In de eerste plaats derhalve een plan de campagne en
in de tweede plaats aanhouding van dit voorstel tot
dat de bewoners en de directie van de firma Lindner
tot overeenstemming zijn gekomen.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Ik kan
voor een zeer groot deel instemmen met het betoog
van de heer Oldenboom Ik heb die hinderwetzitting
ook bijgewoond. Ik herinner mij het door de heer
Bos gesprokene nog heel goed. Hetgeen tijdens die
zitting namens de directie van Lindner naar voren
werd gebracht, was bijzonder vreemd en bijzonder
zwak. De opmerkingen van de zijde van Lindner wa
ren zeer summier; er werd een beetje om de zaak
heengedraaid en het gestelde was niet to the point.
Gedane beloften werden weer ingetrokken. Er werd
gesproken over de toekomst, over mogelijkheden die
nog zouden worden onderzocht en over geld dat al
dan niet zou kunnen worden vrijgemaakt. De firma
had eigenlijk spijt van alles, maar het gestelde kwam
er op neer, dat de firma Lindner nog niets van plan is
en dat er ook nog niets is gebeurd. Wij zullen ook
maar moeten afwachten of er wat gebeurt. Het is
echter de vraag of wij daarom dit voorstel moeten
aanhouden. In ieder geval staat het mijns inziens
vast, dat het college zeer strenge eisen zal moeten
stellen aan het bedrijf Lindner want anders zijn wij
binnen een paar jaar helemaal op de verkeerde weg.
De toezeggingen zijn immers nog in het geheel niet
gehonoreerd. Wij moeten ook maar afwachten of de
min of meer vage toespelingen op nieuwe in ontwik
keling zijnde apparatuur zullen leiden tot aanschaf
van nieuwe apparatuur. In het verleden is het college
meermalen medegedeeld dat er nieuwe apparatuur in
ontwikkeling was, waardoor de problemen binnen
afzienbare tijd zouden zijn opgeheven. De proble
men worden echter steeds een beetje erger. Daarom
menen wij dat het college zeer stringente eisen dient
te stellen aan het bedrijf.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! In de
loop van 1976 hebben wij een brief gehad van de ac
tiegroep en een brief van mevrouw Stiphout. Die
brieven zijn beantwoord op 19 november 1976. La
ter (op 2 december 1976) heb ik in de Soester Cou
rant een artikel gelezen dat als kop droeg „Ruim
160 bezwaarden tegen bedrijf Lindner". Ik neem aan
dat wij het thans echter over een heel andere zaak
hebben,
De VOORZITTER: Op een andere plek.
De heer DE WILDE: Hoever is het nu met die andere
zaak? Is die zaak nu afgewikkeld? Is er een hinderwet
vergunning afgegeven? Ik heb mij hooglijk verbaasd
over het feit dat het bedrijf van Lindner blijkbaar een
aantal jaren zonder hinderwetvergunning heeft kun
nen functioneren. In november heeft het college in de
raad medegedeeld dat het bedrijf in Frankrijk nieuwe
apparatuur heeft besteld, waardoor een technische be
strijding van de overlast mogelijk zou zijn. Tijdens de
hinderwetzitting is echter gezegd dat het bedrijf met
betrekking tot apparatuur uit Frankrijk van niets
weet. Aan mevrouw Stiphout hebben wij geschreven,
dat er binnenkort apparatuur uit Frankrijk komt,
waardoor de overlast zal verdwijnen. Thans blijkt het
echter anders te zijn. Daarom rijst bij mij de vraag of
de gemeente met betrekking tot de toepassing van de
Hinderwet niet wat te lankmoedig is. In dit verband
herinner ik eraan, dat ik destijds vragen heb gesteld
over die tri-geschiedenis Alle schuld werd op die in
dustrie afgeschoven, totdat ik het college door middel
van schriftelijke vragen heb gevraagd naar de toepas
sing van de Hinderwet, Het college heeft daarop mede
gedeeld dat de bezetting van bouw- en woningtoezicht
zodanig is, dat het gerechtvaardigd is kritiek te oefenen
op de wijze waarop er bij bedrijven wordt nagegaan of
er sprake is van een juiste naleving van het gestelde in
de hinderwetvergunning. Ik heb mij wat dit betreft
voorzichtig uitgedrukt.
Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heren Olden
boom en Blaauw, maar ik vraag mij daarnaast af of wij
voldoende diligent zijn met betrekking tot het gemeen
telijk apparaat dat nodig is om toe te zien op de nale
ving van de hinderwetvergunningen.
Ik kan niet helemaal overzien of uitvoering kan wor
den gegeven aan de suggestie van de heer Oldenboom,
nl. aanhouding van dit voorstel. Ik begrijp dat hij
daarmede dit voorstel wil gebruiken als een soort hef
boom om de hele problematiek op tafel te krijgen.
Voorkomen moet echter worden dat ons kan worden
verweten dat een dergelijke handelwijze gelijk staat
aan het misbruik maken van macht. Ik heb echter be
grepen dat de strekking van de suggestie van de heer
Oldenboom is, dat de gemeenteraad eerst alles op ta
fel wil hebben, omdat er orde op zaken moet worden
gesteld. Ik sluit mij, indien mijn veronderstelling juist
is, helemaal aan bij de suggestie van de heer Olden
boom, want het is inderdaad tijd om die hele proble
matiek op tafel te krijgen.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Is er thans
reeds sprake van het mengen en opslaan van lakken in
het perceel Dorresteinweg 71?
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Het is na
tuurlijk zeer vervelend wanneer een dertigtal omwo
nenden (of meer) last heeft van geproduceerde stank
en geluidsoverlast. Nu heeft de heer De Wilde gepleit
voor een versterking van het apparaat van bouw- en
woningtoezicht. Die gedachte wordt door mij onder
steund, want de gemeente moet, wanneer zij een ver
ordening uitvaardigt, beschikken over machtsmiddelen,
zodat er voor kan worden gezorgd dat de verordening
wordt nageleefd. Daarbij zal het noodzakelijk zijn,
dat er normen kunnen worden gehanteerd. Voor
stank kunnen praktisch geen normen worden aange
legd. Je kunt wel concentraties van stank veroorza
kende chemicaliën in de lucht gaan meten, maar ik
meen dat daarover de boeken nog lang niet gesloten
zijn. Het lijkt mij nl. heel moeilijk om af te gaan op
subjectieve bevindingen van omwonenden en om
daarmede het bedrijf te dwingen tot het nemen van
maatregelen die waarschijnlijk heel grote financiële
gevolgen hebben zonder dat daarbij de garantie kan
worden gegeven, dat de stankoverlast daarmede van
de baan is.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Ik meen dat de heer Oldenboom namens de C.D.A.-
fractie reeds heel duidelijk is geweest. Inmiddels
heeft de heer Lange gesproken over het stellen van
normen en subjectieve bevindingen van omwonenden.
Ik wil eraan herinneren dat in de vorige raadsperiode
door bewoners van 't Hart zeer ernstige klachten naar
voren zijn gebracht over stank- en geluidsoverlast. Toen
is ons in de commissie openbare werken (de heer Van
Ee was daar bij) de belofte gedaan, dat de situatie zo
snel mogelijk zou worden verbeterd. Het betoog van de
heer Oldenboom van vanavond is mede afgestemd op
die toen reeds gedane beloften.
De heer LANGE: Dat bestrijd ik niet. Ik heb alleen
52