politiebureau in de grond kan worden gestoken. De
suggestie van de heer Visser om mot gen dan maar op
een andere plaats te beginnen dan tot nu toe steeds de
wens is geweest van 24 van de 25 raadsleden, lijkt mij
nogal prematuur.
De heer De Wilde heeft in dit ve*band nog gevraagd
op welke wijze wij het rijkssubsidie dat ons te wachten
staat, hebben berekend. Nu, daarvoor zijn bepaalde
normen. Wij zijn uitgegaan van bouwkosten tot een
totaalbedrag van f 6,7 miljoen en wij rekenen op een
subsidie van f. 4,9 miljoen. Hoe wij dit subsidiebedrag
precies hebben berekend, is eigenlijk een vraag die ik
zou moeten doorschuiven naar de architect van ons
politiebureau. Deze architect is nu nl aan zijn zeven
de of achtste politiebureau bezig in Nederland en
heeft zeer goede connecties in Den Haag Op zijn ra
mingen mag men natuurlijk niet zonder meer blind
varen, maar wij kunnen er toch wel enigszins op ver
trouwen.
De heer DE WILDE: In de nota van aanbieding wordt
gezegd dat de rijksbijdragen voo' de politiebureaus
waarschijnlijk belangrijk zullen worden verbeterd.
Zal ook die subsidie van f 4,9 miljoen dan hoger wor
den?
De VOORZITTER: Dat zal waarschijnlijk wel het ge
val zijn.
De heer DE WILDE: Maar u weet niet hoeveel hoger?
De VOORZITTER: Neen, officieel niet. Dat soort za
ken blijven toch enigszins hangen in een overlegsitua
tie en pas op het laatste moment hoort men het pre
cieze bedrag officieel. Wij zijn nu ook nog niet verder
dan een voorlopig schetsontwerp; een definitief
schetsontwerp moet nu binnen afzienbare tijd worden
gemaakt en daarover zal de raad te zijner tijd wel weer
een voorstel krijgen, In het overleg met het ministerie
is ook nogal veel tijd nodig om een en ander tot een
goed einde te brengen. Mede daarom zijn wij ook blij
dat wij een architect hebben kunnen aantrekken die
„open deuren" vindt in Den Haag.
Wat de prioriteitenbepaling in het tienjarenplan betreft,
geldt eigenlijk hetzelfde. Wij moeten nu eerst met een
definitief schetsontwerp komen en dan kan pas meer
duidelijkheid hierover ontstaan. Daarnaast wordt na
tuurlijk wel enigszins rekening gehouden met de urgen
tie. Aangezien het bij ons gaat om een korps van 70
man, waarin nog een uitbreiding wordt voorzien, dat
op een bijzonder slechte manier is gehuisvest, zal
nieuwbouw van politiehuisvesting in Soest bij het mi
nisterie zeker geen lage prioriteit hebben. Als men ech
ter vraagt waar dat nu allemaal op dit ogenblik zwart
op wit staat, kan ik daar geen antwoord op geven.
De heer Van Poppelen kan ik nog eens zeggen dat wij
ons beleid richten op een goede surveillancedienst,
met - als het mogelijk is - uitbreiding van het instituut
van de wijkagent. Wij hebben op dit ogenblik nog een
paar vacatures die niet zo gemakkelijk vervuld kunnen
worden, overigens niet zozeer om de redenen die de
heer Van Aalst heeft genoemd. Iedere agent die op de
politieschool is opgeleid, weet nl, precies wat de dienst
roosters betekenen en dat dit ook zondagsdienst in
houdt, wat zijn traktement is, enz De werksfeer in het
politie-apparaat in Soest is ook bijzonder goed. Inder
daad laat de werkomgeving nog heel wat te wensen
over, maar wij menen toch niet dat de jonge agenten
het alleen daarom laten afweten bij ons. Het belangrijk
ste punt lijkt ons op dit ogenblik het probleem van de
huisvesting van het gezin van de agent te zijn Dikwijls
krijgen wij te maken met sollicitanten die in
een groot korps in een stad werkzaam zijn en daar
eigenlijk wel uit willen; voor een kleiner korps als het
onze zijn dit soort mensen meestal uitermate bruik
baar, juist omdat zij in de grote stad met zoveel ver
schillende aspecten van het politiewerk in aanraking
zijn gekomen. Zij rekenen er echter meestal op dat er
dan in Soest een eengezinswoning gereedstaat voor
f. 200,- per maand. Dat lukt hier echter natuurlijk
niet; daarvoor zou men toch minstens naar noord-
Friesland moeten gaan.
De heer Visser heeft nog even het seponeringsbeleid
genoemd. Dat is natuurlijk een zaak die voorbehou
den is aan de officier van justitie en formeel kunnen
wij daar niets aan doen, waarbij ik de nadruk leg op
het woord „formeel". Uit de cijfers blijkt wel duide
lijk dat het aantal seponeringsgevallen in de provincie
Utrecht bijzonder groot is in vergelijking met andere
gebieden. Wij betreuren dat en het geldt ook voor het
politiekorps. Het animeert het politiepersoneel zeker
niet om achter allerlei zaken heen te trekken. Het is,
naast het opsporingswerk, nog een heel werk om een
goed procesverbaal de deur uit te krijgen en later
merkt men dan wel eens - dat hoort men altijd toeval
lig, want officieel wordt er niets medegedeeld - dat de
zaak weer geseponeerd is. Dat werkt inderdaad frus
trerend. Hetzelfde is het geval als iemand is aangehou
den die echt niet alleen maar twee appels heeft wegge
pakt en wordt voorgeleid, maar een kwartier later
dan weer op straat staat.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Kunt u nog iets zeg
gen over de redenen van dit Utrechtse seponerings
beleid? Is het misschien nog zinvol dat de raad zich
hierover eens uitspreekt, teneinde de politie te on
dersteunen?
De heer DE WILDE: Wij krijgen binnenkort een
nieuwe minister van justitie. Misschien kunnen wij
ons eens tot hem wenden!
De VOORZITTER: Het openbaar ministerie, waaron
der de officier van justitie valt, bepaalt natuurlijk in
hoge mate zélf zijn beleid ten aanzien van de sepone
ring. Het is natuurlijk wel mogelijk om te „klagen"
bij de allerhoogste baas, maar ik weet ook niet of dat
wel zo verstandig zou zijn Formeel is het in ieder ge
val bijzonder moeilijk om hieraan iets te doen.
De heer VISSER: U hebt nu nog niet de vraag beant
woord of de gemeenteraad zich misschien eens in een
brief zou kunnen richten tot de officier van justitie
of iemand anders over deze zaak. Ik vind het toch wel
bijzonder belangrijk,
De VOORZITTER: Ik heb al aangegeven dat de offi
cier van justitie in hoge mate zijn eigen beleid bepaalt.
De heer DE WILDE: En het is ook niet mogelijk om
op grond van de gegevens waarover wij nu beschikken,
hierover zo maar een oordeel uit te spreken. Daarvoor
zouden wij toch eerst veel meer gegevens moeten heb
ben.
De VOORZITTER: Er zijn al wel enige gegevens van
bekend en daarbij steekt Utrecht er sterk bovenuit.
De heer VISSER: Kunt u ook nog ingaan op mijn op
merking over het voorlichtingswerk van de politie dat
nu in de verdrukking is geraakt, maar dat ik juist zo
belangrijk vind? Is het echt niet mogelijk om binnen
het korps dat uit zo'n 70 mensen bestaat, toch dat
werk voortgang te laten vinden? Een schoolklas komt
meestal maar één keer in de hele schoolperiode of mis
schien maar één keer per jaar op het bureau.
395