onderdoor zijn gegaan, wanneer naderhand (bijvoor
beeld over 20, 25 of 30 jaar) blijkt dat de verkeersin
tensiteit op het Soester wegennet toch de aanleg van
twee rijbanen met vier rijstroken noodzakelijk maakt.
De voor de weg te graven geul zal zo smal mogelijk
moeten zijn, maar toch wel zodanig, dat in de toe
komst eventueel de mogelijkheid bestaat, dat er een
tweede rijbaan langs kan worden gelegd. Ik spreek te
gen dat er reeds is besloten tot de aanleg van een dub
bele Centrumweg. Daarover is geen enkel besluit geno
men.
De heer VISSER: Neen, gelukkig niet, maar u moet de
maquette maar eens bekijken.
De heer LANGE: Wilt u, mijnheer Visser, alstublieft
uw mond houden?
Mevrouw de voorzitter! Ten aanzien van de lus door
Kortend (aansluitend tegenover Avia) hebben wij reeds
heel duidelijk een afspraak gemaakt. Wanneer het nu
voor de ontwikkeling van het Centrumplan noodzake
lijk mocht blijken dat er een aftakking van de Cen
trumweg komt (ergens tussen de Parklaan en de on
derdoorgang bij de spoorweg - of misschien nadat de
spoorweg aan de Kerkstraat is ondertunneld met de
lus terug), is dat natuurlijk een zaak die de verkeersaf
wikkeling in het Centrumplan heel duidelijk zal kun
nen ontlasten. Vandaar dat wij ook hebben gezegd,
dat dat punt nog moet worden onderzocht. Los daar
van blijven wij van mening dat een onderzoek naar de
noodzaak en de haalbaarheid van het totale tracé op zijn
plaats is.
In het gecombineerde overleg tussen de commissie
ruimtelijke ordening en de inspraakgroep voor het be
stemmingsplan Soest-Midden hebben wij over het win-
kelvestigingsbeleid gesproken. Tijdens dat overleg is
heel duidelijk naar voren gekomen, dat naar mijn me
ning de bestemming woonhuis op een pand dat nu
een winkelbestemming heeft, voordelen kan bieden
voor de bewoner van het winkel-woonhuis, omdat het
pand, wanneer het de bestemming winkel heeft, bij
beëindiging van het bedrijf waarschijnlijk moeilijker kan
worden verkocht en waarschijnlijk minder geld zal
opbrengen.
Wij zijn er natuurlijk voorstander van dat de onderne
mer zich kan ontwikkelen op de plek waar deze zich
naar zijn eigen overtuiging het beste kan ontwikkelen.
Dat betekent echter niet, dat wij het uitgangspunt
van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid (concen
tratie van winkelvoorzieningen voor duurzame midde
len) verlaten. Dat betekent wel dat wij van het college
willen horen hoe het in het verleden is gegaan met het
bestemmen van winkelwoonhuizen tot woonhuizen.
Wat zijn in het verleden de mogelijkheden tot uitbrei
ding geweest toen er nog sprake was van winkelpan
den? Wat is het verschil in mogelijkheden tot uitbrei
ding die de winkels nu hebben (nl. 15% op over
gangsrecht) en hetgeen in het verleden zou zijn toege
staan, wanneer het pand een winkelbestemming zou
hebben gehad? Het logische gevolg van zo'n onderzoek
je zal natuurlijk zijn, dat nu moet worden bekeken wel
ke de planologische en stedebouwkundige mogelijkhe
den zijn om een uitbreidingsmogelijkheid die uitgaat
boven 15%, alsnog toe te staan (met in het achter
hoofd het willen scheppen van uitbreidingsmogelijk
heden voor winkelvestigingen die in een pand willen
blijven zitten; rekening houdend met de voor het be
trokken gebied geldende stedebouwkundige en plano
logische mogelijkheden).
De heer De Wilde heeft de door hem ingediende mo
tie voorgelezen, maar het is mij natuurlijk niet een-
tweedrie mogelijk om een uitspraak over die motie te
doen. Ik wil de motie eerst nog eens even rustig bekij
ken. Misschien is het mogelijk om ons, nadat de heer
Van Poppelen het woord heeft gevoerd, gedurende
korte tijd de mogelijkheid te geven de motie nader te
bekijken.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik
kan mij volledig aansluiten bij het eerste deel.yan het
betoog van de heer Lange. Ik herinner eraan, dat ik op
2 juni 1977 onder meer uitdrukkelijk heb gezegd:
„Met nadruk en instemming namen wij kennis van uw
opmerking in de aanbiedingsbrief om dit plan aan te
nemen als grondslag voor de besluitvorming. Wij zien
dit als niet meer dan een richtlijn. Het plan geeft de
richting aan waarin de verschillende onderdelen van
ons samen wonen, werken, bewegen, recreatie en het
brede terrein van het welzijn dienen te worden gesti
muleerd en uitgewerkt."
Onze fractie heeft zich indertijd achter deze uitgangs
punten gesteld.
Hetgeen de heer Lange over het besluit met betrek
king tot de Centrumweg heeft opgemerkt, is juist; er
is vorig jaar niet besloten tot de aanleg van twee rijba
nen met vier rijstroken.
Wij kunnen nu wel met ons allen zeggen dat de mid
denstanders alle mogelijkheden moeten hebben, maar
ik meen dat die mogelijkheden in bestemmingsplan
nen moeten worden vastgelegd. Formeel moet wor
den vastgelegd, dat de middenstanders die verspreid
zitten, de kans krijgen hun bedrijf te vergroten. In
dien dat niet gebeurt, krijgen wij iedere keer weer dis
cussie over deze materie in de raad en dan zal vaak
moeten worden gezegd dat een uitbreiding als gevolg
van het bepaalde in het bestemmingsplan niet moge
lijk is. Nagegaan zal moeten worden of de bestem
mingsplannen op dit punt niet moeten worden her
zien.
Ik verzoek u, mevrouw de voorzitter, straks een kor
te schorsing toe te staan, opdat wij ons kunnen bera
den over de door de heer De Wilde ingediende motie.
Gisteravond hebben praktisch alle lijsttrekkers het
woord gevoerd. Toen is onder meer gesproken over de
inspraakmogelijkheden van de bevolking. Tijdens die
bijeenkomst is de belofte gedaan, dat de bevolking zo
veel mogelijk inspraakmogelijkheden zal krijgen. Nu
zit ik echter met een probleem. In het concept-ant
woord aan het Bewonerscomité Van Lenneplaan en
omgeving komt de volgende passage voor:
„de enige aanvaardbare oplossing is voor de verkeers
afwikkeling."
De bewoners krijgen morgen of overmorgen die brief,
maar ik vraag mij af hoe die bewoners die brief nu moe
ten lezen. Gisteren hebben wij allemaal plechtig beloofd,
dat wij zus en zo moeten doen en vandaag is een com
missie ad hoe benoemd, maar morgen of overmorgen
krijgen die bewoners de brief. Daardoor ontstaat
mijns inziens een onduidelijke situatie en daarover
krijg ik graag opheldering.
De VOORZITTER: Ik wil even opheldering vragen
aan u. In de brief aan het Bewonerscomité Van Len
neplaan en omgeving zeggen wij tegen de bewoners,
dat wij graag met hen willen overleggen, maar dat
De heer VAN POPPELEN: En dan staat in die brief,
dat hetgeen het gemeentebestuur heeft besloten de