beurt. In de stukken die wij van het I.A.M. hebben ontvangen, staat hoe de kosten op dit moment worden verhaald. Ik ben ervan overtuigd dat als nu niet over eenkomstig hetgeen het I.A.M. wil in één keer het jaar 1977 wordt afgerond, maar er tot activering wordt overgegaan, de problemen voor de komende jaren nog veel groter zouden worden. De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Wij hebben er al een hele tijd aan besteed in de financiële commissie. Toch vrezen wij dat het op dezelfde voet doorgaat en dat wij volgend jaar weer komen te staan voor een miljoentje dat moet worden bijgepast. Men heeft zich bij het I.A.M. wat de jaren 1977 en 1978 betreft in totaal f. 3 miljoen verrekend. Dit is een be drag waar je wel even bij mag stilstaan. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik heb begrepen dat er sprake is niet van verspillingen, maar van iets dat waarde heeft voor de toekomst. Dat is een reden om het te activeren. Daarvan zegt wethou der Ebbers dat dat niet kan, omdat de prijs het niet kan verdragen. Dat is misschien waar, ware het niet dat het I.A.M. monopolist is wat een vrij groot aantal programma's betreft. Dat wil zeggen dat degenen die van de desbetreffende diensten van het I.A.M. gebruik maken, bij een ander niet terechtkunnen en niet we gens een te hoge prijs bij het I.A.M. zullen wegblijven. Wethouder EBBERS: Het is niet een kwestie van prijs vorming, mevrouw de voorzitter. Het is gewoon een kwestie van deelnemen aan. Wanneer iemand zich aan meldt als lid van de onderhavige gemeenschappelijke regeling, mag je verwachten dat hij ook gebruik maakt van de diensten die in dit kader kunnen worden geboden. Dat heeft niets met een monopoliepositie te maken, maar is een vrijwillige deelneming aan de ge meenschappelijke regeling. Het I.A.M. heeft inderdaad wat een aantal programma's betreft een monopoliepo sitie, maar elke gemeente is vrij om zich wel of niet bij het I.A.M. aan te sluiten. De gemeenten die zich bij het I.A.M. aansluiten hebben de consequenties daarvan te aanvaarden. Ik wijs erop dat in onze antwoordbrief onder meer staat: „De gemeenteraad verwacht dat u alles in het werk zal stellen binnen redelijke tijd uit de „rode" cijfers te ge raken." Er staat weer een meerjarenbegroting op stapel. Daarin zal het omslagpunt nader aan de orde worden gesteld. De nieuwe meerjarenbegroting komt ook aan de orde in onze gemeenteraad, die dan zelf kan beoordelen welke garanties er zijn en hoe het I.A.M. uit de rode cijfers denkt te komen. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik dacht dat de door de heer Storimans voorgestelde toevoeging ons aller instemming zou kunnen hebben. Is de wethouder het hiermede eens? Wethouder EBBERS: Neen, mevrouw de voorzitter, daar ben ik het niet mee eens. De VOORZITTER: O. De heer STORIMANS: Kunnen we de zaak nu niet aanhouden om haar nog eens in de financiële commis sie te behandelen? Wethouder EBBERS: Neen. Wij moeten wel een brief schrijven. De zaak komt in het algemeen bestuur van het I.A.M. Ik zou wel graag een reactie van de raad hebben. Als de raad zich achter de door de heer Sto rimans voorgestelde toevoeging stelt, mevrouw de 140 voorzitter, wordt de antwoordbrief daarmede aange vuld en vervolgens verzonden. Maar ik ben het er niet mee eens. De VOORZITTER: De moeilijkheid is natuurlijk dat als wij zo laat zo iets op onze tafel krijgen, wij er in het college niet even over kunnen overleggen. Ik per soonlijk en enige collegeleden aan mijn rechterzijde hebben geen moeite met de door de heer Storimans voorgestelde toevoeging. Wethouder EBBERS: Ik wel. De heer DE WILDE: Dit kan toch ook geen besluit vorming zijn, mevrouw de voorzitter? In de financiële commissie heeft iemand van het I.A.M. ons uitgelegd hoe het allemaal in elkaar zit. Wij hebben er in de commissie uit-en-ter-na over gesproken. Ook ik ben ontzet door de toestand. Ik begrijp best dat de heer Storimans probeert er een vinger achter te krijgen, maar wij zijn op het ogenblik bezig dingen te doen die wij zelf niet kunnen overzien. Daar heb ik erg veel be zwaar tegen. De zienswijze die de heer Storimans na mens zijn fractie nu in ons midden heeft gelegd, had ook in de financiële commissie naar voren moeten wor den gebracht. Ik begrijp best dat het kan voorkomen dat men in een fractie tenslotte tot een andere conclu sie komt, maar bij een zo ingrijpende zaak als de on derhavige zou ik zeggen: Leg het dan op het bord van het college. Het college is er natuurlijk ook mee bezig; het spreekt terzake over bevriezing en dergelijke. Het betreft hier een vrij gecompliceerde aangelegenheid waar wij toch met wat te globale kreten niet uitko men. Wij moeten oppassen met zo'n zaak. Ik zou er veel meer voor voelen dat de antwoordbrief wordt verzonden zoals hij ons in ontwerp is voorgelegd en dat daarnaast de heer Ebbers de ongerustheid van de gemeente mondeling overbrengt. Ik zou er geen be zwaar tegen hebben om wanneer wij vinden dat de zaak in de financiële commissie niet voldoende is be sproken, de zaak in de eerstvolgende vergadering van de financiële commissie nog eens te bespreken en daar bij ook de door de heer Storimans naar voren gebrach te gedachtengang te betrekken, maar ik zou het on verstandig vinden om de laatstbedoelde gedachten- gang nu in de antwoordbrief te verwerken. De heer STORIIVÏANS: Daarmede kan ik akkoord gaan, maar de door mij naar voren gebrachte toevoe gingen zijn ingegeven doordat de vorige keer in de fi nanciële commissie de antwoordbrief die nu in con cept voorligt, er niet was. Wethouder EBBERS: Daar heeft u gelijk in. Maar wij hebben toen wel uitvoerig de intentie van de antwoord brief besproken en ik meen dat de antwoordbrief zoals hij nu voorligt, de toen besproken intentie weergeeft. Er is toen niet gezegd: De gemeenteraad kan alleen akkoord gaan met de jaarrekening 1977 en de 2e wijzi ging 1978, indien u aan de eerder genoemde verzoe ken voldoet. Want dat is altijd nog een zaak van het al gemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling. De heer DE WILDE: Wij waren niet enthousiast over de afschrijving ineens, mevrouw de voorzitter, maar tenslotte hebben wij gezegd: Deze mogelijkheid is van de slechte mogelijkheden waarschijnlijk de minst slechte; laten we het zo maar doen. Maar wij kunnen over de zaak zelf best nog even spreken in de volgen de vergadering van de financiële commissie. De VOORZITTER: Goed. Mag ik een en ander dan zo samenvatten, dames en heren, dat u tegen de ant woordbrief zoals wij hem in ontwerp hebben voorge-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 141