lege. Na dat antwoord kom ik straks nog met een leu
ke verrassing.
De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben het
indienen van een groot aantal bezwaarschriften tegen
het ontwerp-bestemmingsplan Centrum verwacht en
op grond hiervan hebben wij tijdig zodanig organisato
rische en overige maatregelen getroffen, dat wij van
oordeel zijn het voorstel en de stukken die nodig zijn
voor de behandeling door de raad in augustus a.s. op
goede wijze en tijdig te kunnen voorbereiden en ge
reed maken. Op het ogenblik wordt er al heel hard ge
werkt aan de behandeling van de bezwaarschriften
voor zover die reeds in ons bezit waren. Eergisteren
hebben wij de rest gekregen.
Wij vinden het niet verstandig de behandeling van het
bestemmingsplan uit te stellen Integendeel. Juist met
het oog op de vele bezwaren tegen en de meningen
over het plan achten wij het van groot belang, dat de
gemeenteraad zo spoedig mogelijk een beslissing
neemt. De inwoners van deze gemeente hebben er
recht op niet langer dan strikt nodig is te moeten
wachten op het besluit van de gemeenteraad, Hierbij
komt, dat aan de raad en de commissie ruimtelijke or
dening (die daarop heeft aangedrongen) is toegezegd,
dat behandeling in deze zittingsperiode zou plaatsvin
den. Ik herinner mij, dat de fractievoorzitter van de
P. v.d. A. daarom uitdrukkelijk heeft gevraagd. Hij
heeft onder meer gezegd dat het ontwerp-bestem
mingsplan Centrum indien enigszins mogelijk door de
ze raad zou moeten worden behandeld. Technisch ge
zien is die mogelijkheid onzes inziens aanwezig.
De uitslagen van de enquete zullen aan de stukken bij
het bestemmingsplan ter behandeling door de raad
worden toegevoegd.
Evaluatie door de inspraakwerkgroep - eventueel in
overleg met de commissie ruimtelijke ordening - is on
getwijfeld goed, maar wij achten het geenszins vereist
deze evaluatie in een zodanig langzaam tempo te laten
verlopen, dat hierover eerst in het najaar 1978 verslag
zal worden uitgebracht. Het is mij bekend dat de in
spraakwerkgroep het eindverslag binnen enkele weken
zal uitbrengen. Een evaluatie van de enquete kan dan
ook onzes inziens op korte termijn plaatsvinden.
Het bestemmingsplan Centrum weg is een afzonderlijk
bestemmingsplan. Het is ons eerlijk gezegd niet duide
lijk waarom de heer Visser de vragen 5 en 6 thans
stelt. Een motivering ontbteekt. De raad heeft over de
ze weg enkele uitspraken gedaan, Er is een aantal dui
delijke uitspraken gedaan over het tracé over de Eng
heen. Een bepaalde fractie heeft duidelijke uitspraken
gedaan. Met betrekking tot het eerste deel van het
tracé bestaan naar ik meen helemaal geen moeilijkhe
den. Over het tweede deel van het tracé is door de raad
een uitspraak gedaan. Dat kon zonder nieuwe in
spraakprocedure, omdat ten aanzien van het tracé van
de Centrumweg door inspraakwetkgroepen in het ka
der van het ontwikkelingsplan al veel werk is verricht.
Wij zouden het onjuist vinden dat handelen als niet ge
daan te beschouwen. Wij hebben met de commissie
ruimtelijke ordening afgesproken, dat over het gedeel
te Kerkstraat-Birkstraat nog een gesprek zal plaatsvin
den met belanghebbenden. Ik weet dat één van de le
den van genoemde commissie zich niet heeft kunnen
verenigen met dit idee. Besloten is echter om aan de
hand van de resultaten van die gesprekken te bekijken
of en op welke wijze een inspraakprocedure in wer
king zal worden gezet, want wij moeten natuurlijk
niet alles iedere keer weer gaan overdoen.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben ver
bijsterd over uw opvatting over het ontwerp-bestem
mingsplan Centrumweg. Vanavond was de chaos in de
raad daarover al compleet; laat staan de chaos bij de
bevolking. U weigert dus uw eigen inspraaknota te vol
gen zoals het behoort.
De VOORZITTER: Dan hebt u mij niet goed beluis
terd!
De heer VISSER: Het bestemmingsplan heeft niets te
maken met het ontwikkelingsplan. Het college blijft
zeggen dat er al veel werk is verricht in het kader van
het ontwikkelingsplan. Dat is niet terecht, want dat
werk is al een tijd geleden verricht. Ik heb inmiddels
brieven gelezen waaruit blijkt dat er in het vooroverleg
heel nieuwe aspecten op tafel zijn gekomen die nog
nooit met de bevolking zijn doorgesproken. Ik denk
bijvoorbeeld aan het ingraven van de Centrumweg, met
alle invloed daarvan op de Eng. Er zou een uitermate
goed onderzoek moeten plaatsvinden; allerlei deskun
digen moeten worden geraadpleegd. De kans bestaat
dat wij straks toch weer worden overvallen door een
onverwachte tervisielegging van het plan Centrumweg.
Ik voorspel het college dan dezelfde toestanden,
want het gaat om de Eng en het college weet hoe
moeilijk de zaak van de Eng in Soest Hgt. Ik ben het
dan ook niet eens met hetgeen het college wil.
Gelet op het vorengestelde dien ik de volgende motie
in:
„De raad van de gemeente Soest
in openbare vergadering bijeen op 19 mei 1978
overwegende de volgende feiten met betrekking tot
het Centrumplan:
ten eerste:
5251 bezwaarschriften kunnen onmogelijk in een
kort tijdsbestek van hooguit 8 weken serieus op de
merites bekeken worden, temeer daar de werkzaamhe
den en het horen van de appellanten conform de in
spraaknota moeten worden verricht in de vakantiepe
riode;
ten tweede:
het alternatief ,Soesterplan' verdient een grondige stu
die en niet een behandeling (het even meenemen) bij
het Centrumplan;
ten derde:
de uitslag van de gehouden consumentenenquête dient
uitvoerig te worden geëvalueerd waarbij de inspraak
werkgroep betrokken moet worden;
ten vierde:
in zijn brief van 9 mei 1978 (in afschrift bijgevoegd)
zegt de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke
ordening: „Voorts zijn Gedeputeerde Staten noch de
Kroon bij het nemen van een beslissing omtrent goed
keuring van bestemmingsplannen van de gemeente
Soest verplicht met dit ontwikkelingsplan rekening te
houden. Wel acht ik de wijze, waarop van gemeentewe
ge voorlichting is gegeven over de totstandkoming van
het onderwerpelijke ontwikkelingsplan minder geluk
kig. Zulks heeft naar mijn mening ertoe geleid, dat
bij sommigen terzake kennelijk een misvatting is ont
staan."
ten vijfde:
gezien de onder ten vierde weergegeven mening van de
minister zal, om niet van onzorgvuldig bestuur beticht
te worden, het ontwikkelingsplan opnieuw aan de or
de moeten komen;