
huisvesting zullen moeten bieden aan mensen die in
feite opnamerijp zijn voor een verpleegtehuis.
Het is een goed beleid dat de bejaarden zo lang moge
lijk zelfstandig moeten kunnen blijven wonen. Daar
tegenover staat echter dat dit alleen mogelijk is als hulp
kan worden geboden om dat zelfstandig maatschappe
lijk functioneren te garanderen. Er is hierover al eer
der gesproken dat dit problemen kan opleveren, want
door het beleid van het ministerie van cultuur, recrea
tie en maatschappelijk werk terzake van de vacature
stop is die hulp nu niet mogelijk, terwijl ook andere
vormen van hulpverlening uitblijven, bijvoorbeeld de
alphahulp. Een andere belemmerende factor is de
vaak ongeschikte huisvesting van bejaarden. Recent
onderzoek heeft dit nog eens nadrukkelijk bevestigd.
In dit spanningsveld tussen strengere opname-indica
ties en onvoldoende aanbod van hulp dreigt nu de
hulpbehoevende bejaarde verzeild te raken.
Een andere categorie die eveneens bijzondere zorg no
dig heeft, betreft de categorie minder-validen, de ge
handicapten, de A.O.W.-er of A.A.W.-er die behoefte
heeft aan aangepaste zelfstandige woonvormen. Onge
veer 10% van de totale Nederlandse bevolking heeft
een handicap, als men de W.A.O.-definitie van handi
cap hanteert. Naar schatting 15 tot 30% van de zelf
standig wonende bejaarden heeft een kleinere aange
paste woning nodig voor zelfstandige bewoning.
Voor de gehandicapten zal de behoefte wel bekend
zijn of binnenkort worden in deze gemeente. Daar
naast zal in de gemeente een binnenkort bekende be
hoefte aan de zogenaamde Van Dam-woningen be
staan, de woningen voor één- en tweepersoonshuishou
dens.
Is het college bereid om bij de planning van nieuw
bouwprojecten en de renovatie of verbouw van be
staande complexen rekening te houden met de be
staande behoefte? Is er ook inzicht in het tekort aan
hulpaanbod bij de stichting maatschappelijke dienst
verlening? Wat denkt het college er eventueel aan te
kunnen doen als die tekorten er zijn en blijkt dat ze
niet uit middelen van het ministerie van cultuur, re
creatie en maatschappelijk werk kunnen worden opge
vangen? Denkt het college dat inschakeling van vrij
willigers op dit gebied soelaas zou kunnen bieden?
Wat zijn de extra financieringsmogelijkheden voor de
uitvoering van de bouw van bejaardenwoningen en
woningen voor één- en tweepersoonshuishoudens?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! In de eerste plaats
merk ik voor persoonlijke rekening op - wij hebben
hierover geen overleg in het college gepleegd - dat wij
vandaag zeer duidelijk zien welke gevolgen decentra
lisatie vanuit het rijk kan hebben. Onze raad zal dui
delijk behoefte hebben aan specialisten op kleine vaak
specifieke terreinen die in de uitvoering van het ge
meentelijk beleid zeer noodzakelijk zullen zijn. Soms
ontstaat wel eens irritatie bij anderen - dat blijkt van
daag ook weer enigszins - omdat het nogal ingewik
keld is. Toch heeft de heer Lange aangetoond dat het
noodzakelijk is om zich hiermee bezig te houden, ze
ker als wij vanuit het rijksniveau meer taken op het
gebied van de gezondheidszorg toebedeeld krijgen. Ik
ben dan ook dankbaar voor de serieuze manier en de
grote aandacht waarmee dit onderwerp wordt behan
deld.
In het algemeen weten wij nog niet wat de precieze ta
ken van het gemeentebestuur in de toekomst op het
gebied van de gezondheidszorg zullen zijn. Wij probe
ren dan ook, zoals de heer Lange al heeft aangeduid,
de grote lijnen te volgen die in de structuurnota zijn
neergelegd, zonder al te ver vooruit te willen lopen.
Dat wij zullen moeten proberen zonder dwang en
zonder haast overigens, tot een nader overleg tussen de