zaken komt niet zo erg vaak voor bij zaken die aan de
commissie voor de beroepschriften ter behandeling
worden voorgelegd. Ook op dat punt heeft de heer
Brandsma zeer correct gehandeld.
Het is vandaag de dag heel normaal dat bij een winkel
een kantoorruimte is gevestigd. Dat geldt ook voor
een keuken. Keuken en kantoor maken - ruim ge
schat - 30% van het geheel uit. Ik vind dan ook dat,
juridisch gezien, het overgangsrecht een honorering
van de aanvraag niet in de weg staat.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Uit uw
antwoord heb ik een beetje de indruk gekregen dat
u meent dat het college het loffelijke streven heeft
om zich aan de voorschriften te houden en dat er
raadsleden zijn die wat dat betreft op een wat gemak
kelijker toer zitten. Dat laatste wil ik tegenspreken.
Reeds in eerste instantie heb ik geprobeerd aan te to
nen, dat het college met het gestelde onderaan blad
zijde 2 en bovenaan bladzijde 3 van de reactie op het
voorstel van de commissie voor de beroepschriften
niet op een gelukkige toer is gegaan. In het algemeen
kan het college het gestelde menen, want in het alge
meen kun je zeggen dat natuurlijk niet doorslagge
vend kan zijn de vraag of je aan het uiterlijk iets ver
andert en dat, wanneer dat niet gebeurt, alle gebruik
of bestemming is toegelaten. In het algemeen stel je
dat niet, wantje houdt je met bepaalde gevallen be
zig. In dit geval gaat het om de aanvraag-Brandsma.
De situatie is, dat het pand in geen enkel opzicht
meer op de begane grond aan een woonhuis doet
denken. Het is een winkel. Die winkel bestaat voor
een klein stukje uit een kantoor en voor het overgro
te deel uit winkelruimte. Nu zegt het college het vol
gende: Het brengen van dat kleine stukje kantoor
ruimte bij de winkel en het veranderen van de voor
pui (dan is er sprake van een volledige winkel) heeft
een dusdanige karakterverandering tot gevolg dat
het een veel grotere opgave zal zijn om het pand in
een later stadium weer tot woonhuis te transforme
ren. Dat is het punt waarover wij van mening verschil
len. De gedachte van het college terzake wordt door
mij niet gedeeld. Het pand bevat slechts een klein
stukje kantoor en in feite is het een winkel. Het kar
wei wordt gans niet groter om het pand te veranderen
in een woonhuis, wanneer nu eerst dat kleine stukje
kantoor bij de winkel wordt gevoegd.
De heer VAN EE: Ik begrijp u niet goed. Die trans
formatie intern en extern vindt u hetzelfde? Plus-
plus?
De heer DE WILDE: Dan hebt u niet goed geluisterd
en dan zal ik proberen het nog een keer uit te leggen.
De heer VAN EE: Laten wij maar stemmen!
De heer DE WILDE: Ik dacht dat wij serieus bezig
waren.
De VOORZITTER: Wij willen deze discussie gewoon
voortzetten.
De heer DE WILDE: Ik druk mij, wanneer een raadslid
zegt dat hij mij niet goed begrijpt en dat ik over intern
en extern spreek, blijkbaar slecht uit. En dan wil ik
De heer VAN EE: U hebt het over transformatie ge
had en dat is een verkeerd woord voor een verbou
wing.
De heer DE WILDE: Ik wil, wanneer het daarom gaat,
wel een ander woord gebruiken.
Mevrouw de voorzitter. Het kernpunt van de discus
sie heeft betrekking op de uitleg van artikel 38 van de
bestemmingsvoorschriften. Mij gaat het alleen om dat
punt, want de rest - bijvoorbeeld die toegang - speelt
voor mij geen rol. Nu zegt het college, dat de voor
schriften verbieden dat wij ook daar iets doen, waar
om de huidige situatie moet worden gehandhaafd.
Het college meent dat al hetgeen wij doen ons afleidt
van onze poging om in de toekomst van het pand een
woning te maken (dat willen wij krachtens het be
stemmingsplan). Die stelling bestrijd ik. Ik zou mij,
wanneer het pand qua uiterlijk nog volledig een woon
huis zou zijn, kunnen voorstellen dat de vraag of je
aan dat uiterlijk iets verandert, een punt zou kunnen
zijn om het ja of neen te doen. Dat pand is echter
reeds gedurende een jaar of vijf-zes een winkel. Het
feit dat een klein stukje van het pand (nu kantoor)
in winkel wordt veranderd (en het feit dat de voor
pui volledig het beeld van een winkelpui gaat verto
nen) zal niet betekenen dat de poging moeilijker
wordt om het pand te gelegener tijd de bestemming
te geven die in het bestemmingsplan is neergelegd.
Onder gelijke omstandigheden zal ik artikel 38 van
de bestemmingsplanvoorschriften precies hetzelfde
hanteren. Het gaat om de interpretatie van de be
stemmingsplanvoorschriften. ik meen dat het colle
ge niet kan volhouden, dat het door de interpretatie
van het college in de toekomst gemakkelijker zal
zijn om voorgenomen bestemmingen te realiseren
en dat de bestemmingsplanvoorschriften geweld
wordt aangedaan, wanneer nu van een bescheiden
stukje van het pand (nu kantoor) winkel wordt ge
maakt.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Uit de discussie is mij gebleken dat de meningen niet
parallel lopen en ik stel dan ook voor om tot stem
ming over te gaan, want er is nu genoeg over deze
zaak gepraat.
De VOORZITTER: Dames en heren: Laat u één
ding duideiijk zijn: het college is geen moment uit
gegaan van de niet goede trouw van de aanvrager. De
goede trouw staat in dit geval volledig voorop.
Ik heb in eerste instantie onder meer gezegd dat het
pand op het ogenblik meer kenmerken van een wo
ning vertoont dan wanneer de pui is veranderd. In dit
verband heeft de heer Menne erop gewezen dat het
pand hel verlicht wordt en dat er onder meer recla
meborden zijn aangebracht. Ik erken dat er een hele
boel kenmerken van een winkel zijn aangebracht,
maar ik heb erop willen wijzen dat de pui qua vorm
op het ogenblik veel meer een woonhuis-aanzien
vertoont dan een winkel-aanzien. Dat zal anders wor
den, wanneer de verbouwing heeft plaats gevonden.
Ik denk dat de heer De Wilde en ik elkaar niet kun
nen overtuigen, want ik geef aan artikel 38 een ande
re uitleg. Ik vind nl. dat artikel 38 alleen maar betrek
king heeft op het gebruik. Ik vind het artikel verschik-
kelijk duidelijk, want het luidt:
„dat het gebruik van gronden en opstallen, welke tij
dens de tervisielegging van het plan plaats vindt in
strijd met de bestemming" (dus in strijd met de be
stemming woonhuis die de raad er in 1972 aan heeft
gegeven) „mag worden voortgezet maar niet mag wor
den gewijzigd, anders dan dienende tot het in over
eenstemming of meer in overeenstemming brengen
met de desbetreffende bestemming."
Daaruit kunnen wij niets anders lezen dan dat je al
leen maar mag wijzigen om het pand meer in overeen
stemming te brengen met de toekomstige bestem
ming.