de strekking en de bedoelingen van de wet op de ruim telijke ordening heb ik overwegende bezwaren te gen een ontwikkelingsplan dat niet krachtens de wet is vastgesteld, maar dat desalniettemin door u wordt ge presenteerd als een richtsnoer voor het beleid. Ik vind dat dit niet kan, want de door de wetgever voorge schreven procedure is niet gevolgd. Toen ik zag dat dit mogelijk was via de dooi mevrouw Korthuis in juni voorgestelde procedure, heb ik gepoogd om in ieder geval zo dicht mogelijk bij de procedure van een struc tuurplan te komen. Als de heer Lange nu vraagt of dit ook betekent dat het vooroverleg van artikel 8 van het besluit ruimte lijke ordening nog had moeten plaatsvinden, antwoord ik daarop ontkennend Dat was niet meer mogelijk en dat zou ook een vorm van letterknechterij zijn geweest die geen recht zou doen wedervaren aan de bedoeling die ik had met betrekking tot de procedure. Ik meen dat u aan de bevolking kenbaar had moeten maken dat de raad zich op 2 en 3 juni had beziggehou den met het ontwikkelingsplan en dat de raad daarbij het ontwikkelingsplan nog niet helemaal gaaf had kun nen vaststellen - als u het woord „voorlopig" niet wilt gebruiken, gebruikt u dan maar het woord „gaaf" - omdat de raad met betrekking tot enkele hoofdele menten als Centrumplan en Centrumweg nog niet tot klaarheid van gedachten was gekomen; daarom was het de bedoeling van de raad om die punten in afzonderlij ke procedures tot een oplossing te brengen en een en ander ter inzage te leggen voor de bevolking, opdat zij kenbaar had kunnen maken wat zij ervan vond, waar na het ontwikkelingsplan opnieuw in de raad ter be spreking zou komen Wat doet u echter, mevrouw de voorzitter? U vermeldt hiervan helemaal niets en maakt et alleen een publicatie van alsof er een gewoon bestemmingsplan aan de orde is. De tekst van die pu blicatie heb ik al eerder aan de orde gesteld in een be sloten vergadering, zoals u hebt medegedeeld, en het was dus geen verrassing voor u dat ik hierop terug kwam bij de algemene beschouwingen, mede omdat ik toen al te kennen gaf dat het voor mij om een zwaar punt gaat. De bevolking moet hieruit wel de indruk krijgen alsof de gave procedure die door de wet is voor geschreven, gewoon is gevolgd. Er wordt ook niets over voorbehouden gezegd en er wordt ook niets ge zegd over de wil van de raad om, nadat de voorbehou den zouden zijn opgeheven en de reacties van de be volking zouden zijn ingekomen, nog eens, zeer rustig over deze dingen nadenkend, over het ontwikkelings plan te spreken. Ook had in de publicatie moeten worden vermeld dat de raad zich heeft voorgenomen om hierover in mei 1978 nader te spreken Daarover wordt echter ook niets vermeld. Zelfs wordt als een eventualiteit gesteld of een herziening wel zal plaats vinden, hetgeen wordt bevestigd in de beantwoording van de vragen in de afdelingen, Dat is echter met in overeenstemming met hetgeen de raad heeft uitgesproken op 3 juni 1977. De raad heeft toen uitgesproken dat een herziening in mei 1978 zou plaatsvinden en u moet dan niet met teksten of ant woorden komen waaruit zou moeten blijken dat het nog helemaal niet zeker is dat die herziening zal plaats vinden. Waarom zeg ik nu deze dingen, mevrouw de voorzit ter? U moet niet veronderstellen dat ik angstig zou zijn; ik ben voor niemand bang en op dit punt behoeft u zich dus geen moment zorgen te maken. Wij hebben een visie op de ontwikkeling van de gemeente en wij hebben gepoogd die in het ontwikkelingsplan tot uit drukking te brengen. Dit moet dan gebeuren met de grootst mogelijke mate van zorgvuldigheid bij de pro cedures, qua aanvaardbaarheid van de procedures en het volstrekt niet aanvechtbaar zijn van procedures. Er moet geen harde opstelling zijn; men moet de zaken rustig overwegen en redelijkheid betrachten in de op stelling, Dat is het beleid dat wij voorstaan. Wij hebben de indruk dat u bagatelliseert problemen als ontwikke lingsplan/structuurplan en de 'oepassing van artikel 8, terwijl de wet in dit opzicht voor mij een zeer belang rijk instrument is voor het handelen van de overheid. Met het oog hierop heb ik gisteren gesteld dat er al beroerdigheid genoeg is op planologisch gebied en dat wij het toch alsjeblieft niet moeilijker moeten maken dan het al is door ook nog met aanvechtbare proce dures te komen, waarover wij dan wel discussiëren, terwijl de inhoud van de zaak daaronder dreigt te lij den Ik heb enigszins het gevoel dat dit punt nu uit de con text is gehaald waarin ik het gisteren heb geplaatst. Ik heb bedoeld om in de uitermate moeilijke positie waarin het gemeentebestuur van Soest zich bevindt en die voor mij niet is opgeruimd met de vierkante meters vloer oppervlak van winkels - wij hebben daar naast nl nog met tal van andere zaken te maken - te komen tot heel veel meer souplesse, flexibiliteit en wijsheid in het beleid en de presentatie van het beleid. Wij hebben daartoe op 3 juni 1977 de weg geopend en het is mij tegengevallen van het college dat het de sug gestie van mevrouw Korthuis helemaal niet heeft op gepakt en er zelfs nu nog blijk van geeft er helemaal niets van begrepen te hebben, althans wat mijn be doelingen betreft Dat spijt mij bijzonder; het geeft mij het ontmoedigende gevoel dat wij wat dat betreft méér dan op een verschillende golflengte spreken. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! De discussie beluisterend, bekruipt mij het gevoel dat wij langs elkaar zitten te praten en dat wij toch in wezen nog op hetzelfde eensgezinde punt zitten als op 2 en 3 juni 1977 het geval was. De heer De Wilde zegt uitdrukkelijk dat hij akkoord is gegaan met de vaststelling van het ontwikkelingsplan - en dat hij daar ook nu nog achter staat - op 3 juni 1977, onder voor behoud van de nadere beslissing over de grote beleids bepalende elementen van Centrum en Centrumweg bij bestemmingsplannen Wij hebben op 3 juni 1977 ook afgesproken dat het toen vastgestelde ontwikke lingsplan ter visie zou worden gelegd, Voor zover ik mij goed herinnet, heeft in het nummer van Op't Hoogt dat daarna verschenen is, zeer duidelijk ge staan welke voorbehouden door de raad waren ge maakt en dat iedereen reacties kon geven op het ont wikkelingsplan dat ter visie zou worden gelegd. Nu moet het mij van het hart dat ook bij mij in eerste instantie de haren recht overeind gingen staan toen ik het antwoord las op vraag nr 1.42 van het afdelingsonderzoek. Ik dacht toen: Wat is dat toch een stomme formulering, die formulering dat de eerste herziening aan de raad zal worden aangeboden als daartoe aanleiding bestaat. Ikzelf zou die formu lering nooit hebben gebruikt, omdat op 3 juni 1977 is afgesproken dat een en ander gewoon in de raad komt en dat de raad wel zal bepalen of het plan al dan niet moet worden herzien. De formulering van het antwoord op vraag nr. 1,42 geeft eigenlijk juist een nuanceverschil aan waardoor men geprikkeld kan raken. Natuurlijk heeft het college het niet zo be- 411

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 476