Kan dat schriftelijk gebeuren? Ik vraag dit omdat de ervaring is dat men vaak via de telefoon te horen krijgt dat wat men wil niet mag en dat er dan geen dui delijke reden wordt vermeld. Men kan er later ook moeilijk op terugkomen als het mondeling gebeurt. Ik stel daarom voor dat in lid 4 ook wordt vermeld dat het schriftelijk gebeurt. Dit lijkt mij ook van belang met het oog op de mogelijkheid dat men bij de raad in beroep gaat. Artikel 55 gaat over geluidshinder en storing door elektrische apparatuur. Er wordt in Soest gelukkig niet zo veel gedemonstreerd als in Den Haag, maar als er in Den Haag een demonstratie is, is het geen punt dat er dan via wat elektrische apparatuur wat harder wordt gesproken, terwijl de laatste keer bij Soester- berg de ervaring was, dat er weliswaar vergunning was verleend voor een demonstratie, maar dat men een dag van tevoren via een telefoontje van het gemeentehuis te horen kreeg dat de geluidswagen niet mocht worden gebruikt. Ik vind het bij een demonstratie toch wel een essentieel iets, dat iemand die een redevoering houdt, gebruik kan maken van elektrische apparatuur, omdat het anders moeilijk te doen is. Ik vind het ook een beetje flauw om een dag van tevoren op te bellen met de boodschap dat er geen geluidswagen mag worden gebruikt. Ik geef het college in overweging met betrekking tot artikel 55 een ontheffingsbepaling te laten gelden en als iemand in verband met een demonstratie in Soest vriendelijk vraagt of er een geluidswagen of andere elektrische apparatuur mag worden gebruikt, inderdaad ontheffing te verlenen. Bij een vredige demonstratie lijkt mij dat helemaal niet zo hinderlijk voor die ene zaterdagmiddag dat er in Soest wordt gedemonstreerd. In het begin van het besluit staat: „Algemene Veror dening der gemeente Soest", terwijl aan het eind van het hele verhaal staat „Algemene Plaatselijke Verorde ning Soest". Wat is het nu? Ik veronderstel: Algemene Plaatselijke Verordening Soest. Maar moet dit dan niet ook op de eerste bladzijde van het besluit staan? De VOORZITTER: Ik denk dat wij het eerste bedoe len, maar daar kunnen wij het samen nog over eens worden. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Wij hebben over het onderhavige onderwerp in de juridische com missie heel uitgebreid gesproken. Ik meen dat wij er daar zelfs drie a vier uur aan hebben besteed. Toch geloof ik dat het wel van belang is om er nu in de raad eerst een algemene opmerking over te maken, omdat wij hier toch een belangrijk - zo niet het belangrijkste - stuk gemeentelijke wetgeving met elkaar aan het be handelen zijn. Vele plichten, geboden en verboden worden de burger opgelegd. Het lijkt een droge mate rie, maar ik dacht dat het belang, ook voor de burger, bepaald niet mag worden onderschat. Ik ben dan ook blij met de door u in de juridische commissie gedane toezegging, dat er over deze algemene verordening een stuk in ons voorlichtingsblad zal komen waarin de be langrijkste punten naar voren zullen worden gebracht. Ik geloof nl. dat het heel belangrijk is dat de wijzi gingen en de belangrijkste punten die in de verordening staan, op een goede manier via de gemeentelijke voor lichting de burger worden bekend gemaakt. Artikel 19 van de verordening betreft de meldingsplicht bij demonstraties. Ik ben er blij mee dat er nu sprake is van een meldingsplicht en dat de tot nu toe geldende vergunningsplicht hiermede komt te vervallen. De ter mijn van de melding is in dit artikel bepaald op 48 uur. In de juridische commissie heb ik gepleit voor een termijn van 24 uur. Ik wil dit nu nog eens doen, mede omdat ook in de model-A.P.V. een termijn van 24 uur in acht genomen wordt. Het lijkt mij dat een termijn van 24 uur toch voldoende moet zijn om de nodige or ganisatie etc. die bij de gemeente noodzakelijk wordt geacht, op gang te krijgen. Ten aanzien van artikel 41, het zogenaamde kladver bod, wil ik het niet over het kladverbod, maar over de door u toegezegde aanplakmogelijkheden hebben. Enige raadsvergaderingen geleden is er bij de behan deling van een brief toegezegd dat in de A.P.V. de mogelijkheid van aanplakken geregeld zou worden. Nu staat in artikel 41 alleen dat het verboden is het een en ander te bekladden. Het lijkt mij dat dit arti kel de plaats is om een mogelijkheid open te stellen. Artikel 50 betreft een vergunningsplicht ten aanzien van vermakelijkheden in voor publiek toegankelijke zaken. Ik geef het college in overweging hier toch een meldingsplicht te laten gelden. Ik wijs erop dat er in de model-A.P.V. terzake van een meldingsplicht sprake is. De meldingsplicht is zwakker dan de ver gunningsplicht en lijkt mij voor de zaken in kwestie voldoende. In artikel 94, betreffende de openbare zedelijkheid, wordt artikel 250bis van het Wetboek van Strafrecht genoemd. Ik herinner mij dat wij aan het eind van de desbetreffende discussie in de juridische commissie tot de conclusie zijn gekomen dat artikel 250bis niet meer wordt toegepast en ik dacht dat wij op grond daarvan artikel 94, dat een iets bredere strekking heeft, zouden laten vervallen. De heer VISSER: Ja, want anders moetje het een en ander gaan sluiten in Soest. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter. Artikel 104 van de verordening luidt als volgt: „Het is verboden een lijkwagen of lijkauto in het openbaar te gebruiken voor een ander doel, dan waar voor deze bestemd is". Wij hebben het er in de juridische commissie al over gehad dat er geen enkel bezwaar tegen is wanneer lijk- auto's voor andere doeleinden worden gebruikt. Op grond daarvan kunnen wij dit artikel rustig schrappen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Wij hebben in de juridische commissie inderdaad uitvoerig over de verordening gesproken en ik zal er nu dan ook heel kort over zijn. De opmerkingen die ik over de artikelen zal maken zijn voornamelijk afkomstig van de leden van de poli- tiecommissie die de verordening, ofschoon ze niet in de politiecommissie is geweest, hebben bestudeerd. Je zou je overigens kunnen voorstellen dat een politie verordening ook in de politiecommissie zou worden behandeld. Maar goed, ik zal de opmerkingen doorge ven. Ik breng in herinnering dat wij in de juridische com missie hebben afgesproken dat in Op't Hoogt in een aantal populaire artikelen de verordening zal worden toegelicht, omdat het natuurlijk voor de burgers ont zettend moeilijk is om te weten waaraan zij zich heb ben te houden op grond van de bijna 160 bepalingen, die zij verder niet onder ogen krijgen. Ik zou erom willen vragen, dat er in het eerste desbetreffende arti kel in Op't Hoogt de nadruk op wordt gelegd dat het er niet om gaat de burgers een enorm aantal beperkin-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 146